Aan de slag als vrijwilliger: wat met uw verzekering?

Filip Michiels Freelancejournalist

Mondmaskers stikken voor het goede doel of boodschappen doen voor ouderen: overal duiken vrijwilligers op. Kan iedereen zomaar als vrijwilliger aan de slag? En hoe goed is een vrijwilliger beschermd of verzekerd?

“Toen er van corona nog geen sprake was, zaten er zowat 16.000 kandidaat-vrijwilligers in onze database. Vandaag zijn dat er ruim 55.000”, vertelt Bart Wolput. Hij is de oprichter en algemeen directeur van Give a Day, een platform dat vrijwilligers in contact brengt met organisaties die op zoek zijn naar mensen die onbetaald een handje willen toesteken. Het platform ontstond in 2017 en focust nu met Impactdays op vrijwilligerswerk op maat van de coronacrisis. Het platform is opgezet als een coöperatieve met sociaal oogmerk. Het probeert vrijwilligers online te koppelen aan gemeenten of organisaties die op zoek zijn naar extra werkkracht.

In principe kan iedereen ouder dan 16 zich opgeven als vrijwilliger. Uitkeringsgerechtigden – ongeacht of het nu om een leefloon, werkloosheidsuitkering of ziekte-uitkering gaat – hebben daar een speciale toestemming voor nodig. De modaliteiten voor het vrijwilligerswerk worden geregeld door de vrijwilligerswet van 2005, die onlangs een update kreeg. Organisaties die een beroep willen doen op vrijwilligers moeten voldoen aan twee basisvoorwaarden: het werk moet vanuit België georganiseerd worden en enkel niet-commerciële organisaties kunnen terugvallen op de diensten van vrijwilligers. Het kan gaan om vzw’s, publieke rechtspersonen of lokale besturen, gaande van een sportclub of museum over de jeugdbeweging tot een gemeentebestuur.

Daarnaast kunnen ook feitelijke verenigingen met vrijwilligers samenwerken. Daar zijn de krijtlijnen al iets minder duidelijk. “Het probleem is dat je feitelijke verenigingen hebt in alle maten en kleuren”, verduidelijkt Eva Hambach, directeur van het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk. “Als je pakweg een feitelijke vereniging opricht om een groot evenement te organiseren, dan is de kans groot dat je wél een winstoogmerk hebt. Wil je als feitelijke vereniging onder de vrijwilligerswet vallen, dan moet je in theorie minstens twee organisatoren aanstellen. Het idee was dat het dan, als oprichter van een feitelijke vereniging, een stuk lastiger wordt om iets te organiseren met een bende vrijwilligers en vervolgens de winst in eigen zak te stoppen. In praktijk blijft de controle – ook met twee organisatoren – bijzonder lastig, net omdat het om een feitelijke vereniging gaat die even snel opgericht als opgeheven kan worden.” Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk sinds 2018 een gratis verzekering aan voor vrijwilligersorganisaties. Daarbij zijn die twee contactpersonen, in het geval van een feitelijke vereniging, wél een essentiële voorwaarde.

Verzekeringsplicht

“Het probleem is dat mensen die af en toe de handen uit de mouwen steken, vaak zelf niet beseffen dat ze onder het vrijwilligersstatuut vallen”, zegt Eva Hambach. “In het geval van een lokaal bestuur zijn de vrijwilligers doorgaans goed geïnformeerd en ook verzekerd. Voor pakweg een oudercomité ligt dat vaak al een stuk lastiger: dat is haast altijd verbonden aan een school, en dus ligt de verzekeringsplicht bij de school. Alleen blijken heel veel van die oudercomités in de praktijk het statuut van een feitelijke vereniging te hebben, waardoor zij niet verplicht zijn een verzekering af te sluiten voor hun vrijwilligers. Als ook de school dat nalaat, kunnen er problemen optreden.”

De verzekeringsverplichting geldt uitsluitend voor vzw’s en lokale besturen en ze ligt altijd bij de organisatie. “Het kan niet dat die plicht afgewenteld wordt op de vrijwilligers”, onderstreept Hambach. Ook Bart Wolput ziet hier een pijnpunt, en verwijst naar de situatie in Nederland. “Daar voorzien de gemeentebesturen in een soort algemene verzekering voor zowel particulieren als vrijwilligersorganisaties, en ben je dus altijd verzekerd zodra je als vrijwilliger aan de slag gaat. Ik stel vast dat heel wat feitelijke verenigingen die verzekering nu niet afsluiten, waardoor goed bedoelende vrijwilligers weleens een zware rekening gepresenteerd kunnen krijgen als er iets fout gaat. Daarom willen wij binnen ons platform een soort verzekeringsmanager aanstellen, die alle feitelijke verenigingen kan informeren over de risico’s en verplichtingen.”

De verzekeringsplicht in ons land behelst uitsluitend een verzekering voor de burgerlijke aansprakelijkheid. Lichamelijke ongevallen zijn dus niet verplicht verzekerd wanneer je ergens als vrijwilliger aan de slag gaat. “In de gratis verzekering die wij onder strikte voorwaarden aanbieden aan vzw’s of feitelijke verenigingen, zit wil zo’n lichamelijke ongevallenverzekering”, geeft Eva Hambach aan. “Maar ook dan gaat het om een relatief beperkte verzekering. Wie als vrijwilliger aan de slag gaat voor een feitelijke vereniging die geen verzekering heeft aangesloten, kan eventueel aanspraak maken op de eigen familiale verzekering.”

Onkostenvergoeding

Vrijwilligers ontvangen geen vergoeding voor hun werk. Ze kunnen wel aanspraak maken op een onkostenvergoeding, die tot maximaal 34,71 per dag en 1388,4 euro per jaar kan oplopen. Die vergoeding is forfaitair, er moeten geen bewijsstukken worden aangeleverd. Ze moet wel worden opgenomen in de boekhouding, en kan dus niet uit een of ander zwart potje worden gehaald. Bovendien moeten organisaties die met vrijwilligers werken een lijst bijhouden van alle mensen met wie ze samenwerken én de bedragen die zij op een welbepaalde dag ontvangen hebben. De fiscus kan die lijsten opvragen.

“Toch blijft de controle op de forfaitaire onkostenvergoedingen een pijnpunt”, zegt Eva Hambach. “Sommige organisaties lokken vrijwilligers met bijvoorbeeld een vergoeding van 5 euro per uur, wat indruist tegen de geest van de vrijwilligerswet. Of ze misbruiken de forfaitaire vergoeding om sommige ‘vaste’ vrijwilligers beter te vergoeden dan de andere. Dat is jammer, want de vergoeding mag geen motivatie zijn voor dit soort werk. Daarnaast horen we soms verhalen van vrijwilligers die de beloofde terugbetaling van werkelijk gemaakte kosten helemaal niet ontvangen. Eigenlijk moeten we evolueren naar een systeem waarbij enkel de reëel gemaakte en bewezen onkosten vergoed worden.”

Voor die reële onkosten bestaat er in theorie haast geen plafond. Op voorwaarde uiteraard dat je de uitgaven allemaal netjes kunt bewijzen. Zo kan je bijvoorbeeld tot maximaal 2000 kilometer per jaar laten vergoeden voor verplaatsingen die je maakt in functie van vrijwilligerswerk. Daarvoor kan je 0,36 euro per kilometer ontvangen, die bovenop de forfaitaire onkostenvergoeding komt.

Voor vrijwilligers die actief zijn in het niet-dringende liggende ziekenvervoer, de dag- en nachtoppas van hulpbehoevenden en in de sportclubs bestaat er sinds kort een uitzonderingsregeling: zij mogen op jaarbasis maximaal 2549 euro ontvangen. Eva Hambach is daar niet bijzonder gelukkig mee. “We merken dat in een aantal van die sectoren nogal wat vrijwilligers werken die uitkeringsgerechtigd of gepensioneerd zijn, en zo hun inkomen wat proberen op te drijven. Dat gaat voor mij in tegen de geest van het vrijwilligerswerk: de oppas bij hulpbehoevenden is doorgaans niet de meest aangename taak, en je kan je afvragen in welke mate vrijwilligers hier worden ingeschakeld om te kunnen besparen op vast personeel.”

Hambach betwijfelt ook of de online-matchingplatformen die als paddenstoelen uit de grond rijzen een lang leven beschoren zijn. “In Nederland investeren de vrijwilligerscentrales al jaren in de zogenoemde ‘bemiddeling’, maar het slaagpercentage blijft bijzonder klein. Ik heb het gevoel dat gemotiveerde vrijwilligers in eerste instantie toch zelf al goed moeten weten waar ze aan de slag willen. Ze moeten zich ook goed kunnen voelen bij de waarden en normen van een organisatie waarvoor ze aan de slag gaan, en zoiets kan je onmogelijk inschatten op basis van een online matching.”

Partner Content