Bedrijf in nood: wat na het schuldmoratorium?
Een tijdelijk moratorium moest ondernemingen in volle coronacrisis beschermen tegen een faillissementsprocedure. Die maatregel is intussen afgelopen. Wat zijn nu de mogelijkheden voor een bedrijf in moeilijkheden?
Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) voerde eind april het moratorium op inbeslagnames en faillissementsprocedures bij wanbetaling in. Dat is een regeling waarbij bedrijven die onder de insolventiewetgeving vallen, automatisch en tijdelijk een wettelijke opschorting van betaling bekomen. Met die maatregel wilde de regering gezonde ondernemingen, die door de coronacrisis plots in de problemen geraakten, uit het vizier van schuldeisers houden. Het moratorium trad in werking op 24 april 2020. De bescherming was initieel voorzien tot 17 mei, maar werd nog met een maand verlengd.
Ondernemingen in moeilijkheden kunnen een beroep doen op de bescherming die geboden wordt via de procedure van een gerechtelijke reorganisatie. Maar in volle coronacrisis lag die piste niet altijd voor de hand. Door de invoering van het schuldmoratorium werden bedrijven beschermd tegen inbeslagnames, konden ze niet failliet verklaard worden, en moesten ze geen aangifte van faillissement doen. Bovendien konden lopende overeenkomsten niet eenzijdig of gerechtelijk ontbonden worden wegens wanbetaling. Voor al opgestarte reorganisatieprocedures werd in een verlenging van de betalingstermijnen voorzien.
De regeling was enkel bedoeld voor ondernemingen die vóór de coronacrisis – op 18 maart 2020 – nog in een goede financiële positie verkeerden. De meeste advocaten steunden het initiatief, maar gerechtsdeurwaarders beschouwden de invoering van het moratorium als een overbodige maatregel. “Wij spelen sowieso soepel en oplossingsgericht in op nieuwe sociaaleconomische en maatschappelijke gebeurtenissen”, zei gerechtsdeurwaarder Kris Slabbaert eerder in Trends. “We proberen steeds samen met de schuldenaar een oplossing uit te werken. De invoering van een schuldmoratorium per koninklijk besluit is een schijnoplossing voor een onbestaand probleem.”
Op 17 juni 2020 liep het moratorium af. Daarmee lijkt de tijdelijke bescherming voor ondernemingen voorbij. Maar dat is niet zo. De wet voorziet in verschillende mogelijkheden voor ondernemers die geen uitweg meer zien voor hun financiële problemen.
1. Onderhandelen met uw schuldeisers
“Probeer in de eerste plaats te onderhandelen met je schuldeisers”, adviseert Koenraad Geerts, advocaat bij Solverius, Geerts & Vanderveeren. “Hou er wel rekening mee dat je bepaalde risico’s loopt wanneer je de ene wel betaalt en de andere niet. Bij een later faillissement kan de ondernemingsrechtbank een ‘verdachte periode’ bepalen. Transacties tijdens die periode kunnen dan onder bepaalde voorwaarden teruggedraaid worden. De rechtbank kan bijvoorbeeld een nog snel uitgevoerde betaling aan een bevriende leverancier weer ongedaan maken om zo een fiscale schuld te voldoen.”
2. Vrijwillige ontbinding en vereffening
De algemene vergadering van aandeelhouders kan ook beslissen om de vennootschap te ontbinden. Dat kan met één notariële akte en zelfs zonder vereffenaar, maar die procedure heeft wel een aantal strenge vereisten. “Een zogeheten deficitaire vereffening, waarbij een akkoord wordt gesloten met de schuldeisers, vereist het toezicht van de ondernemingsrechtbank”, illustreert Geerts. “Ook hier is het van groot belang goed te onderhandelen met de schuldeisers, opdat die de deficitaire vereffening niet dwarsbomen door bijvoorbeeld alsnog het faillissement aan te vragen.”
3. Gerechtelijke reorganisatie
Via de procedure van de gerechtelijke reorganisatie kan een onderneming een tijdelijke bescherming genieten tegen schuldeisers, zodat de continuïteit gewaarborgd blijft. Er zijn dan drie mogelijkheden:
· Een reorganisatie door een minnelijk akkoord met minstens twee schuldeisers onder het toezicht van een gedelegeerde rechter. Dat akkoord kan in een spreiding van de betalingen of een kwijtschelding van een deel van de schuldvordering voorzien.
· Een reorganisatie door een collectief akkoord. Die procedure heeft tot doel het akkoord van de schuldeisers over een op te stellen reorganisatieplan te verkrijgen.
· Een reorganisatie door een overdracht van een hele of een deel van de onderneming aan een of meerdere derden. Het komt er dan op neer dat het bedrijf verkocht wordt.
“Een reorganisatie door een minnelijk akkoord biedt, in vergelijking tot gewone akkoorden buiten de rechtbank om, meer waarborgen voor de schuldeisers”, merkt Koenraad Geerts op. “Om een collectief akkoord te bereiken, is het van groot belang op een deskundige manier te onderhandelen met de schuldeisers. Een meerderheid van hen – die ook de meerderheid van de schulden vertegenwoordigt – moet akkoord gaan. Het reorganisatieplan kan bijvoorbeeld voorzien in de vrijwillige overdracht van alle of een deel van de activa of de activiteiten.”
4. Faillissement aanvragen
Een onderneming kan zich ook failliet laten verklaren. Daarvoor gelden twee voorwaarden waar tegelijkertijd moet aan voldaan zijn: het bedrijf heeft op duurzame wijze opgehouden te betalen én heeft het vertrouwen van zijn schuldeisers verloren. Een organisatie die aan die twee criteria voldoet, is wettelijk verplicht binnen een maand het faillissement aan te vragen. De insolventiewet van 1 mei 2018 stelt dat de aanvraag elektronisch moet ingediend worden. Dat gebeurt via RegSol, het Centraal Register Solvabiliteit. Op de website van Dyzo, een platform voor zelfstandigen in moeilijkheden, vindt u een praktische handleiding voor de aangifte.
“Bij zo’n elektronische aanvraag moet je een hele reeks documenten toevoegen”, merkt Koenraad Geerts op. “Zoals een inventaris van de activa en de passiva van de onderneming. Als aan alle voorwaarden voldaan is, zal de ondernemingsrechtbank het bedrijf failliet verklaren. De rechter stelt dan een curator aan, samen met een rechter-commissaris om toezicht te houden op die curator. Die laatste vereffent vervolgens de onderneming en brengt daar verslag van uit.” Op de Dyzo-website wordt de volledige faillissementsprocedure in dertig concrete punten toegelicht.
De alarmbelprocedure
Sinds 1 mei 2019 is het vernieuwde Wetboek Vennootschappen en Verenigingen in ons land van toepassing. Daarin werd het hoofdstuk over de alarmbelprocedure aangepast aan de nieuwe besloten vennootschap of bv. Die schrijft verplichte acties voor wanneer de continuïteit van de onderneming in het gedrang komt. Meer bepaald, in een van deze situaties:
· Het netto-actief van de bv is negatief geworden of dreigt dat te worden.
· De vennootschap is, volgens redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, niet in staat gedurende minstens de twaalf volgende maanden haar schulden te voldoen naarmate die opeisbaar worden.
In dat geval moet de algemene vergadering van aandeelhouders bijeengeroepen worden: daar stellen de bestuurders concrete maatregelen voor om de situatie aan te pakken (van die acties dient ook een schriftelijk verslag opgesteld te worden). Het bestuursorgaan kan daar een ontbinding en vereffening van de vennootschap voorstellen. Wanneer de alarmbelprocedure niet gevolgd wordt en de algemene vergadering niet wordt samengeroepen, is er automatisch een vermoeden van aansprakelijkheid voor de bestuurders. Zij moeten daarvan het tegenbewijs kunnen leveren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier