De nalatenschapsaangifte zonder neveneffecten
Het overlijden van een familielid brengt niet alleen heel wat leed met zich, de erfgenamen moeten ook een hoop administratie afhandelen om de nalatenschap van de overledene aan te geven aan de fiscus.
Johan en zijn broer Thomas worden op 1 augustus 2013 geconfronteerd met het plotselinge overlijden van hun moeder, Maria, die al enkele jaren weduwe was. Omdat Maria in België is overleden, hebben ze vijf maanden de tijd vanaf de datum van het overlijden – dus tot eind december dit jaar – om de nalatenschapsaangifte in te dienen.
Aanvaarden of verwerpen
Johan en Thomas moeten alleen een aangifte indienen als ze de nalatenschap aanvaarden. Bij een aanvaarding moeten de broers ook alle schulden aflossen die Maria had op het ogenblik dat ze overleed. Als Johan en Thomas met zekerheid weten dat er massa’s schulden zijn, doen ze er verstandig aan de erfenis te verwerpen. Ze krijgen dan niets, maar ze hoeven ook niets te betalen en geen aangifte te doen. Johan en Tomas kunnen de erfenis enkel verwerpen als ze nog niet waren overgegaan tot de aanvaarding, bijvoorbeeld door een goed uit de erfenis te verkopen.
Als Johan en Thomas vermoeden dat hun moeder schulden had, maar niet weten hoeveel ze in het krijt stond, kiezen ze er het beste voor om de erfenis te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Ze hoeven dan niet meer te betalen dan het actief dat ze erven. In het ergste geval ontvangen Johan en Thomas dus niets, maar ze hoeven ook geen schulden af te lossen. Om de erfenis te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving, moeten de broers zich wenden tot de griffie van de rechtbank van eerste aanleg waar Maria haar laatste woonplaats had.
Formulier aanvragen
Johan en Thomas weten zeker dat hun moeder meer activa dan schulden heeft nagelaten en besluiten dus een aangifte in te dienen bij de fiscus. Op basis daarvan zullen ze later successierechten moeten betalen. Voor de aangifte moeten ze een speciaal aangifteformulier, het formulier nr. 187, gebruiken. Dat kunnen ze verkrijgen bij het plaatselijke registratiekantoor of elektronisch downloaden van de website van het ministerie van Financiën: www.ccf02.minfin.fgov.be, klik op ‘minfin zonder authentificatie’, ‘formulieren’ en ‘thema successierechten’.
Op dat formulier moeten ze de identiteitsgegevens van de overledene en van de erfgenamen invullen, en alle activa (roerende en onroerende goederen) en passiva (schulden, lasten en verplichtingen) van hun moeder. Johan en Thomas moeten in de aangifte ook opgeven of waardevolle roerende goederen uit de nalatenschap – zoals een duur schilderij – verzekerd zijn tegen brand, diefstal of een ander risico. Is dat het geval, dan moeten ze de gegevens van de verzekeraar, het polisnummer en de verzekerde waarde vermelden.
Tegen de verkoopwaarde
De belangrijkste – en moeilijkste – opdracht is dat Johan en Thomas de waarde moeten bepalen van de roerende en onroerende goederen die Maria heeft nagelaten. Het principe is eenvoudig: beide broers moeten de goederen waarderen tegen hun verkoopwaarde op de dag dat Maria overleed – 1 augustus 2013. De fiscus kan controleren of de waardering correct is gebeurd.
De verkoopwaarde is de marktwaarde of de prijs waartegen het goed kan worden verkocht ‘in normale omstandigheden na de gebruikelijke publiciteit’. Op het eerste gezicht lijkt dat duidelijk, maar vooral voor de waardering van onroerende goederen – zoals woningen en gronden – kan dat tot heel wat praktische problemen leiden.
Voor de volledigheid voegen we eraan toe dat er in uitzonderlijke omstandigheden kan worden afgeweken van het principe dat de verkoopwaarde op de dag van overlijden doorslaggevend is. Dat is onder meer het geval als de broers enige tijd na het overlijden van Maria een testament zouden vinden. Om de waarde van de goederen vast te stellen, wordt dan gekeken naar de waarde van de goederen op de dag dat het testament wordt aangetroffen.
Onroerende goederen
Maria laat een huis en een appartement aan zee na. Als Johan en Thomas op beide goederen een lagere waarde plakken, zouden ze minder successierechten moeten afdragen. Toch hebben ze er alle belang bij de waarde zo correct mogelijk op te geven. Als uit de controle van de fiscus blijkt dat ze de goederen te laag hebben gewaardeerd, leidt dat tot een fiscale herziening van de aangifte en tot een boete.
Om de waarde van het huis en het appartement correct te bepalen, kunnen Johan en Thomas een onderzoek instellen naar de prijzen van vergelijkbare panden in de buurt. Daarvoor kunnen ze terecht bij vastgoedmakelaars, of ze zoeken vraagprijzen op in regionale kranten en op vastgoedwebsites. Vinden de broers recente verkoopprijzen van vergelijkbare woningen, dan is dat nog een beter waarderingsbewijs, maar in de praktijk is het niet gemakkelijk om daarover informatie te vinden. Als Johan en Thomas een beroep doen op een notaris om de erfenis aan te geven, kan ook die hen ook helpen met de waardering. De broers kunnen ook een schatting vragen aan een vastgoedmakelaar die in de buurt van het huis en het appartement van Maria is gevestigd. Een uitgebreide schatting door een landmeter-expert kost hen al gauw 1000 euro.
Johan en Thomas zijn helemaal zeker dat de geschatte waarde correct is en dat de fiscus ermee akkoord gaat, als ze een of meer experts een zogenoemde voorafgaande schatting laten uitvoeren. De waarde die de experts vooropzetten, is zowel bindend voor de erfgenamen als voor de fiscus. Johan en Thomas moeten die schatting vragen voordat de indieningstermijn voor de nalatenschapsaangifte is verstreken – in principe dus binnen de vier maanden na het overlijden – en voordat ze die aangifte indienen. Ze moeten die schatting aanvragen via een aangetekende brief gericht aan de ontvanger van het kantoor waar ze de aangifte moeten indienen. De kosten zijn altijd ten laste van de erfgenamen die de schatting hebben gevraagd; ze mogen niet worden afgetrokken van de aangifte.
Schilderijen en antiek
Maria bezat dure schilderijen en antieke meubels, waarvoor ze een speciale brand- en diefstalverzekering had afgesloten voor een verzekerde waarde van 75.000 euro. Johan en Thomas moeten die verzekeringen en de verzekerde waarde van de schilderijen en de meubels vermelden in de aangifte. De broers doen er verstandig aan zich aan die verplichting te houden, want het wetboek successierechten bepaalt dat verzekeringsmaatschappijen die een zetel in België hebben de fiscus op de hoogte moeten brengen van die verzekeringen zodra ze op de hoogte worden gebracht van het overlijden van de verzekerde. De verzekerde waarde moet daarvoor wel hoger zijn dan 17.500 euro. Buitenlandse verzekeraars vallen niet onder die verplichting.
Het is niet omdat de verzekerde waarde 75.000 euro bedraagt, dat Johan en Thomas de schilderijen en meubels voor die waarde moeten aangeven. De verkoop- of de marktwaarde van de goederen op datum van overlijden van Maria is ook daar bepalend, en die kan hoger of lager zijn dan de verzekerde waarde. Wel kan de fiscus achteraf teruggrijpen op de verzekerde waarde. Johan en Thomas moeten dan kunnen uitleggen waarom ze een lagere waarde hebben opgegeven. Dat zal niet gemakkelijk zijn, want de waarde van schilderijen en antiek stijgt vaak met de jaren.
Aandelen
Maria laat ook een belangrijk pakket aandelen na, die ze al jaren in haar bezit heeft en zijn ingeschreven op een effectenrekening bij de bank. Om de waarde van die portefeuille te bepalen, moeten Johan en Thomas opnieuw het basisprincipe toepassen: de verkoopwaarde bepalen op de dag van het overlijden. Voor aandelen die noteren op de Belgische beurs gebeurt dat volgens de methode van de zogenoemde prijscourant. Dat is de gemiddelde beurskoers in de loop van een maand, die op de twintigste dag van de daaropvolgende maand verschijnt in het Belgisch Staatsblad. Maria is overleden op 1 augustus 2013, zodat de waardering in de prijscourant van 20 september van toepassing is.
Johan en Thomas leren daaruit dat de Belgische aandelen van Maria fors lager noteren dan hun oorspronkelijke aankoopwaarde. In plaats van 50.000 euro zijn ze nog maar 25.000 euro waard. De broers moeten dan 25.000 euro aangeven. Op dat bedrag betalen ze later successierechten. Ze doen dus een goede zaak, behalve als de aandelen tussen de datum van aangifte en de dag dat ze de successierechten betalen – binnen de zes maanden na het overlijden – nog in waarde zouden dalen. Om daar gedeeltelijk aan tegemoet te komen, mogen Johan en Thomas ook opteren voor een van de twee prijscouranten die volgen op de eerste prijscourant. Dat betekent dat ze kunnen kiezen tussen drie prijscouranten: die van 20 september, 20 oktober en 20 november. Ze gaan het beste voor de prijscourant met de laagste aandelenkoersen. Maken Johan en Thomas geen keuze, dan past de fiscus automatisch de prijscourant van 20 september toe.
De broers kunnen de aandelen verkopen zodra die bank die vrijgeeft. Ze hoeven daarvoor niet te wachten tot vier of zes maanden na het overlijden. Een bank gaat vrij vlug over tot de deblokkering van de tegoeden van een overledene, als er geen betwisting is tussen de erfgenamen.
Herziening en boete
Johan en Thomas doen er niet verstandig aan de waarde van de nalatenschap te laag in te schatten. De fiscus heeft vanaf de aangifte twee jaar de tijd om die te controleren en ze eventueel te herzien en een boete op te leggen. De boete bedraagt 20 procent van de successierechten die Johan en Thomas zouden moeten bijbetalen als de fiscus vindt dat ze bij de aangifte te goeder trouw zijn geweest. De fiscus mag tot tien jaar teruggaan in de tijd vanaf de datum van de aangifte om erfgenamen die te kwader trouw hebben gehandeld een sanctie op te leggen. De boete kan dan oplopen tot 200 procent van de bijkomende successierechten.
Johan Steenackers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier