Mismatch op de arbeidsmarkt

Luc Sels decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de KU Leuven

De auteur is decaan van de faculteit Economie en Bedrijfsweten- schappen aan de KU Leuven .

In een recent rapport stelde de Nationale Bank van België (NBB) dat onze arbeidsmarkt kraakt onder een structurele mismatch. Vraag zoekt aanbod, vruchteloos. De NBB pakte uit met een mismatch-index en paste die toe op de Europese arbeidsmarkten. België bleek Europees kampioen. Meer had de pers niet nodig om een doemvonnis uit te spreken: “België heeft slechtst werkende arbeidsmarkt”. Dat is de boodschap die de Belg na koffie en krant bijblijft. Want de Belg vindt het fijn in iets de slechtste te zijn.

De slechtst werkende arbeidsmarkt? U moet het NBB-rapport eens lezen. U zult, wellicht met verwondering, vaststellen dat goud, zilver en brons naar Griekenland, Portugal en Italië gaan. Die landen kennen de kleinste mismatch. Zullen we Fons Leroy en Monica De Coninck dan maar meteen een fieldtrip naar de zon gunnen om er die geoliede arbeidsmarkten te gaan bewonderen? Gelukkig is daar nog zon, want de arbeidsmarkt is er met sluiting bedreigd. Aanbod zoekt er vraag, eveneens vruchteloos. U zult, wellicht met evenveel verwondering, lezen dat (natuurlijk na België) Zweden, Ierland, Spanje en Duitsland het slechtst presteren op de mismatch-index. Spanje en Duitsland scoren ongeveer even slecht. Evenwaardige arbeidsmarkten dus? Verrückt! Demente!

Wat de index écht leert, is dat de scholingsgraad van de werklozen in ons land heel erg afwijkt van de scholingsgraad van de werkenden. Dat is natuurlijk een relevant gegeven. Maar om de kwaliteit van de matching te beoordelen, kunnen we beter afgaan op de evolutie van de knelpuntvacatures. In 2011 vormde liefst 22,9 procent van alle vacatures in Vlaanderen een knelpunt. Dat wil zeggen dat het minstens 90 dagen duurde eer die vacatures ingevuld raakten. De helft van die knelpunten was kritiek, met een termijn van minstens 180 dagen. Het aandeel knelpuntvacatures is in acht jaar verdubbeld, ondanks een almaar performantere arbeidsbemiddeling.

Vaak wordt het onderwijs hier met de vinger gewezen. Maar die vinger wordt, vrees ik, naast de zere plek gelegd. In jeugdwerkloosheid doen enkel Nederland en ‘locomotief’ Duitsland-Oostenrijk het beter dan Vlaanderen. Ook de laatst beschikbare VDAB-schoolverlatersstudie (uit crisisjaar 2009) wijst op goede resultaten. Van de professionele bachelors was een jaar na hun afstuderen slechts 6,7 procent nog werkloos, bij de masters slechts 7,1 procent. Amper 2,1 procent van die masters had in het voorbije jaar geen enkele werkervaring opgedaan. Natuurlijk zijn er nog te weinig studenten in wetenschappen en technologie. En er is ook het grote probleem van de hoge werkloosheid bij de laaggeschoolden. Maar ik betwijfel of de mismatch daar zijn wortels heeft. Waar ligt het dan wel aan? Een groot probleem is de spectaculaire omwenteling in de banenstructuur, met een geleidelijke verschuiving van welvaarts- naar welzijnsproductie. Van elke 100 jobs die we midden 2008 in de Vlaamse industrie telden, blijven er nog slechts 93 over. Voor elke 100 jobs die we toen in de publieke en de non-profitsector telden, zijn er nu al 108. Een zo snelle en zo grote omwenteling kan geen enkele arbeidsmarkt moeiteloos absorberen.

Een tweede factor is de demografische wissel. Elk jaar stappen meer mensen al dan niet vervroegd uit de arbeidsmarkt. De recente pensioenhervormingen temperen dat probleem slechts in beperkte mate. Het resultaat is een snel oplopende vervangingsvraag, die extra druk zet op de arbeidsmarkt. Ook het gebrek aan geografische mobiliteit – een punt dat ook de NBB terecht aanstipt – verscherpt de mismatch.

Ook de manke organisatie van de arbeidsmarkt eist haar tol. Veel instituties perken het aanbod kunstmatig in of zijn een nodeloze rem op een vlotte matching. Denk aan het ontbreken van een eenheidsstatuut (waardoor arbeidersjobs wegens ‘inferieur’ te weinig aantrek hebben), het belang van anciënniteit in allerlei werknemersrechten (wat leidt tot honkvastheid), de te snelle uittrede en uitstoot uit de arbeidsmarkt (waardoor het grote aanbod aan 50-plussers onderbenut is), het gebrek aan uitzendarbeid in de publieke sector (wat de jobcreatie onnodig stremt). Het zijn slechts enkele voorbeelden in een lange reeks hoogst dringende remedies. Remedies waarvan we het best de sterkten en de opportuniteiten etaleren.

LUC SELS

Een zo snelle en zo grote omwenteling van industriële jobs naar de publieke en non-profit-sector kan geen enkele arbeidsmarkt moeiteloos absorberen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content