Na het resultatenseizoen verleggen beleggers hun aandacht weer naar inflatie
De beleggers zijn ongerust, maar nog niet in paniek over de inflatie. Ze volgen nog de stelling van onder meer de Federal Reserve dat de inflatie-opstoot fors maar slechts tijdelijk is.
Het resultatenseizoen is nu zo goed als afgelopen. De week na het verlengde Pinksterweekend zal de focus weer verschoven zijn naar het macro-economische verhaal, en de jongste tijd wil dat op de eerste plaats zeggen: het I-woord. Vrijdag meten we opnieuw de inflatiekoorts in de Verenigde Staten. Nadat het Amerikaanse ministerie voor Handel het cijfer gepubliceerd heeft, kunnen we dus mogelijk stevige schommelingen zien op zowel de aandelen-, de obligatie- en de valutamarkten.
De beleggers zijn ongerust, maar nog niet in paniek over de inflatie. Ze volgen nog de stelling van onder meer de Federal Reserve dat de inflatie-opstoot fors maar slechts tijdelijk is. Economen vrezen dat het inflatiecijfer voor april toch wel 3,5 procent zal bedragen, tegenover 2,3 procent in maart. Zowel dat absolute cijfer als die relatieve stijging op maandbasis hebben we al vele jaren niet meer gezien. Het kan de discussie over een vermindering van de obligatie-aankopen – de fameuze tapering – nieuw lezen inblazen. Maar evengoed zwakt het debat af. Want als we puur naar de financiële markten kijken, dan zien we een al wekenlang verzwakkende dollar, een eerder stabiele Amerikaanse lange rente en beursindexen die op dicht bij hun record staan.
Verkopen in mei hoeft niet dit jaar
Een van de bekendste beleggingswijsheden is Sell in May and Go Away. Het lijkt een wel heel simpele beurswijsheid. Al hoort die vervolledigd te worden met: But Remember to Come Back in September. Uit onderzoeken blijkt er wel degelijk een kern van waarheid in dat beursgezegde te zitten. Voor Wall Street gaan de historische gegevens terug tot het einde van de negentiende eeuw. Daaruit blijkt dat de periode mei-augustus gemiddeld inderdaad 0 tot maxiaal 1,9 procent return oplevert, naargelang het onderzoek en de periode. Sowieso een stuk minder dan voor de periode september-april, waar het gemiddelde rendement in meer dan honderd jaar tussen 6 en 7 procent schommelt.
Al brengt de periode mei-augustus absoluut niet bijna jaarlijks teleurstelling voor aandelenbeleggers. Integendeel, in meer dan honderd jaar waren er in maar 40 procent van de zomers negatieve rendementen, tegenover 28 procent van de jaren. Of gemiddeld twee keer in de vijf jaar, versus iets meer dan één keer om de vier jaar. Er zijn dus beurszomers die prima verlopen. In het jargon spreekt men dan doorgaans van campingrally’s.
Ideale omstandigheden
Wij weten uiteraard niet of de beurswijsheid dit jaar zal opgaan. Het lijkt waarschijnlijker dan gemiddeld dat het klassieke scenario zal plaatsvinden. Het belangrijkste argument is de spectaculaire beursstijging sinds vorig najaar. Vooral begin november kwam een spectaculaire klim op gang, die een gevolg was van het uitstekende nieuws dat de coronavaccins een uitzonderlijk hoge werkzaamheidsgraad hadden. Sindsdien focussen de aandelenmarkten op een heropening van de wereldeconomie en een normalisering van het leven. Dat er in de tussentijd opnieuw lockdowns zijn geweest, kon de beurzen niet echt deren.
De prestaties van de indexen zijn spectaculair. De Standard&Poor’s 500–index klom 28 procent hoger sinds begin november. Voor een keer profiteerden de Europese aandelenmarkten nog meer van het optimisme. De Eurostoxx50-indexsteeg met 38 procent. De Bel-20 (+36%) doet het ook prima. Het typische fenomeen van een correctie vanaf de lente tot het einde van de zomer duikt vooral op als er in de voorafgaande periode een sterke koersontwikkeling is geweest. Met de vermelde stijgingspercentages is dit jaar aan die voorwaarde voor het klassieke scenario voldaan.
Toch denken we dat het niet echt de moeite zal lonen om massaal winst te nemen voor een moeilijke beurszomer. Uiteraard is het heel hard gegaan de voorbije maanden. Maar verder dan een adempauze willen we niet gaan. We moeten goed beseffen hoe bijzonder gunstig de omgevingsfactoren zijn: stijgende bedrijfswinsten, een stijgende maar nog niet al te hoge rente die vooral obligatiebeleggers treft, centrale banken die ondanks de oplopende inflatie niet willen ingrijpen. Een ideaal scenario voor (edel)metalen, maar ook voor aandelen. We verwachten in de loop van het jaar nog hogere indexniveaus dan nu. Het lijkt ons dan ook niet aangewezen om volop de aandelenposities af te bouwen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier