De balans: sleutels voor het relancebeleid liggen klaar

premier Wilmès © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Een federale regering die een economisch relancebeleid uittekent, is nog veraf en komt er misschien nooit. Ondertussen hebben economen de maatregelen op tafel gelegd die ons doen aansluiten bij de economische trendgroei uit het precoronatijdperk.

Terwijl in de Wetstraat de politieke partijen een aangepaste versie van de processie van Echternach opvoeren, hebben economen nagedacht over de maatregelen die nodig zijn om een efficiënt relancebeleid te voeren. Deze week kregen vier onder hen – Etienne de Callataÿ, Gert Peersman (UGent), Geert Noels (Econopolis) en Herman Matthijs (VUB) – daarover vragen voorgelegd tijdens een hoorzitting van de Kamercommissie Financiën en Begroting. Hun analyses kunnen de basis vormen voor een relancebeleid, dat België opnieuw doet aansluiten bij de economische trendgroei uit het precoronatijdperk.

De studies van bankeconomen, de Nationale Bank en het Planbureau wijzen allemaal in dezelfde richting. België zal dit jaar zijn zwaarste recessie kennen sinds de Tweede Wereldoorlog, met een krimp van 10 procent van het bbp. De Nationale Bank ziet volgend jaar wel een herstel van 6,4 procent van het bbp, het Planbureau verwacht dat de Belgische economie met meer dan 8 procent aantrekt. In 2022 zou de groei 3,3 procent van het bbp bedragen. Het Planbureau verwacht 146.000 werklozen extra in 2020-2021. Over de periode 2020-2025 zouden er slechts 97.000 banen bij komen. Een groot verschil met 2019, toen 77.000 extra banen werden gecreëerd.

Enkel koopkrachtmaatregelen voor laagste inkomens

Volgens het Planbureau daalt de particuliere consumptie dit jaar met 8,8 procent. Ze zou volgend jaar wel hernemen met 7,5 procent. Dat aangetaste consumentenvertrouwen is volgens de Parti Socialiste (PS) hét argument om een relancebeleid te voeren, gericht op particuliere consumptie. De PS pleit al langer voor het toekennen van een koopkrachtcheque van 200 euro (10 x 20 euro) aan wie minder dan 2000 euro inkomen heeft. De Franstalige socialisten voelen zich gesterkt in hun overtuiging door de cijfers van de Nationale Bank, die aantonen dat lagere inkomens zwaarder worden geraakt in hun koopkracht dan hogere. Vaak omdat ze in sectoren werken die langer gesloten waren, zoals toerisme, horeca en non-food-retail.

De economen waren tijdens de commissievergadering zeer terughoudend over dat voorstel. Er is niet alleen de kostprijs, die volgens Geert Noels 640 miljoen euro per jaar bedraagt. Ze plaatsen ook vraagtekens bij de effectiviteit van de maatregel. In een open economie vloeit een deel van extra koopkracht altijd naar het buitenland, zelfs als die cheques lokaal moeten worden gespendeerd, in de horeca bijvoorbeeld. Een deel gaat toch naar importgoederen.

Een ander argument tegen zo’n koopkrachtcheque is dat het reële beschikbaar inkomen van de particulieren dit jaar relatief goed heeft standgehouden. Het daalt met slechts 1,9 procent, volgens het Planbureau, om volgend jaar te stijgen met 2,7 procent. De daling van de koopkracht in 2020 wordt beperkt door de overheidsmaatregelen om het verlies aan inkomen en aan werkgelegenheid te beperken, zoals de tijdelijke werkloosheid en de compensatiepremies. Bovendien is de afkoelende inflatie dit jaar lager dan de indexering van de lonen en van de sociale uitkeringen.

Gert Peersman vindt een koopkrachtinjectie nu geen prioriteit, tenzij misschien voor de laagste inkomens. De Hoge Raad van Financiën maakte op dat gebied in haar recente rapport over een hervorming van de personenbelasting een opening: het optrekken van het belastingvrije minimum kan een verstandige koopkrachtmaatregel zijn. Het beperkt ook de nog bestaande werkloosheidsvallen.

Volgens Peersman zou het multiplicatoreffect van een koopkrachtinjectie beperkt zijn. Dat multiplicatoreffect betekent dat wanneer een individu, een overheid of een bedrijf geld uitgeeft, dat een doorsijpeleffect (trickle-down effect) heeft op bedrijven en individuen. Een euro koopkracht injecteren zou dan meer opbrengen voor de economie. Maar in dit geval zou het multiplicatoreffect slechts 1,5 bedragen. Peersman denkt daarom eerder aan een koopkrachtinjectie bij een mogelijke tweede coronagolf of wanneer de economie de komende kwartalen niet aantrekt.

Overheidsinvesteringen moet topprioriteit zijn

Volgens Peersman zit de oplossing in het stimuleren van overheidsinvesteringen. De Gentse econoom wijst erop dat de multiplicatoreffecten gemiddeld het grootst zijn voor productieve overheidsinvesteringen. Onderzoek van het Internationaal Monetair Fonds toont aan dat de multiplicator ongeveer 1,5 bedraagt na één jaar, en oploopt tot 3 naar vier jaar. “Overheidsinvesteringen ondersteunen op korte termijn de vraag, stimuleren de bedrijfsinvesteringen vooral tijdens recessies, en op lange termijn het groeipotentieel,” zegt Peersman.

De overheden weten wat hen te doen staat. En dan wordt vooral gekeken naar de regionale regeringen en de lokale besturen, de belangrijkste investeringsmotoren in dit land.

Eenvoudig zal dat niet zijn. De lokale besturen nemen met ongeveer 35 procent een aanzienlijk deel van de overheidsinvesteringen voor hun rekening. De meerjarenplannen 2020-2025 voorzien in 2 miljard euro meer investeringen dan in de vorige legislatuur, voor 14,5 miljard euro. Maar bij de jaarlijkse publicatie van de analyse van de lokale financiën gaf Belfius deze week een waarschuwing: “De zoektocht naar middelen om op korte termijn de inwoners te ondersteunen, dreigt echter het investeringsvermogen van de lokale besturen op langere termijn te hypothekeren op een ogenblik dat de maatschappelijke behoefte aan toekomstgerichte investeringen (infrastructuur, duurzaamheid, mobiliteit) hoog is.”

Ook bedrijfsinvesteringen moeten omhoog

Een vaak vergeten sleutel tot een efficiënt relancebeleid zijn de bedrijfsinvesteringen. Die zouden dit jaar met 21 procent terugvallen. Uitgedrukt in procent van het bbp zouden de bedrijfsinvesteringen pas in 2024 hun niveau van 2019 evenaren. Twee derde van de bedrijven stelt de investeringen uit. De voorbije jaren hebben regeringsmaatregelen om de concurrentiekracht te versterken en de hervorming van de vennootschapsbelasting een positief effect gehad op het ondernemingsklimaat en de investeringen. Fiscale stimuli om de bedrijfsinvesteringen een duw in de rug te geven, liggen momenteel veel moeilijker door het oplopende begrotingstekort. Volgens Gert Peersman kan het verder activeren van spaargeld richting ondernemingen wel helpen. Maar dan is wel een beleid nodig dat vertrouwen creëert: een langetermijnproject gericht op een sanering van de overheidsfinanciën en het ondersteunen van de productiviteitsgroei.

Partner Content