Aanvullende pensioenplannen: een verborgen pot van 105 miljard

Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

Het aanvullende pensioen – de zogenoemde tweede pijler – is goed ingeburgerd in ons land. Tegelijk is het weinig bekend bij wie ervan geniet, nodeloos complex, ongelijk verdeeld en allesbehalve transparant. Dat zorgt voor frustraties en imagoproblemen.

Zo’n 4,3 miljoen mensen in ons land zijn aangesloten bij een aanvullend pensioenplan, zij het als werknemer (86 procent), of als zelfstandige (8 procent) of soms als beide (6 procent). Daarmee heeft 76 procent van de Belgische beroepsbevolking een aanvullend pensioen, goed voor een totale pensioenpot van 105 miljard euro.

Onbekend en onbemind… onterecht

Maar de tweede pijler kampt met een imagoprobleem. De voornaamste redenen zijn de complexiteit en de gebrekkige transparantie. PensioPlus – de sectororganisatie van de pensioenfondsen – en Assuralia – die van de verzekeraars – lieten in 2021 een studie uitvoeren onder 18- tot 40-jarigen over hun kennis van de drie pensioenpijlers in ons land. De algemene score was 5,4 op 10, wat “dramatisch laag is”, concluderen de onderzoekers. Gepeild naar hun kennis over het aanvullend pensioen, zei 24 procent van de respondenten dat die goed is. Voor de derde pijler – het klassieke pensioensparen – was dat 40 procent.

Die onbekendheid zorgt bij de werkgevers voor frustraties. Tenslotte financieren zij de aanvullende pensioenplannen. “Zij storten een deel van het loon in die plannen, nemen daar risico mee, maar stellen tegelijk vast dat het een vrij onbekend deel blijft van het loonpakket, in vergelijking met andere extralegale voordelen zoals maaltijdcheques of een cafetariaplan”, zegt een ex-bestuurder van een pensioenfonds.

Aanvullende pensioenplannen zijn bij veel bedrijven een vast onderdeel van het verloningspakket, net zoals maaltijdcheques, een bedrijfswagen, IT-materiaal of andere verzekeringen. Maar het is het minst bekende en begrepen onderdeel. “Stel dat je twee verloningspakketten aanbiedt. Eentje met een bedrijfswagen, maaltijdcheques en een aanvullend pensioenplan waarin 3 procent van het loon wordt gestort. Het andere plan biedt een kleinere bedrijfswagen, geen maaltijdcheques en een aanvullend pensioen met premies ten belope van 6 procent van het loon. Dan zie je dat de meeste mensen voor dat eerste kiezen”, zegt een van de experts. Het illustreert hoe mensen de afweging maken tussen koopkracht nu en koopkracht na hun pensioen, en daarbij meestal kiezen voor het eerste.

Het is ook aan de werkgevers om zoveel mogelijk aspecten van het aanvullende pensioen zo tastbaar en duidelijk mogelijk te maken voor hun werknemers. “Ik ken een werkgever die bij sollicitaties een simulatie maakt van het kapitaal dat een werknemer met zijn aanvullend pensioenplan kan opbouwen. Dat is een mooie manier om je als werkgever te onderscheiden”, geeft een insider als voorbeeld. “Veel werkgevers zetten in op welzijn op het werk, steeds meer ook op financieel welzijn. Dat kunnen ze onder meer doen met een goed aanvullend pensioenplan en door dat duidelijk toe te lichten.”

Onverschillig

Er zijn twee partijen die zulke plannen beheren: verzekeraars en pensioenfondsen. Die laatste worden ook wel instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen genoemd, kortweg IBP’s. Het merendeel van de totale pot, een goede 86 miljard euro, wordt door 25 verzekeraars beheerd. De overige 19 miljard door zo’n 138 IBP’s. Die laatste zijn vooral georganiseerd op sectorniveau, bijvoorbeeld in de metaal- en de bouwsector

Het principe is bij beide pensioenbeheerders hetzelfde. Maandelijks stort de werkgever een bepaald bedrag, bijvoorbeeld een percentage van het loon, in een aanvullend pensioenplan. Die reserves, zoals dat in pensioenjargon heet, worden dan beheerd en belegd door ofwel een verzekeraar ofwel een IBP.

De sommen geld die men in een aanvullend pensioen opbouwt, zijn te groot om er als aangesloten werknemer of inrichtende werkgever onverschillig tegenover te staan. Om die onverschilligheid tegen te gaan, probeert de overheid al langer om mensen er meer over te informeren. MyPension, de overheidswebsite waar iedereen de toestand van haar of zijn wettelijk en aanvullend pensioen kan raadplegen, is daar het beste voorbeeld van.

Een nieuw initiatief is de transparantiewet voor aanvullende pensioenplannen die sinds februari vorig jaar geldt. Die legt de beheerders nieuwe rapporteringsverplichtingen op voor de fiches die opgesteld worden via MyPension. “Vanaf 2026 zal er meer gedetailleerde informatie op de pensioenfiches komen, over de kosten en het rendement. Je zult jaarlijks een overzicht krijgen van je totale reserves aan het begin van het vorige jaar, de premies die er in dat jaar zijn bijgekomen, alle kosten die van die premies zijn afgegaan, het rendement van dat jaar en tot slot je totale reserves aan het einde van dat jaar”, legt een expert uit.

“Veel van die verplichtingen gelden al voor IBP’s, maar voor de verzekeraars nog niet. De nieuwe wet zorgt voor een gelijkschakeling in transparantie”, voegt een andere toe.

‘Ik kan er zelfs niet aan uit’

De meningen zijn verdeeld of die grotere transparantie een goede zaak is. “Je kunt je de vraag stellen of dat informatie is waar de aangeslotenen op zitten te wachten. De meesten willen gewoon weten hoeveel ze aan het einde van de rit opgebouwd hebben. Het heeft weinig nut om hen te overladen met gedetailleerde informatie over kosten, rendementen en beheer”, zegt een van de deskundigen. “In veel gevallen heb je als aangeslotene ook weinig zeggenschap over hoe je aanvullend pensioenplan wordt vormgegeven. Waarom zou je gedetailleerde informatie willen over iets waar je niks kunt aan veranderen”, voegt een andere expert toe.

‘Veel werkgevers zetten in op welzijn op het werk, steeds meer ook op financieel welzijn. Dat kunnen ze onder meer doen met een goed aanvullend pensioenplan en door dat duidelijk toe te lichten’

Sommigen vrezen een averechts effect. “Men beschouwt de verzekeringswereld vaak als weinig transparant en zegt dan dat die daarom beter gereguleerd moet worden. Maar hoe meer regels, hoe onduidelijker het soms wordt”, klinkt het. “Hoe meer tijd de IT en andere afdelingen moeten besteden aan de verwerking van nieuwe regelgeving, hoe minder tijd er is voor projecten die een werkelijke meerwaarde bieden voor de klanten.”

Niet iedereen denkt daar zo over. “Ik zit zelf in de sector en ik kan er zelfs niet aan uit hoe mijn reserves van het ene op het andere jaar veranderen. Extra transparantie daarover is dus zeker een goede zaak”, zegt iemand bij een groot makelaarskantoor. “Een klein verschil in bijvoorbeeld kostenpercentage of rendement gedurende een loopbaan van meer dan 40 jaar kan aan het einde van de rit een grote impact hebben op het uiteindelijke kapitaal. Mensen onderschatten dat. Dus is het goed om daar de aandacht op te vestigen”, zegt nog iemand anders. “Let wel, kosten zijn belangrijk maar bepalen niet alles. De behaalde rendementen zullen een veel grotere impact hebben op het uiteindelijke resultaat.”

Ook voor de financiers van al die pensioenplannen, zijnde de werkgevers, is meer duidelijkheid en transparantie een goede zaak, zeker voor vasteprestatieplannen (zie kader Geen aanvullend pensioenplan is gelijk). Elke extra procent kosten erbij of rendement eraf moet de werkgever bijpassen om de uiteindelijke pensioenprestatie te halen die hij aan zijn werknemer beloofd heeft. Ook voor de andere types plannen is dat van tel.

De sommen geld die men in een aanvullend pensioen opbouwt, zijn te groot om er als aangesloten werknemer of inrichtende werkgever onverschillig tegenover te staan.

Al zijn er nog andere aspecten aan de tweede pijler die de werkgevers bezighouden. “De harmonisering van het bediende- en arbeidersstatuut heeft een grote impact op de aanvullende pensioenplannen. Die moeten ook geharmoniseerd worden. En daarnaast is er nog de rendementsgarantie waar werkgevers verantwoordelijk voor zijn. Die twee zaken houden hen meer bezig dan transparantie”, zegt iemand in werkgeverskringen.

Lees ook:

Partner Content