Van rekeningrijden tot de suikertaks: waarom u uw gedrag (niet) laat bepalen door een belasting
Het gebruik van fiscale prikkels om ons gedrag te beïnvloeden neemt vele vormen aan én zorgt voor felle discussies. Hoe zinvol zijn gedragssturende belastingen? En welke factoren bepalen of ze al dan niet het beoogde effect hebben?
Toen de Brusselse minister van Mobiliteit Elke Van den Brandt eind augustus aankondigde dat onze hoofdstad nog deze legislatuur een stadstol zou invoeren om het aantal files terug te dringen, zorgde dat voor een storm aan reacties. De woorden van Van den Brandt waren nog niet koud, of Brussels minister Sven Gatz (Open Vld) bestempelde de aankondiging van de coalitiepartner al als ‘voorbarig’. Mobiliteitsorganisatie Touring en werkgeversorganisatie Voka spraken zich uit tegen het idee en Vlaams Belang en CD&V hekelden de onenigheid binnen de Brusselse regering.
Een week eerder hadden economen Bruno De Borger en Stef Proost er in een nieuwe studie bij de Vlaamse regering op aangedrongen om eindelijk werk te maken van (superslim) rekeningrijden. Ook toen had het reacties van voor – en tegenstanders geregend.
Liggen gedragssturende belastingen politiek gevoelig omdat ze tot onvrede bij burgers leiden? Of wordt de frustratie juist aangewakkerd door politici of benadeelde sectoren? Het is een beetje zoals bij de vraag van de kip en het ei. Hoe dan ook ervaren veel mensen heffingen op producten en diensten die schadelijk zijn voor hun gezondheid of het klimaat als pesterijen, en een flauw excuus om de schatkist te vullen.
Potentieel
En toch zijn ideeën zoals het rekeningrijden, een vliegtaks en een heffing op suiker of zelfs rood vlees, niet klein te krijgen. Voorstanders zien dat soort fiscale prikkels als belangrijke bouwstenen van een beleid voor respectievelijk mobiliteit, de klimaatopwarming en de volksgezondheid. Dat heeft alles te maken met hun potentieel – dat blijkt uit zowel academisch onderzoek als effectieve toepassingen – én met het, zeer intuïtieve basisprincipe: drijf via een belasting de prijs van een schadelijk goed op, en de vraag ernaar zal slinken.
Belasting of kostprijs?
In het algemeen worden belastingen beschouwd als een verstoring van de markt. Volgens het principe van de vrije markt waarop onze economie is gebaseerd, wordt de prijs bepaald door het samenspel van vraag en aanbod. Consumenten schatten in hoeveel de aankoop van een goed of dienst hen – uitgedrukt in geld – waard is. Producenten gaan na welk bedrag voldoende is om hun productiekosten te dekken. In theorie weerspiegelt de uiteindelijke prijs dan een soort onuitgesproken akkoord tussen beide partijen, zonder dat een overheid moet ingrijpen.
Het probleem met de toepassing van dat model is dikwijls dat zowel consumenten als producenten maar rekening houden met een deel van de kosten en baten. Producenten staan doorgaans niet stil bij de klimaatschade van de CO2-uitstoot bij productieprocessen, automobilisten vergeten de bijdrage van een rit met de wagen aan de luchtvervuiling en de files, en wie tabak, frisdrank of rood vlees koopt, gaat meestal voorbij aan de mate waarin die producten zijn gezondheid schaden, met hogere kosten voor de gezondheidszorg en onze sociale zekerheid tot gevolg.
Veel schadelijke effecten die de productie of consumptie van een goed of dienst met zich meebrengen, situeren zich op de lange termijn en zijn minder zichtbaar. Omdat hun onmiddellijke invloed beperkt is of lijkt, worden ze vergeten en niet in de marktprijs verrekend.
Als dat soort externe kosten – of externaliteiten – optreden, is het volgens André Decoster, hoogleraar aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven, zinvol en zelfs nodig om belastingen te heffen. “Het prijssignaal is essentieel voor het marktsysteem. Het vormt de basis waarop economische agenten beslissingen nemen en moet dus een zo correct mogelijke weerspiegeling zijn van de realiteit. Het staat consumenten vrij te kiezen voor ongezonde of schadelijke producten, maar het moet wel gebeuren op basis van de juiste informatie. In sommige gevallen zijn belastingen dus pogingen om tot een betere marktwerking te komen.”
Dat klinkt eenvoudig, maar in de praktijk loopt het dikwijls mis. Er spelen altijd heel wat factoren mee, die bepalen of een fiscale prikkel al dan niet het gewenste effect heeft op ons consumptiegedrag. Waar moeten beleidsmakers rekening mee houden?
Volgens Kris Bachus, onderzoeksleider van de onderzoeksgroep duurzame ontwikkeling van het HIVA-Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving en gespecialiseerd in milieubelastingen, is het in de eerste plaats belangrijk dat de afstand tussen de belastingbasis en de doelstelling zo klein mogelijk is. “Als je wilt dat mensen minder rood vlees eten vanwege de schadelijke gevolgen voor de gezondheid, hef dan geen belasting op vlees in het algemeen, maar specifiek op rood vlees. Onrechtstreekse of algemene belastingen leiden niet tot een gedragswijziging, tenzij het verband tussen het belaste product en de doelstelling onmiskenbaar is, zoals bij een belasting op brandstof en het terugdringen van CO2-uitstoot.”
‘Studies tonen aan dat een heffing op alcohol tot een grotere gedragswijziging leidt bij mensen die al weinig dronken dan bij zware drinkers’
Een tweede belangrijke factor is de prijselasticiteit. Die term wijst op de gevoeligheid van consumenten voor prijsveranderingen van een product of dienst. Heeft een product een hogere prijselasticiteit, dan zal dezelfde prijsverhoging tot een relatief grotere afname van de vraag leiden dan bij een ander product. Stel dat de prijs van zowel smartphones als van een brood wordt verdubbeld. Waarschijnlijk zullen dan relatief gezien meer mensen afzien van de aankoop van een smartphone dan van hun dagelijks brood.
Dezelfde redenering geldt natuurlijk voor prijsverhogingen als gevolg van een belasting. Het effect van een belasting op consumptiegedrag hangt af van product tot product en is soms wellicht verwaarloosbaar.
Verslavingen
Professor André Decoster benadrukt bovendien dat de verschillen tussen consumenten onderling tot heterogene reacties leiden. “Studies tonen bijvoorbeeld aan dat een heffing op alcohol tot een grotere gedragswijziging leidt bij mensen die al weinig dronken dan bij zware drinkers. Hetzelfde geldt voor een suikertaks: jonge consumenten reageren daar sterker op door minder frisdrank te kopen, maar bij mensen met een algemeen suikerrijk dieet is de respons veel kleiner.”
“Bovendien moet je rekening houden met de zogenoemde substitutie-effecten: door welke producten worden de belaste producten of diensten vervangen? Als een suikertaks mensen weg houdt van frisdrank, maar in de richting van verzadigde vetten stuurt, zullen de gezondheidseffecten beperkt blijven.”
De laatste decennia hebben economen ten slotte ook veel meer aandacht voor niet-rationeel gedrag. Wie bijvoorbeeld al twintig jaar verslaafd is aan roken, zal niet plots stoppen vanwege een accijnsverhoging op tabak.
Draagvlak
De gevoeligheid van consumenten voor prijsveranderingen en de mate waarin ze hun levensstijl zullen aanpassen, hangt natuurlijk ook af van de aanwezigheid van alternatieven. “Al sinds 2002 wordt in Ierland met succes een belasting op plastic zakjes geheven. Dat die effectief tot een gedragswijziging leidt, heeft te maken met de beschikbaarheid van een herbruikbare tas. In andere gevallen, bijvoorbeeld autorijden, is de drempel om over te stappen op een alternatief veel groter”, aldus Kris Bachus.
Meer algemeen doet een overheid er best aan een gedragssturende belasting goed te omkaderen. Dat verhoogt niet enkel de kans op succes, maar helpt ook om de maatregel verkocht te krijgen aan een bevolking: het beruchte draagvlak. “Gedragssturende belastingen worden over het algemeen met veel scepsis onthaald. Het is daarom erg belangrijk om ervoor te zorgen én duidelijk te communiceren dat zo’n heffing deel uitmaakt van een taxshift – en dus budgetneutraal is – waarbij de lasten elders worden verlaagd en waarbij de opbrengsten worden gebruikt om te investeren in niet-schadelijke alternatieven of om benadeelde bevolkingsgroepen te compenseren”, aldus Bachus.
Als recente illustratie van de afkeer bij de bevolking voor milieubelastingen wordt dikwijls verwezen naar het protest van de gele hesjes in Frankrijk. Dat protest wordt dikwijls in één adem genoemd met de hogere brandstofprijzen. Daarbij wordt dikwijls niet vermeld dat de hogere accijns op diesel deel uitmaakte van een veel bredere fiscale hervorming, waar de lage inkomens bekaaid vanaf kwamen.
‘Asociaal’
Met een beetje slechte wil zou je de Franse accijnsverhoging op diesel en benzine kunnen zien als het ultieme voorbeeld van hoe het niet moet. Naast het gebrek aan omkadering liep de maatregel – die na de protesten ook weer werd opgeschort – ook in de val van de regressiviteit. Die term wordt gebruikt wanneer de lagere inkomensklassen proportioneel harder worden getroffen door een maatregel dan mensen met meer middelen.
Het risico van de regressiviteit staat steevast bovenaan op het lijstje van argumenten tégen gedragssturende belastingen. Dikwijls is dat overigens niet meer dan terecht. Zo houden laagopgeleide mensen – die doorgaans ook een lager inkomen hebben – er in het algemeen bijvoorbeeld een minder gezond voedingspatroon op na. Wanneer een overheid dan, zoals dat begin 2018 in ons land gebeurde, een suikertaks invoert, komt die vooral op de schouders van die specifieke bevolkingsgroep terecht.
Noch Statbel, noch de federale overheidsdiensten Financiën en Economie, beschikten over cijfers met betrekking tot het consumptiegedrag vóór en na de invoering van de suikertaks.
Dat gedragssturende belastingen, zoals de suikertaks of het rekeningrijden, dikwijls het predicaat ‘asociaal’ krijgen, hebben ze dus te danken aan hun regressieve karakter: rijkere mensen zullen de impact van de maatregelen nauwelijks, of veel minder voelen.
Natuurlijk maakt het bewust targeten van vervuilend of ongezond gedrag – en dus van de mensen die dat gedrag stellen – deel uit van de essentie van gedragssturende belastingen. Maar als de lasten steeds weer bij dezelfde groep mensen terecht komen, zonder dat daar een compensatie of een stimulering van gewenst gedrag tegenover staat, worden de heffingen begrijpelijkerwijs ervaren als pesterijen.
Die indruk wordt nog versterkt wanneer de opvolging van het beleid uitblijft. Zo beschikten noch Statbel, de officiële statistische instelling van ons land, noch de federale overheidsdiensten Financiën en Economie, over cijfers met betrekking tot het consumptiegedrag vóór en na de invoering van de suikertaks. Ook over de resultaten van andere gedragssturende belastingen, zoals accijnzen op alcohol of tabak, werd niet gecommuniceerd.
Een overheid die beweert dat maatregelen deel uitmaken van een gezondheidsbeleid, maar vervolgens niet opvolgt of ze ook effectief resultaat opleveren, krijgt vroeg of laat problemen met haar geloofwaardigheid.
Grensshoppen
Ook Michel Maus, advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de VUB, houdt een wrang gevoel over aan gedragssturende belastingen en het gebrek aan impact ervan. “In principe kun je de files perfect wegwerken of het vliegverkeer terugdringen door middel van belastingen. Er valt dus zeker wat te zeggen voor het rekeningrijden en een vlieg- of suikertaks, maar om écht tot resultaat te komen, moet je enorm hoge tarieven hanteren en dat ligt politiek zeer gevoelig.”
‘Er valt zeker wat te zeggen voor het rekeningrijden en een vlieg- of suikertaks, maar om écht tot resultaat te komen, moet je enorm hoge tarieven hanteren’
“Zo tonen studies uit de Verenigde Staten aan dat een suikertaks pas echt werkt wanneer de prijs met ongeveer 20 procent wordt verhoogd. De Belgische suikertaks ligt veel te laag om een ontradend effect te hebben en dient bijgevolg enkel om de schatkist te vullen. Bovendien heeft de sector er deze zomer nog op gewezen dat het aantal grensaankopen, waarbij mensen hun frisdrank in Frankrijk kopen, fors was toegenomen sinds de invoering van de suikertaks.”
Dat de producenten van frisdranken vragende partij zijn om de suikertaks terug te schroeven, hoeft natuurlijk niet te verbazen. Maar het fenomeen van het grensshoppen bestaat, en dat het in omvang toeneemt wanneer de prijzen in ons land stijgen, klinkt alvast aannemelijk. Meer algemeen illustreren grensaankopen opnieuw een obstakel voor het welslagen van vele gedragssturende belastingen: zonder coördinatie tussen de verschillende beleidsniveaus kan een goedbedoelde maatregel zijn doel volledig voorbij schieten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier