Zelfstandigen sparen fors minder voor pensioen

ZELFSTANDIGEN. De fiscus past een strengere interpretatie toe van de pensioenregels dan vroeger. © GettyImages
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Sinds 1,5 jaar heerst onzekerheid over welke stortingen voor het aanvullend pensioen aftrekbaar zijn als beroepskosten en welke niet. “Belastingplichtigen willen geen ­ problemen met de fiscus en blijven voorzichtig”, zegt Bart Van Coile, de voorzitter van het Instituut voor de ­Belastingadviseurs en de Accountants (ITAA).

Volgens de verzekeringsmaatschappij AG hebben zelfstandige ondernemers dit jaar ongeveer 25 procent minder premies ­gestort in Individuele Pensioentoezeggingen (IPT) dan vorig jaar. Het cijfer slaat niet enkel op AG, maar op de volledige markt. “De onduidelijkheid over de 80 procentregel speelt daarbij een rol”, zegt een woordvoerder van AG. Tegelijkertijd hebben de zelf­standigen hun premies voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) met 5 procent opgetrokken. De betalingen voor het IPT worden ­betaald door de vennootschap en zijn aftrekbaar in de vennootschapsbelasting, terwijl de premies voor een VAPZ in de ­personenbelasting aftrekbaar zijn.

Zowel het VAPZ als de IPT maakt deel uit van de tweede pijler van het pensioen of het aanvullend pensioen voor vrije beroepers en zelfstandigen. De eerste pijler is het rustpensioen, betaald door de overheid. De derde pijler is het ­individuele pensioensparen en eventueel het langetermijnsparen. Zowel werknemers, zelfstandigen als ambtenaren kunnen in de ­derde pijler sparen voor hun oude dag en die stortingen leveren een belastingvermindering op in de personenbelasting.

Remmende factoren

De fiscale twistappel zit in de tweede pijler. Voor zelfstandigen is het nog belangrijker dan voor werknemers naast het wettelijke pensioen nog een stevige spaarpot achter de hand te hebben. De ­regering-Croo heeft maatregelen getroffen om het pensioen van de zelfstandigen te verbeteren, zoals de afschaffing van de correctie­coëfficiënt voor alle loopbaanjaren vanaf 2021 en het gelijktrekken van het minimumpensioen voor zelfstandigen en werknemers. “De aanpassingen aan het pensioen van de zelfstandigen zijn niet in die mate dat ze nu voldoende ­pensioen opbouwen om rustig van te leven nadat ze gestopt zijn met werken”, meent accountant Bart Van Coile.

Wat is nu de fameuze 80 procentregel? “Die staat in de wet sinds de jaren tachtig”, zegt Steven ­Cauwenberghs, senior juridisch adviseur bij de verzekeringsmakelaar en consultant AON. “De optelsom van uw wettelijk pensioen en uw aanvullend pensioen mag niet meer bedragen dan 80 procent van uw laatste normale brutojaarbezoldiging. Zonder die limiet zouden alle betalingen voor het aanvullend pensioen via een vennootschap volledig aftrekbaar zijn in de vennootschapsbelasting als beroepskosten. Het is dus niet verboden meer te storten, maar daar hangt een stevig prijskaartje aan. De fiscus zal die uitgaven verwerpen en de vennootschap zal er belasting op betalen alsof het winst was.”

‘De discussie draait nu ​​​​​​over ­zelfstandigen, maar de 80 procentregel geldt even goed voor werknemers’

Steven Cauwenberghs, juridisch adviseur AON​

Volgens Assuralia, de koepel­vereniging van verzekeraars, is de gelijkschakeling van het wettelijk pensioen wel de voornaamste ­reden voor de daling van de ­stortingen. “Daardoor zullen de zelfstandigen een hoger wettelijk pensioen opbouwen, waardoor de marge voor het aanvullend pensioen binnen de 80 procentregel verkleint.” De fiscale onrust speelt maar in tweede orde.

Toekomst voorspellen

Aan het begin van uw loopbaan – of zelfs in het midden – is het nog een beetje gissen hoeveel uw laatste loon zal bedragen en hoeveel pensioenrechten u doorheen uw loopbaan zult opbouwen. “De kerngedachte van de 80 procent­regel is gemakkelijk. De uitwerking in de praktijk is heel moeilijk”, stelt Cauwenberghs. “Bij ­fiscale controles is op een bepaald moment gezegd: we kunnen niet controleren wat uw laatste loon zal zijn en dus kijken we naar het loon dat u recent hebt ontvangen.”

Niet alleen uw wettelijk pensioen, maar ook uw aanvullend pensioen is soms moeilijk op voorhand te voorspellen. Typisch wordt dat geld voor de lange termijn belegd in obligaties, aangevuld met aandelen en vastgoed. De verzekeraars beheren de meeste reserves voor het aanvullend pensioen via tak21-levensverzekeringen, die een bepaald rendement garan­deren. Wanneer de beleggingen meer opbrengen dan verwacht, kan boven op het gegarandeerde rendement nog een winstbonus komen.

“In de jaren tachtig heeft een ambtenaar een aantal berekeningen gemaakt op basis van de situatie in die tijd. Er is toen beslist uit te gaan van een winstdeelname van 20 procent. Dat stemt totaal niet overeen met de realiteit in tak21-producten. Bovendien wordt geen rekening gehouden met nieuwe pensioenformules, zoals tak23, die nooit een winstdeelname uitkeren”, kaart Cauwenberghs aan. Bij tak23-levensverzekeringen is het rendement niet gegarandeerd, waardoor de verzekeraars meer in aandelen en minder in obligaties kunnen investeren.

Hervorming

De wet is altijd onduidelijk geweest, maar de interpretatie van de fiscus is lange tijd wel duidelijk geweest. “Er was dertig jaar lang een consensus over de toepassing van een relatief manke wetgeving. Enkele belastingcontroleurs ­hebben die consensus van de tafel geveegd”, stelt Cauwenberghs.

Volgens Van Coile is de fiscus anderhalf jaar geleden een strengere interpretatie beginnen uit te ­testen. Als belastingplichtigen niet bereid zijn de belastingverhoging te betalen, dan trekt de belastingadministratie naar de rechtbank en beslist de rechter wie ­gelijk heeft. “Er lopen zo verschillende procedures.”

De meeste belastingplichtigen ­nemen liever een voorzichtige houding aan, “om problemen met de fiscus te vermijden”, weet Van Coile. “Niet alle verzekeraars hanteren dezelfde berekeningswijze. Sommige accountants ­berekenen de bedragen voorzichtiger dan verzekeraars. Enzovoort. Er heerst veel onduidelijkheid.”

Cauwenberghs: “Er is al drie keer een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof, maar dat heeft zich tot nu niet uitgesproken. De wet laat interpretatiemarge toe. De minister van Financiën kan die marge wegnemen door de wet te veranderen.”

Minister Vincent Van Peteghem (cd&v) heeft eerder dit jaar een voorstel gedaan voor een hervorming, die de regering nog niet heeft goedgekeurd. “Daar is veel angst voor bij het publiek”, stelt Van Coile. “Want in een van die hervormingsvoorstellen werd ­ingeschreven dat het aanvullend pensioen niet langer in kapitaal maar in maandelijkse rente moet worden uitbetaald zolang u leeft. Wie niet lang leeft, kan weinig vruchten plukken van wat hij of zij tijdens zijn carrière heeft bijeengespaard.”

Misbruiken

De fiscus is vooral lastig beginnen te doen bij mensen met gemengde carrières. “Een carrièreswitch maakt de berekening moeilijker. Wie een tijd als bediende heeft gewerkt en daarna als zelfstandige aan de slag gaat, moet rekening houden met de pensioenreserves die hij bij zijn voormalige werk­gever heeft opgebouwd”, waarschuwt Van Coile. Dat de fiscaal controleurs de volledige carrière in ogenschouw nemen om te ­controleren of het aanvullend ­pen­sioen niet te hoog riskeert uit te komen, is ook een nieuw gegeven.

“Momenteel pakt de fiscus de ­managementvennootschappen, de eenmans-bvba’s aan. De discussie draait nu vooral over zelfstandigen, maar de 80 procentregel geldt even goed voor werknemers. Het is totaal onwerkbaar voor bedrijven dat ze voor de goede werking van hun pensioenplan van al hun werknemers moeten nagaan wat bij een vorige werkgever is ­gebeurd. Dat is totale waanzin”, vindt Cauwenbergs.

Van Coile wijst erop dat beginnende zelfstandigen vaak nog niet zoveel inkomsten hebben. Zij zouden de dupe kunnen worden van de strengere interpretatie. “Zelfstandigen die al wat langer bezig zijn, willen graag wat extra storten om een inhaalbeweging te maken voor die beginjaren waarin niet kon worden gespaard”, legt hij uit. ­”Zoiets heet backservice. Iedereen wil dat de misbruiken worden ­aangepakt. Er zijn zelfstandigen die door een tijdelijk hoog loon grote bedragen in het aanvullend pen­sioen stopten om minder belas­tingen te betalen. Maar wie kan hen dat kwalijk nemen? Ze hebben niets tegen de wet gedaan.”

Kwart minder stortingen in Individuele pensioentoezeggingen (IPT)

Zelfstandigen met een vennootschap of zelfstandige bedrijfsleiders hebben in 2023 ongeveer 25 procent minder premie gestort in hun individuele pensioentoezeggingen (IPT). Dat zijn levensverzekeringen waarvoor de premies via de vennootschap worden betaald. Volgens Bart Vandermeiren, directeur persoonsverzekeringen van de koepelfederatie Assuralia, is de daling het ­gevolg van de verbetering van het wettelijk pensioen voor zelfstandigen. “Ze zullen een hoger wettelijk pensioen opbouwen, waardoor de marge voor het aanvullend pensioen verkleint. De bijdragen voor die tweede pijler zijn maar ­aftrekbaar in de vennootschapsbelasting voor zover het wettelijk en aanvullend pensioen niet meer bedragen dan 80 procent van het laatste loon.”

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content