Obligaties verslaan aandelen

De obligatiefondsen hebben in 2011 de beste resultaten gehaald. Fondsen die beleggen in Europese en Belgische aandelen en in aandelen uit de groeilanden, kregen zware klappen. Zes beheerders lichten hun strategie toe en blikken vooruit naar de toekomst.

Bijna alle beheersvormen hebben vorig jaar hun doeltreffendheid bewezen en zijn bovenaan in de rangschikking van de verscheidene categorieën van de MoneyTalk Fund Awards terug te vinden. Terwijl stockpicking en het actieve beheer bij de aandelenfondsen de winnaars zijn, hebben vooral het kwantitatieve beheer en het indexbeheer in de andere categorieën de

beste resultaten opgeleverd.

Bij de meeste bekroonde fondsen zien we daarnaast een fundamentele tendens: pas in de maanden dat de beursstorm het lelijkst heeft huisgehouden, hebben ze de kloof met hun concurrenten kunnen uitdiepen. De meeste beheerders hadden hun portefeuille zo gepositioneerd dat ze zo weinig mogelijk zouden worden getroffen als de beurzen daalden. Daardoor hebben ze de schade in grote mate kunnen beperken.

1. BESTE FONDS VAN 2011

KBC Renta Sterlingrenta Top down +19 % Met een stijging van 19 % is KBC Renta Sterlingrenta het sterkst presterende fonds dat het afgelopen jaar in België op de markt was. Zoals de naam het al aangeeft, is dat obligatiefonds voor honderd procent belegd in Britse pond. Dat is duidelijk de best renderende activaklasse van 2011, want het tweede fonds in de algemene rangschikking – Threadneedle Sterling Bond (+18,9 %) – behoort tot dezelfde categorie.

Triple A-obligaties

Het fonds van KBC Asset Management volgt zijn index – de JP Morgan GBI UK-index – min of meer nauwgezet. „We hebben de mogelijkheid een beetje af te wijken van die referentie”, zegt beheerder Dieter Van de voorde. „Op dit moment is de portefeuille voor honderd procent belegd in triple A-obligaties die werden uitgegeven door de Britse overheid of supranationale

bedrijven.”

De beheerders maken een top-downselectie, die uitgaat van de vooruitzichten van de strategen en de macro-economen die betrokken zijn bij het fonds. Van de voorde: „De beleggingscomités komen minstens één keer per maand samen, of als de omstandigheden dat vereisen. In tijden van crisis wordt soms zelfs elke dag vergaderd. De fondsbeheerders leggen mee de strategie vast. Zodra dat is gebeurd, hebben ze de mogelijkheid bepaalde lijnen te over- en te onderwegen. KBC Renta Sterlingrenta is dus geen indexfonds in de strikte zin van het woord.”

Er kan worden ingezet op de looptijden, de kwaliteit en de yieldcurve van obligaties. Op het niveau van het frontoffice zijn ongeveer zeven mensen betrokken bij het beheer van het fonds: de drie beheerders, twee macro-economen en twee obligatiestrategen.

De kloof uitdiepen „Het Britse begrotingstekort is vrij hoog,” aldus Van de voorde, „maar de markten vonden het aangekondigde schuldafbouwplan geloofwaardig. Binnen dit en een paar jaar zou de schuld tegenover het bruto binnenlands product moeten terugvallen tot 80 à 90 %. Dat verklaart waarom Britse overheidsobligaties geen premie bieden ten opzichte van andere overheidsobligaties. Bovendien is het inschikkelijke monetaire en budgettaire beleid van de voorbije kwartalen gunstig geweest voor het Britse staatspapier.”

„Onze timing in 2011 was uitstekend en lag aan de basis van onze goede prestaties. Toen de economische crisis tijdens de zomer verergerde, hebben we de looptijd van onze obligatiefondsen verlengd, om te kunnen profiteren van de verwachte rentedaling. Gezien de volatiliteit van de markten, hebben we ook minimale kredietrisico’s genomen en zijn we van bedrijfsobligaties afgebleven.” Ook de stijging van het pond had een positieve impact op het rendement van het fonds (2 à 3 %).

Minder gunstig

Voor dit jaar verwacht Dieter Van de voorde minder sterke prestaties, omdat er minder gunstige factoren zullen zijn die in het voordeel van Britse obligaties spelen: „De stijging van het pond zou nog een tijdje kunnen aanhouden. Maar de rente staat al heel laag en de speelruimte voor een nieuwe renteverlaging is vrij beperkt. In het eerste kwartaal verwachten we dat het rendement nog redelijk blijft, omdat de onzekerheid over Griekenland nog aanzienlijk groot is. We blijven daarom gepositioneerd in obligaties van de hoogste kwaliteit. De looptijden zijn daarentegen korter geworden.”

Als de Britse groei zich in de loop van het jaar zou herstellen, zal de strategie worden aangepast en zullen grotere kredietrisico’s worden genomen.

2. BESTE ALTERNATIEF FONDS

Invesco Balanced-Risk Allocation Fund +14,6 % De alternatieve fondsen hebben in 2011 uiteenlopende prestaties neergezet. Het rendement van de beste in die categorie, het Invesco Balanced-Risk Allocation Fund, lag ruim 4 % hoger dan dat van het nummer twee. Ter gelegenheid van onze fondsenspecial in oktober 2011 hadden we al een gesprek met Scott Wolle, het hoofd van het beheersteam (zie MoneyTalk nr. 40, 6 oktober 2011). Het fonds had toen al een rendement van 8 % gehaald, waardoor het 2011 kon afsluiten met een aanzienlijke voorsprong.

Drie polen

Het Invesco Balanced-Risk Allocation Fund wordt beheerd op een zuiver kwantitatieve manier. Het wil een hoog rendement halen, ongeacht de marktomstandigheden. Afhankelijk van de economische context verdeelt het zijn beleggingen tussen drie grote polen: aandelen, obligaties en grondstoffen. Daarvoor maakt het gebruik van termijncontracten op overheidsobligaties, derivaten op beursindexen en ETF’s op grondstoffen. „Dat zijn zeer liquide producten waar we snel in en uit kunnen stappen”, zegt Wolle.

Bij het beheer van dit fonds wordt niet aan stock- picking of bottom-upanalyse gedaan: de beleggings- beslissingen worden automatisch genomen door het model. Wolle: „Aan de basis van het beheer ligt het fundamentele onderzoek van analisten die de macro-economische evolutie proberen te voorspellen. Het basismodel wordt dagelijks toegepast en elke maand worden de portefeuilles opnieuw in evenwicht gebracht. Alle beleggingsbeslissingen zijn gebaseerd op de resultaten van dat model.”

Gelijk risicogehalte De beheerder streeft naar een gelijk risicogehalte voor de drie activaklassen. Wanneer het ernaar uitziet dat overheidsobligaties riskanter worden, worden er minder futurecontracten afgesloten. „Ons doel is heel eenvoudig: winnen door niet te verliezen”, zegt Wolle. „Bovendien nemen we voor deze portefeuille geen valutarisico’s. Het wisselkoersrisico wordt door heel wat beleggers onderschat.”

„De waardering van de beursmarkten is in de loop van de afgelopen herfst almaar verbeterd, terwijl bepaalde overheidsobligaties – met name de Duitse – duur zijn geworden. De sterkte van de Amerikaanse indicatoren heeft ons verrast. We hadden niet verwacht dat de maatregelen die werden getroffen om de Amerikaanse schulden af te bouwen, gepaard konden gaan met een sterke economische groei. Wij zijn dus eind 2011 opnieuw gekomen tot een neutrale positie voor aandelen, met een tactische overweging van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en een onder- weging van Europa.”

Olie en goud

Daarnaast is de grondstoffenportefeuille de afgelopen maanden overgeschakeld op een overwogen positie in olie. Scott Wolle: „Door het economische herstel zijn de fundamenten van olie beginnen te verbeteren. We zijn vrij enthousiast over de olieprijs, vooral omdat ook langetermijnfactoren er een invloed op zullen hebben. Een daarvan is de sterke opkomst van Iran in het politieke landschap van het Nabije Oosten.”

De overweging in goud werd gecorrigeerd als gevolg van het minder explosieve koersgedrag in de voorbije paar maanden. „Maar we blijven nog altijd overwogen in goud. Dat blijven we doen zolang we leven in een context van reële negatieve rente. Het ziet er niet naar uit dat daar snel verandering in zal komen”, aldus ­Wolle.

Als de economie zich in 2012 herstelt, is het volgens Wolle belangrijk om onderwogen te zijn in overheidsobligaties. „De Amerikaanse economie lijkt het beter te doen en China zou in staat moeten zijn een abrupte economische vertraging te voorkomen. Maar ons zicht op de evolutie van de Europese beurzen blijft beperkt. Ik vrees dat de markten in de nabije toekomst nog zwaar zullen lijden onder de besluiteloosheid van de Europese politici.”

3. BESTE AANDELENFONDS EUROPA

Comgest Growth Europe – 0,82 %

2011 was een heel moeilijk jaar voor de beurzen, maar de beste beheerders hebben bewezen dat het in die lastige omstandigheden toch mogelijk is om goed te presteren. Terwijl de Belgische markt ontzettend moeilijk te bespelen was – het beste fonds dat zich richt op Belgische aandelen verloor meer dan 12 % – hebben enkele Europese- en heel wat Amerikaanse-aandelenfondsen het meer dan behoorlijk gedaan. De meeste fondsen die focussen op de opkomende landen, hebben het jaar afgesloten met een verlies van minstens 10 %. Een aantal heeft beter kunnen standhouden.

Comgest Growth Europe, de winnaar van de MoneyTalk Fund Award in de categorie Europese aandelen, is erin geslaagd minder dan 1 % te verliezen in 2011. Maar de fondsbeheerder Arnaud Cosserat relativeert die prestatie: „Voor ons is het geen doel op zich om de eerste te zijn over een kunstmatige beleggingshorizon van één jaar. Ik ben het liefst een marathonloper die wordt ingehaald door sprinters die de finish nooit zullen bereiken.”

Op lange termijn Aan de basis van het beheer van Comgest Growth Europe ligt een pure bottom-upselectie. De keuze van de aandelen staat volledig los van een index en de beheerders nemen alleen een paar regels met het oog op de diversificatie van de portefeuille in acht. Het fonds is heel geconcentreerd en bevat slechts tussen de 20 en de 35 posities. De tien belangrijkste maken bijna de helft van de portefeuille uit. Bovendien is ook de turnover zeer laag. „We doen niet aan daytrading”, zegt Arnaud Cosserat. „Ons werk bestaat erin aandelen te selecteren die gedurende vijf jaar in onze portefeuille zullen blijven.”

Cosserat maakt deel uit van een team van acht analisten-beheerders bij Comgest. „Aangezien we binnen onze portefeuille weinig transacties doen, nemen mijn bezigheden als beheerder slechts 5 % van mijn tijd in beslag. De overige 95 % wijd ik aan de studie van bedrijven.” Van de 1700 bedrijven die beschikken over een voldoende grote kapitalisatie (500 miljoen euro), worden er 200 gevolgd en maken er 75 het voorwerp van een zeer nauwgezette studie uit.

Arnaud Cosserat: „Wij hebben minstens één keer per kwartaal contact met die 75 bedrijven, ofwel rechtstreeks, ofwel door deel te nemen aan grote professionele beurzen. Daarom zijn we heel vaak op verplaatsing en is het moeilijk elke week een vergadering te houden met alle beheerders.” Cosserat benadrukt ook dat het grootste gevaar erin bestaat te dicht bij de bedrijven te staan en er te betrokken bij te raken. „Daarom nemen we de bedrijven elk jaar onder de loep, om de ­visie van de beheerders te ­toetsen.”

Prijzen opleggen

Om in het fonds te worden opgenomen, moet een bedrijf beschikken over een voldoende sterke organische omzetgroei van rond 7 à 8 %. „Die groei moet zeer regelmatig en duurzaam zijn”, zegt Cosserat. „Daarnaast kiezen we steevast voor groepen die unieke en moeilijk vervangbare producten aanbieden. Daardoor kunnen ze vaak hun prijzen opleggen. Onze fundamentele doelstelling is in te zetten op dynamische marktsegmenten en de langetermijntrends van de economie. Opkomende markten zijn niet alleen in de opkomende landen te vinden.”

Om die reden zijn er ook veel sectoren waarin Comgest Growth Europe niet belegt, waaronder financiële en sterk cyclische bedrijven, die geen enkele controle over hun verkoopprijzen hebben. Dat kan soms goed en soms slecht uitvallen. „Zo hebben we in 2004 en 2005 veel achterstand op andere fondsen opgelopen, doordat we niet waren blootgesteld aan de banksector”, zegt Cosserat. „Maar in 2011 was dat een zegen. Op lange termijn halen die sectoren hoe dan ook een lager rendement dan gemiddeld.”

Waardering, groei en risico

Beslissingen om een positie te kopen of te verkopen worden genomen op basis van drie criteria: waardering, groei en risico. Cosserat: „Als het risico te groot wordt, de groei wordt bedreigd of de waardering te sterk is gestegen, bouwen we onze positie af. Dat gebeurde onlangs met Reckitt Benckiser, een bedrijf waarin we vele jaren een positie hadden, totdat het te lijden kreeg onder de aanvallen van Procter & Gamble en de groei begon te vertragen. We hebben onze positie in twaalf maanden tijd volledig afgebouwd.”

Wat de sectoren betreft, is die van de gezondheidszorg het best vertegenwoordigd in het fonds. Toch is de portefeuille slechts zeer beperkt blootgesteld aan grote farmabedrijven (ongeveer 7 % met Roche en Novo Nordisk). De essentie van de pool Healthcare bestaat uit groepen zoals Essilor en Coloplast. Arnaud Cosserat heeft ook waardering voor groepen zoals Inditex en H&M: „Die bedrijven beschikken nog over een enorm groeipotentieel en ze slagen er jaar na jaar in hun geografische dekking te versterken.”

Eigen groei

„In 2012 zal er weinig groei zijn als gevolg van het dubbele effect van de besparingsmaatregelen en de afbouw van de schulden”, verwacht Arnaud Cosserat. „Meer dan ooit denken we dus dat beleggen in waarden met een sterk groeiprofiel een verstandige keuze is, veel meer nog dan begin jaren 2000, toen de groei kunstmatig werd opgeklopt door de liquiditeits- en schuldenzeepbel. De voorkeur moet gaan naar bedrijven waarvan de resultaten afhangen van hun eigen kracht veeleer dan van de gezondheid van de economie.”

4. BESTE AANDELENFONDS ­VERENIGDE STATEN

BNP Paribas L1 Equity High Dividend USA +7,3 % Onder de aandelenfondsen hebben degene die beleggen in Amerikaanse waarden in 2011 de beste resultaten neergezet. Die voorsprong hebben ze vooral te danken aan de sterke koersstijgingen in het laatste kwartaal. Bovenaan in de rangschikking van de fondsen die focussen op Amerikaanse aandelen staat het fonds BNP Paribas L1 Equity High Dividend USA. Het belegt vooral in aandelen die een royaal dividend – meer dan 3 % bruto – uitkeren. „Door die beheerskeuze zitten in de portefeuille weinig financiële aandelen, want die betalen geen of vrijwel geen dividend meer. Onze cliënten zijn daardoor goed beschermd”, aldus Wouter Weijand van BNP Paribas Investment Partners. „Slechts 12 % van de portefeuille is belegd in de financiële sector. Dat is heel weinig in verhouding met de S&P500-index.”

Daling van de koersen „De samenstelling van het fonds is de afgelopen tien jaar sterk veranderd”, stelt Weijand. „Vroeger hadden we geen enkel technologieaandeel in onze portefeuille, omdat die bedrijven geen dividend uitkeerden. Hetzelfde gold voor de grote farmabedrijven: in hun glorie- dagen stonden hun koersen zo hoog, dat het rendement vaak niet meer dan 1 % bedroeg. De sterke terugval van de koersen in de Verenigde Staten in de afgelopen tien jaar heeft het mogelijk gemaakt om ons universum met die twee sectoren uit te breiden.”

De beleggingsstrategie van de beheerders bestaat erin dat ze voor elke participatie een absolute waarde vastleggen. Die waarde wordt bepaald afhankelijk van de som van de cashflow die elke activiteitslijn genereert, verminderd met de schulden. „Op die basis kunnen we bepalen of een aandeel met een korting of een premie noteert. We kopen een positie met een sterke korting en verkopen die zodra de koers de absolute waarde heeft bereikt.”

Ook de turnover van dit fonds is vrij laag: elk jaar wordt ongeveer 40 % van de portefeuille vervangen; in 2011 was dat amper 30 %. „We gaan zeer voorzichtig te werk voordat we een positie verkopen. Op het moment dat de koers de vastgestelde absolute waarde heeft bereikt, volgen we de situatie nauwgezet op. Heeft de koers een premie van meer dan 10 %, dan beginnen we de positie af te bouwen. Loopt de premie op tot meer dan 20 %, dan verkopen we ze”, legt Wouter Weijand uit.

Rendement behouden

De waardering en de financiële gezondheid van een bedrijf zijn belangrijke selectiecriteria. Daarnaast letten de beheerders op de capaciteit van een bedrijf om in moeilijke omstandigheden zijn dividend op peil te houden. Weijand: „Dat kan worden onderzocht op basis van historische gegevens, maar ook door na te gaan welke bedrijven in een bepaalde sector een risico lopen. Die analyse wordt uitgevoerd in samenwerking met een team van kwantitatieve analisten dat is gevestigd in Amsterdam. Het neemt ons beleggingsuniversum nauwgezet onder de loep, om mank lopende bedrijven te identificeren.”

De drie beheerders van het fonds worden ondersteund door acht analisten in de Verenigde Staten, die zich bezighouden met sectoraal onderzoek. „Het initiatief om een bepaald bedrijf te beginnen volgen, kan zowel uitgaan van de beheerders als van de analisten”, zegt Weijand. „Ons beleggingsuniversum bestaat uit 500 kleine, middelgrote en grote Amerikaanse bedrijven. Doorgaans telt onze portefeuille tussen de 60 en de 80 posities.”

Duidelijke keuzes

De beheerders maken pertinente sectorkeuzes. Op dit moment blijven ze voorzichtig met farmaceutische bedrijven, omdat het niet zeker is dat die hun dividenden zullen kunnen handhaven. De kans bestaat dat de terugbetalingen in de Amerikaanse gezondheidszorg worden teruggeschroefd. De vrees voor een daling van het dividend heeft er ook toe geleid dat het gewicht van de telecomsector in het fonds is verlaagd.

Weijand: „We staan ook wantrouwig tegenover de Amerikaanse nutssector. Zo is de toekomst van de nucleaire sector onzeker na de kernramp in Fukushima vorig jaar. Bovendien staan de nutsbedrijven sinds 2007 zeer hoog gewaardeerd, terwijl ze er moeilijk in slagen de stijging van hun kosten door te rekenen aan de consument. Vaak hebben ze torenhoge schulden. Die factoren verklaren waarom het fonds slechts in beperkte mate aan die bedrijven is blootgesteld.”

Aristocraten van het dividend

„We hebben een voorkeur voor de aristocraten van het dividend: de grote groepen die zijn blootgesteld aan de consumptie van de gezinnen, zoals Kimberley Clark en Procter & Gamble”, zegt Weijand. „Die verhogen al minstens een kwarteeuw hun dividend. Vele hebben niet alleen een sterke positie in de Verenigde Staten, ze slagen er ook in de consumenten in de opkomende markten voor zich te winnen.”

Voor 2012 wijst Wouter Weijand erop dat de Amerikaanse analisten zich weinig zorgen maken over de situatie in de Verenigde Staten, maar wel over de situatie in Europa. Maar de Verenigde Staten staan voor een grote uitdaging. „Het Amerikaanse begrotingstekort bedraagt vandaag meer dan 10 %. Wellicht zullen er voor de presidentsverkiezingen geen noemenswaardige maatregelen meer worden getroffen. Zodra die verkiezingen achter de rug zijn, zullen de besparingen ongetwijfeld weer op de agenda worden gezet. Dat zal leiden tot een terugval van de Amerikaanse economie, al zal die weliswaar worden gedempt door een monetair beleid dat de economie blijft stimuleren.”

5. BESTE AANDELENFONDS OPKOMENDE LANDEN

Aberdeen Global Emerging Markets Equity – 9,87 %

Hoewel sommige analisten de groeilanden voorstellen als het nieuwe eldorado voor beleggers, zijn de beursprestaties van de bedrijven uit die regio’s niet altijd overtuigend. Dat is ook vorig jaar gebleken: de fondsen die beleggen in aandelen uit de opkomende markten hebben in 2011 fors terrein verloren. Het beste in die categorie, Aberdeen Global Emerging Markets Equity, is het enige wereldwijde fonds dat de schade heeft kunnen beperken tot iets minder dan -10 %.

„Onze portefeuille heeft beter weerstand geboden dan die van de andere fondsen, doordat we vooral hebben belegd in meer defensieve waarden”, zegt Peter Taylor van Aberdeen Asset Management. „Voor 2012 blijven we momenteel vrij voorzichtig. We geloven nog altijd in de keuzes die we de afgelopen maanden hebben gemaakt. Meestal wagen we ons niet aan prognoses over hoe de markt er binnen een jaar zal uitzien. In 50 % van de gevallen zouden we het bij het verkeerde eind hebben.”

Binnenlandse vraag De beheerders geloven sterk in de sectoren die zijn blootgesteld aan de binnenlandse vraag in de opkomende landen. Meer exportgerichte segmenten zoals de technologie of natuurlijke rijkdommen worden in de portefeuille sterk onderwogen. Maar de belangrijkste sector in het fonds is de financiële sector. Taylor: „De banken in de opkomende landen stonden vorig jaar onder zware druk als gevolg van de problemen in het Westen. Dat was vrij onterecht. De financiële instellingen in die regio’s hebben weinig gemeen met de Europese. We blijven dus overtuigd van onze positionering.”

Geografisch gezien is het fonds overwogen in landen zoals India, Turkije en Mexico, en het vermijdt te grote posities in grote markten zoals China en Rusland. „In die twee landen zit de corporate governance nog niet op het niveau van het Westen. In China is de overheidssector nog altijd heel groot en zijn de belangen van de aandeelhouders niet altijd prioritair. We compenseren onze lage blootstelling aan China door Hongkong te overwegen. In Rusland is er niet alleen het corporate-governanceprobleem, de markt wordt er ook gedomineerd door sectoren zoals die van de grondstoffen, waartoe we weinig zijn aangetrokken.”

Op het terrein „Het fonds is volledig belegd in een vijftigtal posities”, zegt Taylor. „Ons doel is om op basis van een buy-and-holdstrategie op tien jaar een gediversifieerde portefeuille samen te stellen die gericht is op alle opkomende markten. De posities worden zeer geleidelijk opgebouwd, waarbij onze voorkeur uitgaat naar grote kapitalisaties. Maar we beschikken ook over enkele posities in het small- en midcapsegment. En aangezien we stockpickers zijn, hebben we de vrijheid om sterk af te wijken van onze referentie-index. We zorgen wel voor een diversificatie op het gebied van de landen en de sectoren waarin we beleggen.”

Bij de selectie van aandelen baseren de beheerders zich in de eerste plaats op een team van dertig analisten, dat vooral opereert vanuit Singapore, maar ook vanuit São Paolo, Londen, Kuala Lumpur en Bangkok. „Al die professionals hebben rechtstreekse contacten met bedrijven. We brengen elk jaar drie à vier keer een bezoek aan een land, om er te praten met het management van de bedrijven, waarna we intern gedetailleerde rapporten opstellen”, aldus Peter Taylor.

De uiteindelijke beslissing om in een bedrijf te beleggen, wordt genomen door de fondsbeheerder. Maar zo’n keuze is vaak het resultaat van een consensus tussen de verschillende mensen die betrokken zijn bij het beheer van het fonds.

Communicatie naar de aandeelhouders

„Bij het beheersproces hanteren we verscheidene criteria”, aldus Taylor. „Het eerste is de financiële toestand, de zichtbaarheid en de voorspelbaarheid van de cashflow van het bedrijf, en de kwaliteit van de communicatie naar de aandeelhouders. Pas daarna kijken we naar de waardering. We baseren ons niet op ingewikkelde parameters als we een bedrijf analyseren. In de meeste gevallen volstaat de koers-winstverhouding of de koers boekwaardeverhouding om ons een idee te vormen van de waarde van een groep.”

De belangrijkste participatie van het fonds is de Koreaanse groep Samsung. „Het is de grootste technologiegroep in de opkomende landen, met vijf grote afdelingen en een ongeëvenaarde diversificatie. Samsung is een financieel gezond conglomeraat dat ons de mogelijkheid biedt om blootgesteld te zijn aan een groot aantal sectoren.”

6. BESTE AANDELENFONDS BELGIË

Hermes Belgian Growth -12,5 %

Het fonds Hermes Belgian Growth is geen onbekende in de MoneyTalk Fund Awards. Ook vorig jaar sleepte het al de titel van beste Belgische-aandelenfonds in de wacht. 2011 was een lastig jaar, maar de moeilijke marktomstandigheden hebben geen impact gehad op de strategie van de fondsbeheerders. „De beheersfilosofie van het fonds is nog altijd dezelfde als die van

vorig jaar”, zegt Paul De Meyer, de beheerder van het fonds bij Capfi Delen Asset Management. „Onze belangrijkste doelstelling blijft het beheerde kapitaal te beschermen. Ons streven naar rendement zal altijd ondergeschikt zijn aan de beperking van de risico’s. Maar dat betekent niet dat we geen mooie rendementsvooruitzichten kunnen bieden. Hoog op ons prioriteitenlijstje staat ook dat we het kapitaal dat ons wordt toevertrouwd, willen doen renderen.”

„Om die twee belangrijke doelstellingen te realiseren, beleggen we alleen in bedrijven waarin we vertrouwen hebben en die we goed kennen. Hun balans moet van uitstekende kwaliteit zijn en ze moeten aantrekkelijke groeivooruitzichten hebben. Een ander cruciale factor is de waardering van de aandelen. We zijn voortdurend op zoek naar waarden van goede kwaliteit die goedkoop of toch op zijn minst redelijk geprijsd zijn.”

Buy and hold

De koers van het fonds werd niet gewijzigd, maar de gebeurtenissen in 2011 hebben toch geleid tot enkele aanpassingen. Paul De Meyer: „We hebben ervoor gekozen om ons niet langer te beperken tot een buy-and-holdstrategie, maar om voor een deel van onze posities over te stappen op een actiever beheer. Afhankelijk van de marktomstandigheden passen we hetgewicht van bepaalde aandelen in onze portefeuille aan. Als de situatie op de aandelenmarkten verslechtert, verlagen we het aantal cyclische waarden en zetten we meer in op defensieve aandelen en liquiditeiten. Onze positie in cash is een belangrijk strategisch instrument geworden om de risico’s die inherent zijn aan onze portefeuille te beperken.” In de portefeuille van het fonds zitten een vijftigtal posities.

Goedkope aandelen

De Meyer verwacht dat ook 2012 een moeilijk beursjaar wordt, waarin de volatiliteit opnieuw zal toenemen: „Zo vrezen we onder meer voor nieuwe problemen in de landen aan de rand van de eurozone. Daarom mijden we bedrijven die zeer actief zijn in die regio’s. Ook de financiële sector laten we liever links liggen, omdat die zeer gevoelig is voor de financiële problemen van Europa. Toch zal onze portefeuille onrechtstreeks te lijden krijgen onder de Europese crisis. De hele markt zal dit jaar nog negatief worden beïnvloed en het zal moeilijk zijn om aan de malaise te ontsnappen. De beste manier om de schade te beperken, is onze strategie dit jaar te handhaven en bedrijven van de beste kwaliteit tegen redelijke prijzen te kopen.”

Na de sterke terugval van de beurskoersen in 2011 zijn er heel wat goedkope aandelen op de markt. Toch zijn de beheerders er niet van overtuigd dat dit het beste moment is om te kopen. „De Belgische beurs bulkt van de aantrekkelijk geprijsde aandelen, maar we kopen op dit moment niet actief”, zegt De Meyer. „Diezelfde aandelen zouden in de loop van de volgende twee maanden nog goedkoper kunnen worden. Het is heel moeilijk te bepalen wat het juiste moment is om naar de markten terug te keren. Voorlopig wachten we nog af. We zijn zeer voorzichtig met het innemen van posities op de aandelenmarkten.”

RTL Group, Sipef en Nyrstar Enkele van de favoriete aandelen van het fonds zijn RTL Group, Sipef en Nyrstar. De Meyer: „RTL Group is dan wel actief in een cyclische sector, maar het mediabedrijf heeft stabiele marges. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat het van de beurs wordt gehaald door Bertelsmann, de Duitse grootaandeelhouder die al meer dan 90 % van de aandelen in handen heeft. Sipef, de Belgische palmolie- en rubberproducent die in Azië actief is, heeft een solide balans, een goede cashpositie en een sterk groeipotentieel.”

„Nyrstar, een van de weinige cyclische waarden in onze portefeuille, hebben we gekozen omwille van zijn groeivooruitzichten. Sinds zijn strategische koerswijziging, waarbij het bedrijf onder meer de nadruk is gaan leggen op het opkopen van zinkmijnen, zijn de financiële risico’s toegenomen, maar ook de groeivooruitzichten zijn sterk verbeterd.”

Defensieve inslag Beleggers moeten goed beseffen dat het fonds wel een defensieve inslag heeft, maar het mag niet als zuiver defensief worden beschouwd. „Het kapitaal wordt uitsluitend belegd in aandelen, wat altijd risico’s met zich meebrengt”, waarschuwt Paul De Meyer. „Het fonds is vooral interessant als aanvulling op een evenwichtige beleggingsportefeuille. Het richt zich tot dynamische beleggers die een beleggingshorizon van minstens vijf jaar hebben. Het is onze ambitie om over die periode een jaarlijks rendement tussen 5 à 10 % te halen.”

Frédéric Dineur en Karine Huet

Partner Content