Jaarverslag Nationale Bank: vijf opvallende conclusies (video)

Pierre Wunsch, gouverneur van de Nationale Bank van België © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De Belgische economie vertraagde vorig jaar minder sterk dan in de rest van de eurozone, de koopkracht steeg en de jobcreatie houdt aan. Dat zijn de positieve vaststellingen uit het jaarverslag van de Nationale Bank van België. Er is ook minder goed nieuws: de inkomsten dalen, de uitgaven zijn niet onder controle en België stevent af op het hoogste begrotingstekort van de eurozone.

1. De Belgische economie groeide sterker dan de eurozone

“2019 was het jaar waarin een recessie werd vermeden. Duitsland was er echt dicht bij.” Met die woorden begon Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank van België, de voorstelling van het jaarverslag. Met een groei van amper 0,5 procent flirtte Duitsland vorig jaar met een recessie. De groeivertraging was een mondiaal verschijnsel: de wereldeconomie groeide met 2,9 procent, het laagste peil sinds de financiële crisis. De oorzaken zijn de handelsspanningen tussen Verenigde Staten en China, en de brexit. In de eurozone liet de groei eveneens een forse vertraging optekenen: 1,2 procent in 2019 tegenover 1,9 procent in 2018. Het valt op dat de Belgische economie minder sterk vertraagde dan de rest van de eurozone: de groei kwam in 2019 op 1,4 procent. Volgens de Nationale Bank ligt een belangrijke oorzaak in het minder grote gewicht van de industrie in het Belgische bruto binnenlands product (bbp): iets meer dan 12 procent. Landen met meer industriële activiteit werden zwaarder getroffen.

De verslechterde internationale economische context woog wel op de Belgische exportprestaties. De groei van het Belgische exportvolume van goederen en diensten verzwakte tot 0,9 procent. Al in 2018 was de exportgroei gedaald tot goed 1 procent, terwijl ze in 2017 nog meer dan 5,5 procent bedroeg. Positief is dan weer dat de bedrijfsinvesteringen piekten richting 16,4 procent van het bbp, na Oostenrijk het hoogste percentage van de eurozone.

2. België kent hoogste koopkrachtstijging in tien jaar

De belangrijkste groeimotor in België is de binnenlandse vraag. Terwijl het bbp met 1,4 procent groeide, nam de binnenlandse vraag met bijna 2 procent toe. Dat is een gevolg van de sterk gestegen koopkracht. Die steeg vorig jaar met 2,5 procent, de sterkste toenamen in 10 jaar. Dat is het gevolg van verschillende factoren. Eerst en vooral is er de blijvende jobcreatie (zie punt 3). Daarnaast kende de sectorale akkoorden forse loonstijgingen toe. De sociale partners kwamen overeen in 2019-2020 een reële loonstijging van 1,1 procent toe te kennen. De Nationale Bank wijst voorts op de verlaging van de energieprijzen en op de impact van de taxshift die de personenbelasting heeft verlaagd.

Wel werd de stijgende koopkracht voor een deel gebruikt om te sparen en te investeren in woningen, want de particuliere consumptie steeg met slechts 1,1 procent.

3. De jobmotor blijft draaien

De werkgelegenheid steeg vorig jaar me 1,5 procent. Dat is goed voor 74.000 nieuwe banen. Daarmee wordt de trend van de voorbije jaren voortgezet: 76.000 extra banen in 2017, 66.000 in 2018. De Belgische werkzaamheidsgraad bij de 20- tot 65-jarigen stijgt naar 71 procent. De werkloosheidsgraad valt terug onder de grens van 6 procent.

Toch is er geen reden tot euforie. De werkzaamheidsgraad ligt nog altijd een stuk onder het Europese gemiddelde van 74 procent. De oorzaak is te zoeken in het hoge aantal inactieven in België. In 2018 was 31,4 procent van de bevolking op arbeidsleeftijd (15-65 jaar) inactief. Zij boden zich dus niet aan op de arbeidsmarkt. Van die inactieven is slechts 41 procent student. Wel is de activiteitsgraad van de 55-plussers de voorbije twee decennia toegenomen: van 27,1 procent in 2000 tot 52,6 procent in 2018. Met als gevolg een verhoging van de werkzaamheidsgraad bij de 55-plussers van 26,3 procent in 2000 tot 50,3 procent in 2018.

.
.© Eurostat
.
.© Eurostat

4. De beheersing van de overheidsuitgaven is gestopt

De primaire uitgaven (de uitgaven zonder de rentelasten) dalen of groeien minder sterk sinds 2013. In 2012 bedroegen de primaire uitgaven 52,9 procent van het bbp. Ondertussen zijn ze gedaald tot 50,1 procent. Ze werden vooral teruggedrongen in de sociale zekerheid en de federale overheid. Vanaf 2014, met het aantreden van de regering-Michel I, werd de beheersing van de overheidsuitgaven een beleidsprioriteit. In 2014 en 2016 namen de primaire uitgaven met 0,5 procentpunt van het potentiële bbp af. In 2015 was dat zelfs meer dan 1 procentpunt. “De indexsprong in 2015, toen de bezoldigingen van het overheidspersoneel en het leeuwendeel van de sociale uitkeringen eenmalig niet met 2 procent werden verhoogd na het overschrijden van de spilindex, werkte de besparingen tijdens die periode fors in de hand.”

Maar de daling van de primaire uitgaven is sinds 2018 omgebogen. In 2018 namen ze met 0,4 procentpunt van het bbp toe en in 2019 met 0,1 procentpunt.

Jaarverslag Nationale Bank: vijf opvallende conclusies  (video)
© NBB

5. België stevent af op hoogste begrotingstekort van de eurozone

Terwijl de uitgaven niet langer dalen, dalen de overheidsontvangsten wel. In 2017 bedroegen de overheidsontvangsten 51,2 procent van het bbp. Dat is gedaald tot 50,3 procent van het bbp. Tussen 2018 en 2019 namen de inkomsten van de overheid met 1,1 procentpunt van het bbp af. Een eerste verklaring is de daling van de inkomsten uit de personenbelasting door de invoer van de taxshift. Daarbij werd in 2019 vooral de personenbelasting verlaagd. “Het optrekken van de belastingvrije som, de aanpassing van de belastingschijven en de verhoging van het percentage voor de berekening van de fiscale werkbonus leidden tot een daling van de heffingsdruk met 0,3 procentpunt bbp”, staat in het jaarverslag.

Daarnaast ontploft de ‘truc met de voorafbetaalde vennootschapsbelasting’ in het gezicht van de politici. Bij de hervorming van de vennootschapsbelasting in 2017 werden de boetes voor bedrijven die onvoldoende voorafbetaling van de vennootschapsbelasting stortten, fors opgetrokken. Daarom deden de bedrijven in 2017-2018 meer voorafbetalingen, wat voor een tijdelijke meeropbrengst zorgde voor de staatskas. Maar dat betekende ook dat de resterende inning van de vennootschapsbelasting via de inkohieringen tijdens de daaropvolgende jaren zou worden gedrukt. Dat wordt nu duidelijk, stelt de Nationale Bank: “De inkomstendaling in de vennootschapsbelasting ten belope van 0,5 procentpunt van het bbp in 2019 is dan ook zo goed als integraal toe te schrijven aan de daling van de ontvangsten uit de inkohieringen.”

Minder ontvangsten en meer uitgaven leidt tot een verslechtering van de overheidsfinanciën. Het begrotingstekort stijgt van 0,7 procent van het bbp in 2018 naar 1,7 procent in 2019. Gouverneur Pierre Wunsch waarschuwt: “Het tekort van België zou volgens de vooruitzichten in 2021 oplopen tot 2,6 procent van het bbp. Dat zou op Italië na bijna het hoogste van de eurozone zijn. Dat wijst op de noodzaak van een federale regering met volle bevoegdheden. Als die er de komende maanden niet komt, kan men overwegen in de regering in lopende zaken een meerderheid proberen te zoeken om de begrotingsproblemen aan te pakken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content