‘Besmettingen gebeuren vooral buiten de schoolpoort’

© belga

Officiële cijfers zijn er niet, maar de mensen op het terrein maken zich sterk dat de besmettingen van jongeren niet zozeer op de scholen gebeuren. Op wat onderweg naar huis, ‘s avonds of in het weekend gebeurt, hebben ze veel minder zicht.

“Thuis kus ik mijn moeder. Ik denk er niet echt over na”, zei een studente in een Terzake-reportage, gedraaid in Louvain-La-Neuve. Even later kuste en knuffelde ze haar medestudenten. Hebben studenten – zonder nadenken – het coronavirus uit de universiteitssteden meegenomen naar huis, in alle uithoeken van het land? Het zou deels kunnen verklaren waarom Wallonië voorloopt op Vlaanderen in de tweede coronagolf. Aan de andere kant van de taalgrens begon het academiejaar midden september, een week eerder dan in Vlaanderen.

Er zijn geen gecentraliseerde cijfers over besmettingen op de hogescholen en de universiteiten. “Als een student besmet is, duikt hij op in de cijfers van de gemeente waar hij of zij gedomicilieerd is”, zegt Koen Verlaeckt, de secretaris-generaal van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (Vlir). “We weten dus niet of er clusters zijn in studentensteden. Dat is een van de grote uitdagingen voor de contactopsporing. En het is ook een van de redenen waarom universiteiten en hogescholen een eigen contactopsporingsdienst hebben opgericht.”

We moeten ons behelpen met de besmettingscijfers per leeftijdscategorie. Die stijgen hard sinds de start van het academiejaar, met name in de categorieën 10 tot 19 jaar en 20 tot 29 jaar. In september stegen de besmettingscijfers al, en in oktober zijn ze in een stroomversnelling terechtgekomen.

De UGent begon enkele weken geleden met contactopsporing, ongeveer op het moment dat de beelden van feestende studenten in de Overpoort viraal gingen. De universiteit telde maandagnamiddag 185 besmettingen en 385 studenten en personeelsleden die in quarantaine moesten. “Dat valt al bij al nog mee, op een populatie van ruim 45.000 studenten en 10.000 personeelsleden”, stelt woordvoerster Stephanie Lenoir. Toch schakelt de UGent op 26 oktober over op code rood.

Veilige omgeving

In ons land pendelen studenten met het openbaar vervoer of ze gaan op kot. Bij de kotstudenten is het eerder de regel dan de uitzondering dat ze in het weekend naar huis gaan. Lenoir: “In de overweging om naar code rood te gaan, speelde ook mee dat veel studenten ‘s avonds of in het weekend naar huis gaan, al roepen we op dat niet te doen.” In de week nauwe contacten onderhouden met andere studenten en in het weekend met de familie: het zou weleens een dodelijke cocktail kunnen zijn, in tijden dat covid-19 rondwaart.

Ook de Karel de Grote Hogeschool brengt de besmettingen in kaart. “Er is een meldingsplicht. Studenten en medewerkers die risico lopen, moeten dat melden. Onze preventiedienst gaat na met wie ze in contact kwamen”, zegt woordvoerder Inge Lories. De hogeschool maakt zich sterk dat de besmettingen niet op de campus gebeuren. Er zijn ongeveer 180 studenten in quarantaine, van de 13.000. Van die 180 zijn er volgens Lories “weinig effectief besmet”. De hogeschool stapt desondanks op 26 oktober over naar code oranje.

Terwijl het hoger onderwijs meer teruggrijpt naar afstandsonderwijs, is net beslist dat alle leerlingen uit het middelbaar naar school mogen, ook in code oranje. Eerder was afgesproken dat leerlingen uit de de tweede en de derde graad in code oranje slechts halftijds naar school zouden gaan. De centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) doen hun uiterste best om de besmettingen op de lagere en de middelbare scholen in kaart te brengen. De jongste cijfers dateren van de twee weken tot en met 11 oktober. Toen telden de CLB’s in 1795 leerlingen (0,15% van het totaal) en 411 leerkrachten (0,25%) die besmet waren.

“De experts hebben nogmaals bevestigd dat de cijfers die de CLB’s verzamelen, heel nauwkeurig zijn”, zegt Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs. “Dankzij het heel gerichte contactonderzoek kunnen we met relatieve gemoedsrust zeggen dat de school een van de veiligere omgevingen in onze samenleving is. Via verschillende kanalen is bevestigd dat heel weinig besmettingen op school plaatsvinden.” De cijfers over de besmettingen van de CLB’s liggen lager dan die van Sciensano voor dezelfde leeftijdscategorieën, omdat er ook besmettingen gebeuren buiten de scholen, bijvoorbeeld in sportclubs en de jeugdverenigingen.

De contactopstporing die de CLB’s doen, gebeurt grondig en arbeidsintensief, zegt Inge van Trimpont, die de CLB’s van het gemeenschapsonderwijs ondersteunt: “De CLB’s worden op de hoogte gebracht van elke besmette leerling en leerkracht en nemen contact met hen op, om grondig door te vragen waar ze de besmetting mogelijk hebben opgelopen en met wie ze allemaal in contact zijn gekomen. Daarna contacteren de CLB’s de hoog- en laagrisicocontacten. Dat zijn toch gauw telefoontjes van een half uur. Zeker wanneer je ouders belt om te zeggen dat hun kind een hoogrisicocontact is. Dan komen veel vragen boven, en je moet de tijd nemen om die te beantwoorden”, illustreert ze. Sinds deze week is er in de provincie Antwerpen een mobiel team op pad om leerlingen en studenten te testen aan de schoolpoort en zo de CLB-artsen te ontlasten.

Spectaculaire stijging

“In ons netwerk van CLB’s, waaronder 850.000 leerlingen vallen, hebben we slechts vijftien mogelijke clusterbesmettingen”, zegt Stefan Grielens, de algemeen directeur van het Vrije CLB Netwerk. “In september viel de stijging van het aantal besmettingen mee. Sinds de tweede week van oktober zien we een spectaculaire stijging. In de periode van 1 september tot 11 oktober zijn in de scholen waaraan wij verbonden zijn, 10.450 leerlingen in quarantaine geplaatst en zo’n 2500 besmettingen vastgesteld. Slechts 260 keer was sprake van een mogelijke besmetting op school.”

Het gemeenschapsonderwijs bevestigt dat. “Tot nu toe zien we in onze rapportering dat de bron van besmetting veelal buiten de scholen ligt. Het gaat dan om nauwe contacten binnen het gezin of in de vrijetijdscontext, zoals sportclubs en vriendenkringen”, zegt Inge van Trimpont. “Een van de hypotheses waarom de besmettingen op school niet dezelfde evolutie volgen als die in de maatschappij is dat de scholen een gecontroleerde omgeving zijn”, voegt ze eraan toe.

Grielens legt ook uit dat er ook verwarring kan ontstaan over de plaats van besmetting. “Zeven kinderen in dezelfde klas waren besmet, maar zij waren alle zeven waren in het weekend naar hetzelfde feestje gegaan. De CLB’s bekijken zulke gevallen, maar tot nu toe krijgen we weinig signalen over besmettingen die echt tot de school terug te brengen zijn.”

Grielens is ervan overtuigd dat de zaken in de scholen veilig georganiseerd kunnen worden. “De problemen en de risico’s situeren zich meer buiten de school, maar dat kun je uiteraard niet los zien van de opening van de scholen. Daarom is code oranje niet slecht als signaal dat we allemaal voorzichtig moeten zijn.”

Intussen in het buitenland

Ondertussen wijzen de cijfers in het buitenland wel op broeihaarden in scholen. In het Verenigd Koninkrijk worden sinds begin september het hoogste aantal besmettingen opgetekend in de scholen en andere onderwijsinstellingen. In de tweede helft van september gebeurden vier op de tien nieuwe besmettingen in het onderwijs. In Nederland zien we hetzelfde. Meer dan 30 procent van de geregistreerde besmettingen komt van scholen, hogescholen en universiteiten. Die zijn daarmee de belangrijkste bron van nieuwe besmettingen. “In Nederland heb je geen mondmaskerplicht in de secundaire scholen”, plaatst Inge van Trimpont er als kanttekening bij. Ook in Frankrijk staan de scholen en de universiteiten op de tweede plaats als belangrijkste bron van nieuwe besmettingsclusters.

Partner Content