Wat moeten we doen als de volgende recessie eraan komt?

HANS BEVERS "Een volgende recessie is niet het moment voor politici om de tering naar de nering te zetten." © F. Verdickt
Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

De Modern Monetary Theory is één – en behoorlijk controversiële – manier om een volgende recessie te lijf te gaan. Welke andere opties resten politici en centrale bankiers nog?

Los van de controverse of MMT het gebruik van de geldpers predikt of niet, blijft de vraag welke opties politici en centrale bankiers nog hebben bij een volgende recessie. Er zijn steeds meer signalen dat de economische hoogdagen voorbij zijn. Het IMF, de OESO en konsoorten stelden hun economische prognoses naar beneden bij. Duitsland, de economische motor van Europa, sputtert.

Een renteverlaging zit er niet meer in, behalve in de Verenigde Staten waar ze nog 2,5 procent bedraagt. Maar zelfs dat zal onvoldoende zijn. Na de dotcomcrisis aan het begin van de jaren 2000 verlaagde de Amerikaanse centrale bank, de Fed, haar rente met 5 procentpunt om de recessieschokken op te vangen.

Een andere monetaire beleidsoptie is meer kwantitatieve verruiming, of QE, waarbij de centrale banken wereldwijd obligaties en aandelen opkochten. Daarmee schepten ze bankreserves bij de commerciële banken, die daarmee meer ruimte kregen om krediet te verschaffen aan de private sector. Alleen blijkt daar bij bedrijven en gezinnen onvoldoende animo voor te bestaan om de economische groei en inflatie terug op peil te krijgen. Daarmee schiet de overheidsbegroting over als voornaamste optie. “Als bij een volgende recessie de vraag in de economie ernstig terugvalt, is de begroting het belangrijkste instrument om dat tegen te gaan”, zegt Hans Bevers, hoofdeconoom bij Degroof Petercam. “Op dat moment mogen de politici niet de tering naar de nering zetten. Dan is het niet aan de overheid om te besparen in de hoop zo het vertrouwen van de private sector op te krikken, zodat die weer begint uit te geven. Dat is een fabeltje gebleken”, voegt hij eraan toe.

De ironie in de eurozone is dat landen met de meeste begrotingsruimte het minste geneigd zijn om veel uit te geven, en vice versa” – Michal Kobielarz, KU Leuven

Overheid versus privé

Ook de MMT-sceptici zien de behoefte aan budgettair beleid bij een volgende economische terugval. “Gezien de lage rente is dat zeker een efficiënter middel om een recessie tegen te gaan dan zwaar op de ECB te leunen”, stelt Casper De Vries. “De ironie in de eurozone is dat landen met de meeste begrotingsruimte het minste geneigd zijn om veel uit te geven, en vice versa”, voegt Michal Kobielarz, assistent-professor macro-economie aan de KU Leuven, daaraan toe.

De trekkersrol van de overheid is niet alleen belangrijk in recessietijden, maar ook in de huidige periode van lage economische groei, zegt Gert Peersman, hoogleraar economie aan de UGent. “Met een verouderende bevolking zitten we massaal te sparen voor ons pensioen”, legt hij uit. Dat zorgt voor te weinig consumptie en een lage rente. Die situatie kan in Europa nog zeker twintig jaar duren. Het is aan de overheid om dat op te vangen, aldus Peersman. “Als de privésector minder consumeert en meer spaart, moet de overheid het omgekeerde doen. Zo niet, dan zal de economie krimpen omdat we collectief te weinig consumeren en dan krijg je werkloosheid en deflatie”, legt Peersman uit.

Die link tussen de overheid en de privésector schuiven ook de MMT’ers naar voren. “Op collectief niveau moeten de balansen van die twee sectoren in evenwicht zijn”, zegt Randall Wray. “De overheidsschuld is gelijk aan de nettorijkdom van de gezinnen en de bedrijven, en het begrotingstekort is gelijk aan het overschot van de private sector.”

“Mocht ik het overheidsbudget opmaken en presenteren, zou ik niet alleen het begrotingstekort tegenover het bbp benadrukken, maar ook het spiegelbeeld daarvan in de private sector belichten”, zegt Stephanie Kelton.

Overheid als investeringsmotor

Begrotingstekorten mogen daarbij geen taboe zijn, zegt zowel Bevers als Peersman, op voorwaarde dat de overheid ze aangaat om te investeren en niet om te consumeren. “De overheid moet er dan wel voor zorgen dat ze er productieve overheidsinvesteringen mee uitvoert, bijvoorbeeld in infrastructuur”, verduidelijkt Hans Bevers. “Of innovatie”, treedt Gert Peersman hem bij. “Die overheidsinvesteringen moeten de motor zijn voor economische groei en zo de privésector aanzetten zelf meer uit te geven en te investeren. Uiteindelijk zal de overheid aan het einde van de rit dan zelf minder moeten lenen.”

Vrees voor inflatie of zelfs hyperinflatie is daarbij niet meteen een zorg, aldus de economen, al moet dat gevaar wel altijd in de gaten gehouden worden. “Die vrees is ingegeven door de inflatie van de jaren zeventig, maar toen was er een overbezetting van de economische capaciteit. Met een onderbezetting, zoals nu, is dat een heel ander verhaal”, aldus Peersman.

Een ander gevaar waar Hans Bevers voor waarschuwt, is de impact van een stijgende rente op de overheidsschuld. “Zeggen dat overheidsschuld nooit een rol speelt, is een brug te ver”, stelt hij. “Als de rente sneller stijgt dan de economische groei, krijg je een sneeuwbaleffect van de intrestlasten op de overheidsschulden”, legt hij uit. “Dan moet de overheid wel besparen. Maar de ontwikkelde economische machtsblokken zitten nog lang niet in die situatie.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content