Joost Derks

Wat is het eindstation van de Europese rentereis?

“Op korte termijn is de spanning er wel wat af”, schrijft valutaspecialist Joost Derks. “De Europese Centrale Bank verlaagde dit jaar al voor de derde keer haar beleidsrente met 25 basispunten tot 3,25 procent. Mogelijk volgt er een nieuwe renteverlaging in december. Het is dan ook niet zozeer de vraag welke kant de beleidsrente opgaat, maar veeleer waar het eindstation ligt.”

Door de heftige inflatiegolf van de afgelopen jaren zou je bijna vergeten dat er weinig veranderd is aan de factoren die de Europese inflatie in het vorige decennium stevig omlaag hebben geduwd. Als gevolg van de vergrijzing neemt de beroepsbevolking in de eurozone langzaam maar zeker af. Daar komt bij dat de verbetering van de arbeidsproductiviteit ook niet overhoudt. Bedrijven in de Verenigde Staten en China bijvoorbeeld omarmen nieuwe innovaties veel sneller.

Innovatiekloof is niet de enige uitdaging

De innovatiekloof is echter niet de enige factor die een rem zet op de economische groei. Een paar weken geleden legde voormalig ECB-voorzitter Mario Draghi nog de vinger op de zere plek in een uitgebreid rapport over het concurrentievermogen van Europa. Volgens hem moet de focus behalve op het aanwakkeren van innovatie ook liggen op het inspelen op kansen bij de transitie naar een duurzame economie en op het veiligstellen van belangrijke toeleveringsketens.

De ECB heeft weinig invloed op die drie zaken. Dat is een zaak voor de Europese Commissie en de nationale overheden. Wat de centrale bank wel kan doen, is het scheppen van een zo gunstig mogelijk monetair klimaat waarin de inflatie onder controle is en de economische groei zo min mogelijk wordt afgeremd. Het onnodig lang hooghouden van de beleidsrente helpt in dat opzicht niet mee. Een hoge rente maakt het duurder voor consumenten en bedrijven om geld te lenen voor uitgaven en investeringen.

Euro wordt steeds minder waard

Met een renteverlaging halen de centrale bankiers dus in zekere zin de voet iets meer van de rem. Daarvoor hebben ze volop ruimte, aangezien de inflatie eindelijk weer terug is tot het doelniveau van net iets minder dan 2 procent. Volgens voorlopige cijfers van de dataverzamelaar Eurostat is de inflatie in de eurozone in september uitgekomen op 1,8 procent. In het najaar van 2022 kwam dat percentage nog ruim boven 10 procent uit. Als de inflatie niet onverwacht opnieuw oplaait, kan de Europese beleidsrente nog veel verder dalen.

In de Verenigde Staten zijn de kaarten anders geschud. Na meevallende economische cijfers uit de Verenigde Staten ziet het ernaar uit dat de Amerikaanse rente een stuk minder snel gaat dalen dan waar het enkele weken geleden nog naar uitzag. Het groeiende renteverschil maakt het aantrekkelijker voor partijen om vermogen aan te houden in dollar. Een zwakkere euro zou niet eens zo slecht zijn voor het Europese bedrijfsleven, omdat producten en diensten in het buitenland dan goedkoper worden. Maar het is slecht nieuws voor wie een verre reis maakt: als de rentedaling doorzet, is je euro buiten de eurozone almaar minder waard.

Is dit het omslagpunt voor het pond?

Een stukje eerder dan verwacht heeft de Bank of England (BoE) de strijd tegen de inflatie gewonnen. Op 16 oktober werd bekend dat de inflatie in het Verenigd Koninkrijk in september uitkwam op 1,7 procent. Voor de eerste keer in drieënhalf jaar ligt de snelheid van prijsstijgingen onder de 2 procent waar de centrale bank op mikt. Hierdoor komt de weg vrij om de beleidsrente te verlagen. In een poging om de hoge inflatie te beteugelen, werd die rente de afgelopen jaren hoger opgevoerd dan op het Europese vasteland.

Daar komt bij dat de BoE tot nu terughoudender is met renteverlagingen dan de ECB. Het renteverschil werkte de afgelopen jaren in het voordeel van het pond. Voor investeerders en andere partijen is het aantrekkelijk om hun vermogen in de Britse munt aan te houden en zo een hogere rente op te strijken. Ook na de meevallende inflatiecijfers is dat voordeel niet meteen verdwenen.

Van politieke chaos naar non-event

Pas op de beleidsvergadering van 7 november komt de eerste mogelijkheid om de Britse rente een tandje lager te zetten. Het meest waarschijnlijke scenario is dan ook dat de rente, in tandem met de ECB, 25 basispunten zal dalen. Maar op valutamarkten bepalen behalve renteschommelingen nog meer zaken de koersrichting.

Een goed voorbeeld is de publicatie van de Britse begroting op 30 oktober. Voorlopig ziet het ernaar uit dat die publicatie een groot contrast wordt met de politieke chaos van twee jaar geleden. In 2022 ontvouwde de toenmalige Conservatieve premier Liz Truss een minibudget waarin voor maar liefst 45 miljard pond aan belastingverlagingen was opgenomen, zonder dat daar besparingen tegenover stonden.

Financiële plannen inslikken

De financiële markten waren not amused over het Britse budget. Door het vooruitzicht dat de staatsschuld sterk zou oplopen, gingen staatsleningen van het Verenigd Koninkrijk in de uitverkoop. De rente over de staatsschuld schoot omhoog en het pond daalde tegenover de dollar naar de laagste koers ooit. De BoE greep nog in door te beloven voor 65 miljard pond aan staatsleningen op te kopen, terwijl Truss haar financiële plannen moest inslikken. Een paar weken later werd ze vervangen door partijgenoot Rishi Sunak.

Die verloor deze zomer de Lagerhuisverkiezingen kansloos van de Labour Partij. De nieuwe premier Keir Starmer heeft al toegezegd dat hij een evenwichtige begroting gaat presenteren, waarbij hij overigens niet in zijn kaarten laat kijken wat betreft mogelijke belastingverhogingen. De combinatie van politieke rust en een beleidsrente die ongeveer even hard daalt als die in Europa, wijst erop dat het pond de koerswinst van het afgelopen anderhalf jaar voorlopig niet zomaar weggeeft.

Zo zet de zigzagkoers van Ishida de yen op het verkeerde been

De bestuursleden van de Japanse centrale bank komen volgende week bij elkaar om over de beleidsrente te vergaderen. Enkele maanden geleden zouden de financiële markten met angst en beven hebben toegeleefd naar die vergadering. In de eerste drie handelsdagen van augustus ging de Nikkei 225-beursindex bijvoorbeeld nog in drie handelsdagen met 20 procent onderuit, nadat de Bank of Japan (BoJ) de beleidsrente had verhoogd. Bovendien zinspeelde de bank op een verdere rentestijging in de toekomst.

Een hogere rente maakt het voor bedrijven duurder om te lenen. Bovendien vormt die een rugwind voor de yen. Bij een hogere rente wordt het weer wat aantrekkelijker om vermogen in de Japanse munt aan te houden. De yen is overigens extra gevoelig voor rentebewegingen. Sommige beleggers maakten de afgelopen jaren gebruik van de zeer lage rente door goedkoop geld te lenen in Japan, om dat vervolgens tegen een hoger rendement in andere landen te investeren.

Koersklap komt er waarschijnlijk niet

Als de BoJ de rente verhoogt, werkt dat spelletje minder goed. Afgelopen zomer was er dan ook een grote vraag naar yen door partijen die hun posities opdoekten en de leningen terugbetaalden. De munt spoot omhoog en dat was slecht nieuws voor de Japanse exportbedrijven. Dat speelde ook een grote rol bij de koersdaling op de Japanse beurs. Het goede nieuws is dat zo’n koersklap voorlopig niet aan de orde lijkt te zijn. Vlak voor de BoJ-vergadering zijn er verkiezingen in Japan.

De grote vraag is of het de Liberaal Democratische Partij (LPD) lukt aan de macht te blijven. Eerder dit jaar leed de LPD al een pijnlijke nederlaag bij lokale verkiezingen. De partij heeft flink aan populariteit ingeboekt sinds een grote corruptiezaak aan het licht kwam. Met de medewerking van het partijbestuur staken prominente politici een deel van de inkomsten uit kaartverkopen voor partijmanifestaties in eigen zak. Een aantal parlementsleden is al aangeklaagd en voor premier Fumio Kashida was het schandaal in augustus de aanleiding om zich niet herkiesbaar te stellen.

Nieuwe verkiezingen

Shigeru Ishiba won begin oktober de strijd om Kashida te mogen opvolgen. Hij schreef al snel nieuwe verkiezingen uit. Volgens peilingen gaat het de LPD net niet lukken om een meerderheid in het Lagerhuis te halen. Nu bezet de partij nog 256 van de 465 zetels. Na een nederlaag belandt de LPD niet automatisch in de oppositie. De kans is namelijk heel groot dat de partij samen met de sociaal-conservatieve Kōmeitō-partij of een andere mogelijke coalitiepartner wel meer dan de helft van de zetels wordt veroverd.

De gemene deler van veel van die samenwerkingspartners is dat ze streven naar een lage beleidsrente. Na een schijnbeweging lijkt ook Ishiba daarop in te zetten. Omdat hij zich had uitgesproken voor een normalisatie van het monetaire beleid, kreeg de yen een duwtje in de rug toen Ishiba de race om het premierschap won. Maar begin oktober vertelde hij doodleuk dat de Japanse economie nog niet klaar is voor een hogere rente.

Anderhalve week geleden benadrukte Ishiba juist weer dat het rentebeleid een zaak van de BoJ is. Voorlopig kunnen valutahandelaren weinig anders doen dan afwachten hoe de verkiezingen uitpakken en de vergaderingsnotulen van de BoJ scherp nalezen. Het is moeilijk voor te stellen dat de bank met de rente niet een pas op de plaats maakt. Maar hedgefondsen hebben al positie gekozen voor een sterkere yen. Voorlopig gaat de Japanse munt in elk scenario een woelige tijd tegemoet.

Joost Derks is valutaspecialist bij iBanFirst. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring in de valutawereld. Voor Trends blikt hij terug op de voorbije maand op de valutamarkt. Deze column geeft zijn persoonlijke mening weer en is niet bedoeld als professioneel (beleggings)advies.

Eerdere columns:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content