Waarom niemand weet wat een aanvullend pensioen precies opbrengt

© Getty Images/Vetta
Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

Er mogen dan wel 4,3 miljoen Belgen zijn met een aanvullend pensioenplan, niemand kan eraan uit hoeveel haar of zijn plan opbrengt en welk kosten de beheerders ervoor aanrekenen.

Naast onbekendheid en ongelijkheid (lees twee voorgaande artikelen in dit dossier) is ook transparantie een probleem, vandaar de nieuwe transparantiewet die vorig jaar gestemd is. Er zijn grote verschillen tussen wat de verzekeraars en de IBP’s (pensioenfondsen) bekendmaken over de kosten en rendementen van hun plannen. Pensioenfondsen publiceren daar jaarlijks een transparantieverslag over met cijfers en extra uitleg. Zo leest men in het verslag van het pensioenfonds metaal OFP dat het in 2022 een beleggingsresultaat van -12,6 procent neerzette, dat de algemene bedrijfskosten voor dat jaar goed waren voor 2,6 procent van de ontvangen bijdragen en dat de financiële kosten voor het beheer van de portefeuille afklokten op 0,29 procent van de totale portefeuille.

Tasten in het duister

In de plannen van de meeste verzekeraars is niets van dat alles terug te vinden. Van hen krijgen de aangeslotenen alleen een jaarlijkse fiche met de stand van de reserves, de maandelijkse premies die in het plan gestort worden en nog wat bijkomende informatie. Maar nergens is te vinden hoeveel kosten er van die maandelijks gestorte premies zijn afgegaan, noch welk rendement er dat jaar werd gerealiseerd en wat de eventuele winstdeelname was.

Zicht krijgen op de kosten is zeker relevant, want ze kunnen sterk verschillen.

In sommige gevallen krijgen de werkgevers van hun verzekeraar of makelaar jaarlijks een overzicht van de kosten, het rendement en de eventuele winstdeelname. Werknemers die graag die informatie hebben, moeten die via hun werkgever zien te bemachtigen.

Zicht krijgen op de kosten is zeker relevant, want ze kunnen sterk verschillen. Uit een studie van financiële toezichthouder FSMA over aanvullende pensioenplannen op sectorniveau, blijkt dat de toeslagen die verzekeraars afhouden van de gestorte premies zeer uiteenlopend zijn, van een halve procent van de jaarlijkse premies tot eentje van 18 procent. Iets meer dan de helft zit onder de 2 procent kosten, de rest daarboven.

De kosten bij de IBP’s lagen in 2021 gemiddeld rond 2,4 procent van de gestorte bijdragen van dat jaar. Dat is meer dan een verdubbeling tegenover tien jaar eerder, wat waarschijnlijk te wijten is aan de toegenomen regelgeving.

In verhouding tot de totale reserves liggen de kosten bij de IBP’s op 0,15 procent tegenover 0,19 procent bij de verzekeraars, volgens FSMA.

VZW’s en aandeelhouders

“De handicap bij de verzekeraars is de transparantie over de kosten”, zeggen verschillende expert die we voor dit artikel spraken. “Ook de berekeningen van de rendementen zijn er minder doorzichtig dan bij de IBP’s.”

Veel insiders zijn ervan overtuigd dat de IBP’s een voorsprong hebben op de verzekeraars in transparantie. “Het bestuur van heel veel pensioenfondsen is paritair samengesteld. De vakbonden die erin zitten willen duidelijkheid voor hun leden en zijn alerter op zaken zoals kosten en rendemementen”, zegt een oud-bestuurder bij een IBP.

Ook voor de inspraak is het anders. “Bij een verzekeraar heeft een werkgever niets te zeggen. Het plan dat de verzekeraars aanbieden, is vaak te nemen of te laten, met wat onderhandelingsmarge hier en daar. Bij een IBP organiseer je de pensioentoezeggingen op maat van de onderneming of sector. Dat vergroot de betrokkenheid”, zegt een andere expert.

Ondanks die verschillen en de inspanningen die al geleverd zijn om de betrokkenheid te verhogen, is de weg nog lang. Al is dat geen taak voor alleen aan werkgevers, maar voor heel de sector. “Meer transparantie verandert niets aan de complexiteit en techniciteit van de aanvullende pensioenen. De verantwoordelijkheid om die te doorgronden wordt nog te vaak bij de aangeslotenen en de werkgevers gelegd”, besluit een van de experts.

Rendement is belangrijker dan premies

Een paar snelle berekeningen tonen aan dat niet zozeer de hoogte van de jaarlijkse premies in een aanvullend pensioenplan van tel is, maar wel het rendement dat daarop gehaald wordt.

Stel dat uw werkgever u 3.000 euro per maand betaalt, en daarvan 3 procent in een pensioenplan met een jaarrendement van 1,75 procent stopt. Na een carrière van 45 jaar zal u dan net geen 74.000 euro uitgekeerd krijgen. Als van hetzelfde loon 6 procent wordt gestort in hetzelfde plan, dat krijgt u na 45 jaar 148.000 euro extra pensioen. ‘Slechts’ een verdubbeling dus, terwijl u door de samengestelde intrest misschien wel meer zou verwachten.

Maar stel dat het rendement van dat plan stijgt naar 5 procent, dan is het eindkapitaal in een plan van 3 procent van het loon 178.000 euro. In een plan met 6 procent van het loon klokt dat af op 356.000 euro.

De grootste winst is dus te halen met een hoger rendement, en minder met hogere premies.

Checklist voor uw aanvullend pensioen

Om een eerste snelle beoordeling te maken van een aanvullend pensioenplan tijdens een sollicitatie of op een ander moment, zijn dit enkele vragen die richting geven voor een verdere analyse.

– Welke type plan is het: vaste prestatie, vaste bijdragen of cash balance?

– Welk type pensioeninstelling beheert het plan van de werkgever: een verzekeraar of een IBP?

– Hoeveel procent van het loon stort de werkgever in dat plan? Zijn er ook bijdragen op conto van de werknemer?

– In het geval van een IBP, welke informatie staat er in het transparantieverslag over de jaarlijkse kosten, rendementen en eventueel beleggingsbeleid?

– In het geval van een verzekeraar, is die informatie over kosten en rendementen jaarlijks beschikbaar en op te vragen bij de werkgever?

– In het geval van een verzekeraar, welke rendementen gelden er voor de premies gestort in een bepaald jaar?

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content