De Europese Centrale Bank (ECB) verhoogde vorige week haar depositorente met 25 basispunten tot 3,25 procent. Toch krijgt de spaarder in ons land vaak niet meer dan 1 procent rente van zijn bank. Dat betekent dat hoogstens een derde van de stijgende beleidsrente doorgegeven wordt aan de spaarder.
De Belgische banken laten zich niet makkelijk verleiden tot een betere vergoeding voor spaargeld. Nochtans zijn spaardeposito’s voor hen de goedkoopste financieringsbron. Maar op een slappe kredietmarkt hebben ze geen extra liquiditeiten nodig. Ze hebben ook jarenlang leningen toegekend tegen een heel lage rentevoet. Voor de banken is het niet of slechts mondjesmaat verhogen van de spaarrente een daad van goed bedrijfsbeleid, waardoor ze hun rentemarge en hun winstgevendheid in stand houden.
Critici wijzen op de miljardenwinsten die de banken boeken en op de riante 3,25 procent die ze krijgen voor geld dat ze werkeloos bij de ECB parkeren. En dat er nauwelijks banken zijn die zich als prijsbreker profileren op de Belgische spaarmarkt, is het gevolg van de jaren van negatieve beleidsrente, waardoor spaargeld verlieslatend was voor de banken.
Solide banken zijn belangrijk voor de draagkracht van onze economie. Tijdens de coronapandemie hebben ze de gezinnen en de bedrijven door de crisis geholpen door het verlenen van betalingsuitstel en overbruggingskredieten. Die banken scherpen nu hun kredietvoorwaarden aan, waardoor ze minder gemakkelijk leningen verstrekken. Een spectaculaire verhoging van de spaarrente zou die beweging naar kredietschaarste alleen maar versterken. Een riante vergoeding voor spaarders is economisch bekeken niet noodzakelijk goed nieuws.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier