Katleen De Stobbeleir
‘Waar optimisme eindigt en toxisch positivisme begint’
Een ‘kop op, bekijk het eens anders’ werkt toch motiverend voor de collega die een dipje heeft? Niet dus.
Het cijfer dat mij de voorbije weken het meeste aangreep is dat een op de vijf volwassen Vlamingen met ernstige psychische problemen kampt. Dat blijkt uit onderzoek van vier Vlaamse universiteiten, in opdracht van Zorgnet-Icuro. Kort door de bocht betekent dat dat in uw meest intieme vriendenkring minstens iemand zwaar in de knoop zit, en dat een van uw dichtste collega’s mentaal lijdt.
Velen zoeken pas na tien jaar hulp door de maatschappelijke stigmatisering rond mentale problemen. Als maatschappij vinden we negatief zijn not done. Positief zijn is de norm. Een morele plicht, noemde Immanuel Kant optimisme zelfs. Hij had een punt. Een van de belangrijkste motoren voor maatschappelijke vooruitgang is optimisme. Als je niet oprecht gelooft dat de toekomst beter kan, zal dat leiden tot weinig vooruitgang.
Maar laat ons optimisme in een historisch kader bekijken. Tijdens de verlichting was een uitspraak als die van Kant broodnodig. Dankzij de opkomst van de boekdrukkunst was rationeel en empirisch denken geen privilege meer van de elite, maar werd kennis toegankelijk voor iedereen. Maar niet iedereen wist wat te doen met die toegang tot kennis. Mensen moesten na eeuwen van afhankelijkheid en blindelings geloof in de kerk nog overtuigd worden van hun positieve kracht en denkvermogen. Dus dankjewel, Immanuel Kant.
Toch heeft het blindelings kopiëren van Kants mantra naar onze huidige maatschappelijke context ook een duister kantje, en dat heet toxisch positivisme. Toxisch positivisme is geforceerd positivisme, een houding die eenzijdig gericht is op positief denken, zelfs in situaties waar negatieve emoties perfect normaal zijn. Toxisch positivisme is er als het ware op gericht negatieve emoties zo veel mogelijk ongeldig te maken, waardoor je een positieve kijk afdwingt en positivisme als een plicht aanvoelt.
In heel wat werkomgevingen bestaat een risico voor een cultuur van toxisch positivisme, omdat er te weinig ruimte en aanvaarding is voor authentieke uitingen van pijn en negatieve emoties. We smoren alles wat negatief is liever in de kiem, omdat negatieve emoties besmettelijk zijn. Anderen zouden kunnen worden meegesleept in een eindeloze put der wanhoop. Veel vaker houden we de dingen echter positief omdat we er oprecht van uitgaan dat we de ander daar mee helpen. Een ‘kop op, bekijk het eens anders’ werkt toch motiverend voor de collega die een dipje heeft? Niet dus. Wanneer mensen zich moreel verplicht voelen hun negatieve emoties te onderdrukken, kan dat schadelijk zijn voor hun mentale gezondheid en voor onze bedrijven.
Dat betekent niet dat alle leidinggevenden zich moeten ontpoppen tot psychologen en therapiesessies moeten doen met hun medewerkers. Wel betekent het dat organisaties moeten leren dat negatieve emoties op de werkplek normaal zijn, en dat negatieve emoties niet automatisch betekenen dat je een slechte werkgever bent. Als er gepraat kan worden over negatieve emoties, zal je daar ook de vruchten van plukken.
Net zoals de verlichting een tegenbeweging kende, de romantiek, zijn er ook romantische antihelden nodig in onze organisaties. De romantici focusten niet louter op rationaliteit en vooruitgang, maar gaven ruimte aan introspectie, emotie en verbeelding. Ze durfden de kracht van het individu ook ter discussie te stellen en legden de klemtoon op verbinding via intense, zielenroerende gesprekken. Romantische antihelden in je organisatie zijn ervan overtuigd dat negatieve emoties wel degelijk een functie hebben, en dat die – net als optimisme – ook tot verbetering en vooruitgang kunnen leiden.
Dat hoeft minder moeilijk te zijn dan u denkt. Kijk naar de stinky fish-sessies van Google. Dat zijn klaaguurtjes, waar alle problemen, groot en klein, op tafel komen, en waar nieuwe prioriteiten worden gesteld. Met Valentijn voor de boeg, kunt u misschien eens de romantische toer opgaan en een stinky fish-sessie organiseren met uw collega’s?
De auteur is professor leadership en partner van de Vlerick Business School
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier