Besmetting met coronavirus op het werk: arbeidsongeval, beroepsziekte of geen van beide?

Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

De meeste economen zijn het erover eens dat we zo snel mogelijk, op een veilige manier, zo veel mogelijk mensen weer aan het werk moeten krijgen. Maar wat als werknemers tijdens de uitoefening van hun beroep besmet raken met het coronavirus?

Op 8 juni maakte Minister van Volksgezondheid, Maggie De Block, bekend dat covid-19 ook erkend wordt als beroepsziekte voor werknemers die tijdens de lockdown actief waren in een cruciale sector of een essentiële dienst. Als voorbeelden worden werknemers in een voedingswinkel of politie-agenten genoemd. Die erkenning brengt een aantal financiële voordelen met zich mee. Voor zelfstandigen verandert dit niets. Zij komen niet in aanmerking voor een schadeloosstelling wegens beroepsziekte. De minister zegt in een persbericht wel dat ze in de toekomst werk wil maken van een regeling beroepsziekten voor zelfstandigen.

Een vrouw werkt in een koekjesfabriek aan de lopende band. De collega die naast haar staat aan de band, komt terug van een skivakantie uit Italië. Die collega werkt drie dagen en wordt dan ziek. Na een week begint de vrouw zich steeds meer moe te voelen. Ze gaat naar de dokter en wordt meteen voor een maand arbeidsongeschikt verklaard. De toestand van de vrouw verslechtert. Enkele dagen later gaat ze opnieuw naar de huisdokter, die haar naar de spoedafdeling van het ziekenhuis doorverwijst. De vrouw wordt in het ziekenhuis opgenomen en een tijdje later wordt ze aan de beademing gelegd. Daar ligt ze nu nog altijd.

Geen arbeidsongeval

Navraag bij Assuralia, de sectorfederatie van de verzekeraars, leert dat een besmetting met het coronavirus niet onder de dekking van een arbeidsongevallenverzekering valt. Volgens Geert Vermeir van het juridisch kenniscentrum van SD Worx heeft Fedris, het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico’s, een iets genuanceerder standpunt. In de praktijk komt het wel op hetzelfde neer.

In theorie kan je wel de criteria voor een arbeidsongeval afvinken. “Er is een letsel, dat ontstaan is door een plotse gebeurtenis, die waarschijnlijk heeft plaatsgevonden tijdens de arbeid”, somt Geert Vermeir op. “Maar er is een belangrijk bewijsprobleem. Hoe kan je bewijzen dat die vrouw het virus op de werkvloer heeft opgelopen? Ze ging misschien na haar werk nog naar de supermarkt of ze ging haar kinderen op school afhalen. In dit geval is er een zwaar vermoeden, maar het is bijna onmogelijk dat onomstotelijk te bewijzen.”

“België is gelukkig de Verenigde Staten niet”, reageert Geert Vermeir. “Iedereen kan terugvallen op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, die de meeste medische kosten terugbetaalt. De werkgever moet ook een maand gewaarborgd loon betalen. Daarna vallen mensen terug op een ziekte- of invaliditeitsuitkering.”

Sommige werkgevers hebben bovendien een hospitalisatieverzekering afgesloten voor hun werknemers. Bij sommige verzekeringen kunnen werknemers ook hun familieleden aansluiten. De factuur die rest na tussenkomst van de ziekteverzekering, wordt in bepaalde gevallen opgeraapt door de hospitalisatieverzekering. Bij de marktleider AG Insurance klinkt het klaar en duidelijk: “Ook bij een pandemie of epidemie zijn werknemers beschermd door de hospitalisatieverzekering, mits er sprake is van hospitalisatie en het om een curatieve of genezende behandeling in het ziekenhuis gaat.”

Enkel voor zorgpersoneel erkend als beroepsziekte

“Niet elke een ziekte die je tijdens het werk oploopt, is een beroepsziekte”, zegt Geert Vermeir. “Je kan ook met de griep besmet geraken in de omgang met je collega’s of klanten. Het coronavirus is daarin niet anders dan een griep.” Fedris, de overkoepelende federale instelling die de sector van de arbeidsongevallen en beroepsziektes beheert, beslist wat wordt geclassificeerd als een beroepsziekte en wat niet.

“Vrij recent is beslist dat werknemers met covid-19 die werken in de gezondheidszorg, zoals ambulanciers, medewerkers op een spoeddienst of op een dienst voor intensieve zorg, en die gediagnosticeerd zijn door middel van een laboratoriumtest, in aanmerking komen voor een vergoeding wegens beroepsziekte”, voegt Nele Mertens, juriste bij het kenniscentrum van Acerta, toe. “De achterliggende reden is dat die personen een groter risico lopen om besmet te raken en dat het oplopen van de infectie duidelijk in verband kan staan met hun beroepsactiviteit.”

Geert Vermeir legt uit dat het moet gaan om een ziekte veroorzaakt “door het werk”. “Door veelvuldige blootstelling aan schadelijke stoffen bijvoorbeeld kan je ziek worden. Het medisch en verzorgend personeel wordt veelvuldig blootgesteld aan het coronavirus. Daarom heeft Fedris beslist dat het coronavirus voor die beroepsgroep een beroepsziekte is.” De jurist van SD Worx weet niet of de vraag ooit op tafel heeft gelegen om de beroepsziekte uit te breiden naar andere beroepsgroepen, maar wijst op de zware financiële impact van zo’n beslissing.

Andere risicoberoepen

Daarnaast is er een ‘open systeem’. “Wie niet in de gezondheidssector werkt, kan eventueel een erkenning krijgen voor een beroepsziekte via het open systeem. Die mensen moeten dan niet alleen blootgesteld zijn aan het beroepsrisico van de ziekte, zij moeten bovendien bewijzen dat zij de ziekte door het werk hebben opgelopen. Daar zal dezelfde bewijsproblematiek gelden als bij de arbeidsongevallen”, stelt Geert Vermeir.

Zijn collega van Acerta, Nele Mertens, is dezelfde mening toegedaan. “De werknemer die zo’n vergoeding wenst, zal moeten bewijzen dat hij de ziekte heeft opgelopen tijdens de uitoefening van zijn werk en dat hij is blootgesteld aan het beroepsrisico van de ziekte. Volgens Fedris is sprake van een beroepsrisico ‘als de blootstelling aan de schadelijke invloed beduidend groter is dan de blootstelling bij de bevolking in het algemeen’. De werkneemster in de koekjesfabriek zal vermoedelijk niet kunnen bewijzen dat zij tijdens de uitvoering van haar prestaties meer blootgesteld was aan het virus dan de rest van de bevolking. De kans lijkt daarom klein dat zij in aanmerking komt voor de schadeloosstelling wegens beroepsziekte.”

Een begrafenisondernemer nam contact op met de redactie, omdat hij het niet eerlijk vindt dat begrafenisondernemers niet over dezelfde kam worden geschoren als zorgpersoneel. “Zijn wij dan geen zorgverstrekkers? Wij riskeren ook besmet te geraken.” De specialisten raden de begrafenisondernemers aan voor hun werknemers een aanvraag te doen bij Fedris voor een erkenning als beroepsziekte. Voor zelfstandige begrafenisondernemers staat dat stelsel helaas niet open, hoewel zij aan dezelfde risico’s blootgesteld zijn.

De erkenning als beroepsziekte heeft twee voordelen. De slachtoffers moeten het remgeld of de kosten boven op de tussenkomsten van het ziekenfonds niet betalen. Wie tijdelijk arbeidsongeschikt is, krijgt 90 procent van zijn basisloon als uitkering. Wie permanent arbeidsongeschikt is, krijgt 100 procent van zijn basisloon. Wie slechts voor minder dan 10 procent arbeidsongeschikt is, moet het wel met een kwart of de helft minder uitkering doen. De uitkeringen liggen hoger dan de gewone ziekte- of invaliditeitsuitkering.

Werkgever aansprakelijk stellen

Je kan het misschien vergelijken met een bedrijf waarvan disproportioneel veel werknemers een zeldzame kanker kregen, na een veelvuldige blootstelling aan asbest. Het is een bravourestuk om daar sluitend medisch bewijs voor te vinden. Dat duurt jaren. Wanneer we die vergelijking voorleggen aan Geert Vermeir, zegt hij: “Ik ben een jurist, maar ook een werknemer. Ik snap dat werknemers geneigd zijn de aansprakelijkheid van de werkgever in te roepen, maar ik vrees dat zulke procedures lang zullen aanslepen, zonder garantie op succes. Zolang je nog in dienst bent, zet je de relatie met je werkgever daarmee op het spel.”

Werknemers moeten niet enkel bewijzen dat de werkgever onvoldoende preventiemaatregelen nam. Ze moeten ook bewijzen dat hun ziekte het rechtstreekse gevolg is van de fout van de werkgever. “In theorie kan dat, maar in de praktijk is dat zeer moeilijk.”

Dat neemt niet weg dat de werkgever de plicht heeft een veilige werkomgeving voor werknemers te creëren. Wie straks weer aan het werk moet en zich niet veilig voelt, spreekt zijn werkgever daar het best op aan. De sociale inspectie kijkt ook toe op de veiligheid. “Die inspecteurs zijn volop aan de slag. Ze kijken na of bedrijven coronaproof zijn. Ze geven werkpunten en komen nadien controleren of er verbetering is.”

Geert Vermeir geeft nog een laatste bedenking mee. “Een werkgever kan voldoende afstand tussen werknemers en eventuele klanten creëren, voldoende zeep en ontsmettende alcohol en zelfs handschoenen en maskers, maar dan nog kan je niet volledig uitsluiten dat iemand besmet geraakt. Als wetenschappers niet exact weten hoe dit virus wordt overgedragen, en hoe lang de incubatietijd is, hoe kan je dan hard maken dat de ziekte het gevolg is van een fout van de werkgever?”

Partner Content