Drie manieren om de band tussen werk en pensioenuitkering te versterken

© Belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Vincent Van Quickenborne (Open Vld) heeft een voorstel klaar om de band tussen het werk en de latere pensioenuitkering te versterken. De periodes van werkloosheid moeten nog minder doorwegen in de berekening van het pensioen. Maar naast het voorstel van de Open Vld’er zijn nog andere maatregelen nodig: het niet langer plafonneren van de pensioenuitkeringen en het opnieuw invoeren van een pensioenmalus.

Het verhaal veroorzaakte vorige week heel wat verontwaardiging: een vrouw die 40 jaar werkte, waarvan 25 jaar als zelfstandige, zal minder pensioen krijgen dan haar vriendin die 33 jaar werkloos was. Reden: het nog altijd royale systeem van gelijkgestelde periodes. Dat zijn de periodes van werkloosheid en inactiviteit die worden meegeteld bij de berekening van het pensioen. Werken staat daar gelijk aan niet-werken.

Dat systeem van gelijkgestelde periodes werd onder de regering-Di Rupo al strenger gemaakt. Werkloosheid werd maar voor maximaal drie jaar gelijkgesteld met werken. Daarna worden de periodes van niet-werken meegeteld tegen een begrensd loon. Maar voor kamerlid Vincent van Quickenborne (Open Vld) moet dat stelsel van gelijkgestelde periodes nog verder worden afgebouwd.

Het is een manier om de band tussen werken en de uiteindelijke pensioenuitkering te versterken. Het systeem van de gelijkgestelde periodes strenger maken is trouwens slechts een van de te bewandelen pistes. Daarnaast zijn een deplafonnering van de pensioenuitkering en het herinvoeren van een pensioenmalus maatregelen om langer werken lonender te maken.

1. Verdere afbouw van de gelijkgestelde periodes

De federale regering legt de laatste hand aan een verdere verstrenging van de gelijkgestelde periodes. De basis voor de pensioenberekening na één jaar werkloosheid is niet meer het laatste loon maar een begrensd loon van 1950 euro bruto. Ook het brugpensioen dat niet het gevolg is van een herstructurering of een sluiting valt daaronder. Maar volgens Vincent Van Quickenborne is dat systeem nog te voordelig en moet de band tussen werk en pensioen nog meer worden versterkt. Hij pleit ervoor dat begrensde loon van het derde jaar werkloosheid geleidelijk te doen dalen tot het na tien jaar nog 1362 euro bedraagt. En wie meer dan tien jaar werkloos is zou voor die jaren geen pensioenrechten meer opbouwen.

2. Afschaffen van geplafonneerde pensioenuitkeringen

Een andere maatregel om de band te versterken tussen het werk en het loon enerzijds en de hoogte van de pensioenuitkering anderzijds is het afschaffen van het plafond op de pensioenuitkeringen. In België worden de sociale bijdragen niet geplafonneerd. Wie meer verdient, betaalt dus meer sociale bijdragen. Maar wie meer dan 4100 euro bruto per maand of meer dan 54.648,70 euro per jaar verdient, bereikt een loonplafond. Het loon daarboven wordt later niet meegeteld in de berekening van het pensioen. Door de loonplafonnering bedraagt het maximumpensioen voor een werknemer – bij een loopbaan van 45 jaar – 2238 euro bruto of 1671,95 euro netto. Maar 2 procent van de gepensioneerde werknemers krijgt nu zo’n maximumpensioen.

De sociale bijdragen boven het loonplafond zijn dus een zuivere belasting. Dat heeft natuurlijk te maken met ons pensioenstelsel dat een combinatie is van het verzekeringsprincipe en het solidariteitsprincipe. Maar het stelsel van pensioenplafonnering doet de slinger te veel in de richting van solidariteit doorslaan. Het (gedeeltelijk) afschaffen van de geplafonneerde pensioenuitkering versterkt de legitimiteit van het pensioenstelsel.

De voorbije jaren zijn vooral de minimumpensioenen verhoogd. Gekoppeld aan de geplafonneerde uitkeringen is het Belgische werknemerspensioen aan het evolueren naar een algemeen basispensioen. Het minimumpensioen voor werknemers bedraagt 1145 euro, het maximum ligt maar 500 euro hoger.

3. Herinvoeren van de pensioenmalus

In de jaren negentig werd de pensioenmalus voor werknemers afgeschaft. Wie vroeger dan 65 jaar stopte met werken, verloor een deel van zijn uitkering. Eigenlijk moet die malus opnieuw worden ingevoerd. Bijvoorbeeld: wie vervroegd met pensioen gaat, verliest per minder gewerkt jaar 5 procent van zijn uitkering. Dat versterkt de band tussen het aantal gewerkte jaren en het uiteindelijke pensioen. Het argument dat een pensioenmalus de al lage Belgische pensioenuitkering nog verder doet dalen klopt niet. Wie een volledige loopbaan van 45 jaar heeft, zal nog altijd van een volledig pensioen kunnen genieten, ook al begon die aan 19 jaar en stopt die aan 64 jaar.

Partner Content