In het federaal regeerakkoord staan belangrijke hervormingen van het mobiliteitsbudget. Wat weten we al over de concrete veranderingen?
Het mobiliteitsbudget, dat in 2019 in het leven is geroepen, maakt het mogelijk dat werknemers hun salariswagen inruilen voor een budget dat ze vrij kunnen verdelen over verschillende vervoersmiddelen. Het doel is de drukke autoverkeersstromen van en naar het werk aan te pakken en milieuvriendelijke alternatieven te promoten, zonder impact op de loonkosten voor de werkgever.
1 Waaraan kan het mobiliteitsbudget worden gespendeerd?
De werkgever beslist of hij het mobiliteitsbudget aanbiedt aan zijn werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen – al gelden er voorwaarden en uitzonderingen. De werknemers zijn vrij om in te gaan op dat aanbod.
Medewerkers die recht hebben op een bedrijfswagen, kunnen het budget dat hun werkgever daarvoor ter beschikking stelt vrij verdelen over drie opties: een milieuvriendelijke wagen (elektrisch of – voorlopig nog – een wagen met een CO2-uitstoot van maximaal 95 gram per kilometer); duurzame vervoersalternatieven zoals openbaar vervoer, een fiets, een step, carpoolen, autodelen en huisvestingskosten; en een resterend deel in cash. Elk van die drie opties ondergaat een andere sociale en fiscale behandeling.
2 Hoe wordt het mobiliteitsbudget belast?
De sociale en fiscale behandeling van de eerste pijler, de milieuvriendelijke bedrijfswagen, is identiek aan die van de klassieke salarisauto. Elke besteding voor de tweede pijler van duurzame mobiliteitsalternatieven is voor alle partijen vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.
Lees ook: Welke gevolgen heeft het regeerakkoord voor de autofiscaliteit?
De derde pijler, het restsaldo in cash, is vrijgesteld van belasting, maar wel onderworpen aan een werknemersbijdrage aan de sociale zekerheid van 38,07 procent. Ter compensatie wordt het saldo opgenomen in de berekeningsbasis voor de ziekte- en werkloosheidsuitkering en telt het mee voor de pensioenopbouw.
3 Hoe populair is het mobiliteitsbudget?
Het systeem wint aan populariteit. Volgens de hr-dienstenverlener Acerta koos vorig jaar 3,4 procent van de werknemers met recht op een bedrijfswagen voor het mobiliteitsbudget. Dat is ruim drie keer zoveel als in 2020: toen lag het percentage op 1,1 procent.
Starters tonen een meer dan gemiddelde interesse in het mobiliteitsbudget, net zoals mensen die pas van werkgever zijn veranderd. Maar het afgelopen jaar zat de groei vooral in de leeftijdscategorie van veertig- tot vijftigjarige werknemers. “Vaak zijn hun kinderen het huis uit, zetten ze de stap naar een appartement in het centrum en wordt een auto minder een must”, zegt Karolien Van Herpe, mobiliteitsexpert bij Acerta.
BEKIJK – Mobiliteitsbudget populair om lening of huur mee af te betalen
De studie brengt ook een evolutie bij de werkgevers aan het licht: van de ondernemingen die bedrijfswagens aanbieden, stelde vorig jaar 3,23 procent het mobiliteitsbudget ter beschikking aan zijn personeel. In 2021 was dat nog slechts 1,5 procent. Het mobiliteitsbudget is dus aan een opmars bezig, maar de weg is nog lang. De aangekondigde hervormingen moeten voor een extra stimulans zorgen.
4 Wat verandert op korte termijn?
De federale regering wil alle ondernemingen die bedrijfswagens ter beschikking stellen vanaf 2026 verplichten om het mobiliteitsbudget aan te bieden. Werknemers mogen nog altijd vrijwillig opteren voor een klassieke bedrijfswagen of een duurzamer alternatief.
‘Werkgevers doen er goed aan zich voor te bereiden. Dat betekent: hun mobiliteitsbeleid onder de loep nemen’
Er is nog geen wetsontwerp om het systeem te hervormen. De voorlopige informatie daarover is gebaseerd op de inhoud van het regeerakkoord. “Werkgevers doen er hoe dan ook goed aan zich voor te bereiden”, adviseert Ellen Lammens, juridisch adviseur bij Acerta. “Dat betekent: hun mobiliteitsbeleid onder de loep nemen, tijdig uitbreidingen van hun mobiliteitsaanbod plannen en daarover duidelijk communiceren naar hun werknemers.”
5 Wat verandert op lange termijn?
Op lange termijn zou de regering het gebruik van het mobiliteitsbudget verder willen uitbreiden. “Het zou in de toekomst niet langer vereist zijn dat een werknemer recht heeft op een bedrijfswagen”, zegt Ellen Lammens. “Dat zou dus betekenen dat iedereen kan instappen in het mobiliteitsbudget. Het zou de keuzevrijheid aanzienlijk vergroten en alle werknemers de kans bieden hun mobiliteit beter af te stemmen op hun persoonlijke situatie.”
“Voorlopig blijft nog onduidelijk hoe het mobiliteitsbudget zal worden berekend voor medewerkers die geen recht hebben op een bedrijfswagen. Zal er een standaardbedrag gelden? Wordt er rekening gehouden met de functie, de sector, het loonpakket of de woon-werkafstand? Verschillende opties zijn mogelijk, maar er is nog niets concreet.”
De uitbreiding zal naar verwachting pas na 2026 worden ingevoerd. De regering wil eerst focussen op de verplichting van het mobiliteitsbudget in zijn huidige vorm voor werknemers die al recht hebben op een salariswagen.
6 Komt er een administratieve vereenvoudiging?
Ja. Die vereenvoudiging kan bijvoorbeeld leiden tot uniforme vergoedingsvormen en digitale tools voor het indienen van de kosten. Zo’n vereenvoudiging zou niet alleen de administratieve lasten verlagen, maar zou ook de rechtszekerheid van het systeem versterken.
Lees ook: Zo vult u uw vergoedingen voor woon-werkverkeer in op uw belastingaangifte
7 Blijven de fiscale voordelen behouden?
De fiscale en parafiscale voordelen van het mobiliteitsbudget blijven in de eerste fase behouden, zodat duurzame mobiliteit ook in de toekomst aantrekkelijk blijft. “In het regeerakkoord staat dat voor het mobiliteitsbudget 2.0 een fiscaal gunstige behandeling zal worden uitgewerkt, om de aantrekkelijkheid van het nieuwe systeem te garanderen”, zegt Ellen Lammens. “De details zijn nog niet bekend.”
“Los van de wijzigingen die zijn aangekondigd in het regeerakkoord, was al gepland dat enkele regels binnenkort worden aangescherpt. Zo kunnen vanaf 2026 – in lijn met de hervormde autofiscaliteit – enkel nog volledig elektrische wagens worden gekozen in de eerste pijler. Dat geldt ook voor de gemotoriseerde vervoermiddelen die als bestedingsmogelijkheid zijn opgenomen in de tweede pijler, zoals carpooling en autodelen.”
“De tweede pijler biedt vandaag een brede waaier aan alternatieven, maar het is nog niet duidelijk of die lijst nog wordt uitgebreid dan wel ingeperkt. De bestedingen in die pijler blijven in de nabije toekomst hoe dan ook vrijgesteld van belastingen en sociale bijdragen. Het is nog niet bekend of er bijvoorbeeld plafonds worden ingevoerd voor bepaalde uitgaven in deze categorie. De derde pijler, het resterende cashbedrag, blijft voorlopig vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing, maar blijft onderworpen aan een vaste sociale bijdrage van 38,07 procent.”