Strohalm voor KB Lux-klanten?

Het Belgische Hof van Cassatie aanvaardt tegenwoordig dat fiscale administratieve boeten een strafrechtelijk karakter kunnen hebben. Dit kan belangrijke gevolgen hebben.

Om de fiscale verplichtingen kracht bij te zetten, voorzien de verschillende fiscale wetboeken in een heel systeem van sancties. Zo bevat het Wetboek van de Inkomstenbelastingen een twintigtal artikelen over de sancties. Het maakt daarbij een onderscheid tussen enerzijds administratieve sancties en anderzijds de eigenlijke strafrechtelijke sancties.

De administratieve sancties worden op hun beurt nog eens onderverdeeld in drie categorieën. Om te beginnen, zijn er de belastingverhogingen die door de koning vastgesteld worden. Ze kunnen oplopen tot niet minder dan 200% van de belastingen die op het niet aangegeven inkomstengedeelte betrekking hebben. Vervolgens zijn er de administratieve boeten die per overtreding kunnen oplopen tot 50.000 frank. En ten slotte kan de minister van Financiën iemand gedurende een bepaalde termijn vervallen verklaren van het recht om belastingplichtigen te vertegenwoordigen.

De strafrechtelijke sancties bestaan uit geldboeten tot 500.000 frank, uit gevangenisstraffen van acht dagen tot vijf jaar en uit een tijdelijk beroepsverbod voor bijvoorbeeld belastingadviseurs dat uitgesproken kan worden door de strafrechter.

Btw.

Dergelijke combinatie van administratieve en strafrechtelijke sancties vindt men ook bijvoorbeeld terug op het gebied van de btw. Bij de administratieve sancties heeft men om te beginnen proportionele btw-geldboeten die te vergelijken zijn met de belastingverhogingen op het gebied van de inkomstenbelastingen. Die geldboeten kunnen ook hier oplopen tot 200% van de ontdoken of niet tijdig betaalde belasting. Daarnaast is er een systeem van vaste geldboeten die bij tal van overtredingen van de btw-reglementering kunnen worden opgelegd. Vervolgens zijn er de eigenlijke strafrechtelijke sancties, met ook hier geldboeten tot 500.000 frank, celstraffen tot vijf jaar en de mogelijkheid voor de strafrechter om belastingadviseurs en anderen een tijdelijk beroepsverbod op te leggen.

De administratieve en de strafrechtelijke sancties verschillen niet alleen inzake de instantie die ze oplegt – de eerste door de belastingadministratie zelf, de tweede door de strafrechter. Ook inhoudelijk is er een verschil.

Strafrechtelijke sancties hebben een preventief en repressief karakter. Zij zijn per definitie bedoeld om de overtreder te straffen (repressief aspect), en om ervoor te zorgen dat hij zijn foutief gedrag niet herhaalt (preventief aspect).

Administratieve sancties zouden daarentegen niet op de eerste plaats de bedoeling mogen hebben om te straffen of om herhaling van verkeerd gedrag te voorkomen. Zij moeten op de eerste plaats een vergoedend karakter hebben. Volgens de theorie moeten zij de rechten van de schatkist helpen vrijwaren en zijn zij eerder bedoeld om de Administratie schadeloos te stellen voor de moeite die zij zich moet getroosten (en de kosten die zij moet doen) om de ontdoken belasting op te sporen en in te vorderen.

Praktijk.

Tot daar de theorie. In de praktijk wordt dit onderscheid in vele gevallen als kunstmatig aangevoeld. Als iemand voor de overtreding van het BTW-Wetboek een administratieve boete van 200% opgelegd krijgt, dan is de kans zeer groot dat hij deze boete wel degelijk als een echte straf aanvoelt, ondanks de theorie die wil dat deze boete slechts een soort forfaitaire schadevergoeding zou zijn.

Vandaar dat in de loop der jaren stemmen opgegaan zijn om niet vast te houden aan het formele onderscheid tussen administratieve en strafrechtelijke sancties dat in de verschillende fiscale wetboeken gemaakt wordt. Vandaar ook de oproep om te erkennen dat administratieve sancties in bepaalde gevallen ook een strafrechtelijk karakter kunnen hebben.

Die tendens is er gekomen onder invloed van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens bevat immers een aantal fundamentele waarborgen voor wie strafrechtelijk vervolgd wordt (recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter, recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn enzovoort).

In het kader daarvan heeft het Europees Hof een definitie ontwikkeld van wat – voor de toepassing van het Verdrag – onder een strafvervolging moet worden verstaan. De benaming die aan de sanctie wordt gegeven, is daarbij niet van doorslaggevend belang, wel of de sanctie in werkelijkheid een repressief en preventief karakter heeft.

Dit wil zeggen dat het feit dat de Belgische wetgever bepaalde sancties ingedeeld heeft bij de administratieve sancties, niet noodzakelijk betekent dat zij geen strafrechtelijk karakter kunnen hebben. Zodra uit de aard van de sanctie blijkt dat zij in feite een repressief en preventief karakter heeft, moet zij wel als een strafsanctie worden aangemerkt.

Die benadering is in België lange tijd door het Hof van Cassatie afgewezen. Maar enkele maanden geleden heeft het Hof zijn rechtspraak resoluut bijgesteld. Het aanvaardt nu ook dat administratieve fiscale boeten een strafrechtelijk karakter kunnen hebben. Daarvoor hanteert het precies dezelfde criteria die het Europees Hof daartoe ontwikkeld heeft. Eén van de belangrijkste luidt dat de sanctie zeer zwaar moet zijn gelet op het bedrag ervan. Vanaf wanneer een sanctie zeer zwaar is, kan uiteraard niet in het algemeen worden gezegd. Men mag echter aannemen dat een boete die in de miljoenen loopt, al vlug als zodanig beschouwd moet worden.

Zodra een boete geacht moet worden een strafrechtelijk karakter te hebben, heeft de gestrafte recht op de toepassing van alle algemene principes die het strafrecht beheersen, en op de waarborgen die voortvloeien uit het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens.

Neem bijvoorbeeld de belastingverhogingen inzake inkomstenbelastingen. Het Hof van Cassatie heeft bij herhaling beslist dat de opportuniteit van het opleggen van deze verhogingen niet door de rechter beoordeeld mag worden. De Administratie legt de belastingverhogingen op conform de wettelijke voorschriften. De rechter mag nadien enkel nagaan of de Administratie die voorschriften juist heeft toegepast. Hij mag zich niet uitspreken over de vraag of het wel opportuun is om de belastingplichtige op te zadelen met die verhoging.

Dat wordt uiteraard volledig anders zodra men tot de slotsom komt dat de opgelegde belastingverhoging (in concreto) een strafrechtelijk karakter heeft. De gestrafte moet dan zonder meer een beroep kunnen doen op een rechter die zich over alle aspecten van de opgelegde straf moet kunnen buigen, inclusief de opportuniteit ervan.

Dit sluit overigens aan bij de mening van het Belgische Arbitragehof. Volgens dat Hof moet de rechter zich met volle rechtsmacht kunnen uitspreken over administratieve boeten die een repressief karakter hebben. Anders is de Belgische wetgeving discriminerend.

Zodra blijkt dat een administratieve sanctie in feite een strafrechtelijk karakter heeft, spelen nog andere principes mee. Zo bijvoorbeeld het non bis in idem-principe dat bepaalt dat men voor dezelfde feiten geen twee keer gestraft kan worden. Voor sommige cliënten van de KB-Lux die door de Belgische fiscus aangesproken zijn om alsnog hun toestand te regulariseren, is dit misschien een bijkomende strohalm waaraan zij zich kunnen vastklampen. Eén van de vragen is immers wat er gebeurt wanneer men de gevraagde belasting betaalt, inclusief de daarbij horende administratieve sancties. Kan men daarna nog strafrechtelijk vervolgd worden? Het antwoord is allicht ontkennend, zodra men kan aantonen dat de administratieve sanctie in casu een strafrechtelijk karakter had (wat het geval kan zijn zodra de sanctie in casu gelet op het bedrag ervan zeer zwaar was). Het non bis in idem-principe verzet zich dan immers tegen een bijkomende bestraffing.

Bedrijfslast.

Een ander verrassend – maar ditmaal negatief – gevolg werd inmiddels door Koen Morbee beschreven in het Algemeen Fiscaal Tijdschrift ( 1999, p. 84 e.v.). Van proportionele administratieve boeten op het gebied van de BTW wordt totnogtoe aanvaard dat zij als bedrijfslast aftrekbaar zijn, omdat ze geen strafrechtelijk, maar eerder een vergoedend karakter zouden hebben. Als men vandaag aanvaardt dat dezelfde boeten in bepaalde gevallen wel degelijk een strafrechtelijk karakter kunnen hebben, volgt daar dan meteen uit dat deze boeten (in diezelfde gevallen) niet meer als bedrijfslast aftrekbaar zijn?

jan van dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content