Jef Wellens
Wat betekent de afschaffing van het huwelijksquotiënt financieel?
Een opvallende maatregel in het voorstel van fiscale hervorming van minister Vincent Van Peteghem is de afschaffing van het huwelijksquotiënt. Niet het minst omdat zijn partijgenoot en toenmalige voorzitter van cd&v, Wouter Beke, zes jaar geleden nog zijn veto stelde tegen die afschaffing. Tijden veranderen.
In 1988 deed het huwelijksquotiënt zijn intrede als compensatie voor het feit dat getrouwde koppels niet langer werden belast op hun samengetelde inkomsten (cumul), maar elke echtgenoot afzonderlijk op het eigen inkomen (decumul). Zo werd de progressiviteit van het belastingtarief doorbroken. Om eenverdienersgezinnen niet te benadelen, werd als compensatie het huwelijksquotiënt ingevoerd: een deel van het inkomen van de ‘verdienende’ echtgenoot wordt in de belastingberekening automatisch overgeheveld naar de andere echtgenoot met geen of weinig inkomsten. Dat deel wordt vervolgens lager belast. Sinds 2004 genieten ook wettelijk samenwonenden het huwelijksquotiënt. Feitelijke samenwoners kunnen het nooit verkrijgen.
Het achterhaalde ‘kostwinnermodel’ moet wijken voor het ‘tweeverdienersmodel’
De compensatie die het huwelijksquotiënt oorspronkelijk beoogde, strookt blijkbaar niet meer met de tijdgeest, want het voorgestelde hervormingsplan maakt er een einde aan. Het achterhaalde ‘kostwinnermodel’ moet wijken voor het ‘tweeverdienersmodel’. De werkprikkel moet groter en het huwelijksquotiënt belemmert dat. Bovendien past het niet in een hervormingsplan dat de neutraliteit van samenlevingsvormen nastreeft. Daarom sneuvelt het vanaf 2025. Van 65-plussers die het huwelijksquotiënt genieten, kan echter niet meer worden verwacht dat ze nog aan het werk gaan. Voor hen dooft het huwelijksquotiënt daarom uit over een periode van twintig jaar.
Wat betekent de afschaffing van het huwelijksquotiënt financieel? Hier en daar wordt geopperd dat de gevolgen rampzalig zijn, met verliezen tot 6.000 euro per jaar. Dat klopt als we de vergelijking maken tussen enerzijds gehuwden of wettelijk samenwonenden en anderzijds feitelijke samenwoners die geen aanspraak kunnen maken op een huwelijksquotiënt of een ander belastingbesparend mechanisme. Bij gehuwden of wettelijk samenwonenden triggert de afschaffing van het huwelijksquotiënt wel een ander mechanisme, namelijk de automatische overdracht van de niet-benutte belastingvrije som van de partner zonder inkomen naar de partner met een inkomen. Een soort omgekeerd huwelijksquotiënt dus. En aan dat mechanisme wordt niet geraakt. Dat mechanisme compenseert de afschaffing van het huwelijksquotiënt grotendeels, waardoor het reële financiële verlies slechts een fractie van die 6.000 euro bedraagt.
Neem een getrouwd of wettelijk samenwonend koppel waarvan één partner in 2025 een belastbaar jaarloon van 60.000 euro heeft en de andere partner geen inkomen. De afschaffing van het huwelijksquotiënt kost hen ieder jaar ongeveer 800 euro. Dat het verlies slechts 800 euro bedraagt, komt vooral door de koopkrachtmaatregelen in het hervormingsplan, zoals de verhoging van de belastingvrije basissom en het goedkoper maken van de belastingschaal. Stel dat die twee budgettair dure maatregelen de eindstreep niet zouden halen en de afschaffing van het huwelijksquotiënt als besparingsmaatregel wel, dan loopt het verlies voor ons koppel op tot jaarlijks meer dan 2.000 euro. Of zoals de minister van Financiën al aangaf: een uitgebalanceerd hervormingsplan duldt geen cherrypicking. Bovendien speelt er een neveneffect. De verkrijger van het huwelijksquotiënt betaalt belasting op een fictief inkomen en kan, om die belasting te drukken, in eigen naam fiscale uitgaven doen, zoals pensioensparen. Schaf je het huwelijksquotiënt af, dan vervalt uiteraard ook die mogelijkheid.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier