Net zoals de komst van de computer onze jobinhoud veranderde, zal ook AI ons dwingen om bij te leren en het werk anders te structureren.
We overdrijven graag. Vooral als het over technologie gaat. De ene helft van de bevolking vreest dat artificiële intelligentie (AI) ons allemaal overbodig zal maken, de andere helft dat het ons onsterfelijk zal maken. Maar zoals vaak ligt de waarheid waarschijnlijk ergens in het wat saaiere midden. Een recente paper van Arvind Narayanan en Sayash Kapoor, twee computerwetenschappers aan Princeton, stelt een simpele vraag: wat als we AI niet als iets ‘menselijks’ of ‘buitenaards’ zouden bekijken, maar zouden beschouwen als gewoon een technologie? Zoals elektriciteit. Of de stoommachine. Technologie die we integreren en verbeteren, soms met meer vallen dan opstaan.
Door AI zo te benaderen, verandert onze kijk, zeggen Narayanan en Kapoor. Niet omdat de impact van AI klein is, integendeel. Maar we kunnen veel leren uit hoe eerdere technologieën onze arbeidsmarkt, productiviteit en veiligheid hebben veranderd. Door AI als een normale technologie te bekijken, verandert onze blik op de risico’s, de regulering en de impact op werk.
Vooral de manier waarop de onderzoekers AI vergelijken met de industriële revolutie is treffend. Toen verdwenen banen die eeuwenlang vanzelfsprekend waren geweest, zoals die van koetsiers, lantaarnopstekers, spinners en wevers. De industrialisering veroorzaakte ook een sociale schokgolf: arbeiders trokken massaal van het platteland naar de stad, ambachtslui verloren hun status, en protestbewegingen zoals de luddieten sloegen de nieuwe machines kapot, uit angst voor werkverlies. Toch leidde de industriële revolutie net tot een spectaculaire vooruitgang voor degenen die er zich het hardst tegen verzetten: er ontstonden nieuwe beroepen in de fabrieken en bij de spoorwegen, de algemene productiviteit steeg, en dankzij regulering en een doordacht onderwijsbeleid verdwenen geleidelijk wantoestanden zoals kinderarbeid. De gemiddelde levensverwachting steeg, de gezondheidszorg verbeterde en de productie werd sneller en veiliger.
Vandaag staan we opnieuw op een kantelpunt. Met AI verliezen we met honderd procent zekerheid de meest repetitieve taken, maar we winnen in monitoring, analyse en menselijke tussenkomst. AI maakt niet alles en iedereen overbodig, het maakt alles gewoonweg anders. En het veronderstelt dat iedereen mee verandert. Zoals de stoommachine ooit nieuwe vormen van arbeid creëerde die we ons vooraf moeilijk konden voorstellen, zo opent AI de deur naar functies en taken die vandaag nog ondenkbaar zijn. En net als de industriële revolutie leidde tot de opkomst van technische scholen en universiteiten die ingenieurs, wetenschappers en ondernemers opleidden, zo noopt de AI-revolutie ons om ons onderwijs te herdenken. Niet enkel om mensen bij te scholen, maar om kritische denkers, ethische besluitvormers en wendbare professionals te vormen.
Wat me het meeste raakt in de analyse van Arvind Narayanan en Sayash Kapoor, is hoe ze ons aanmanen tot nuchterheid. Tot beleid dat veerkracht opbouwt, in plaats van paniek te voeden of AI te verheerlijken. Zoals bij eerdere technologieën zijn beschermingsmaatregelen nodig, zoals verplichte audits van AI-systemen, transparantie over het datagebruik en een meldplicht bij incidenten. Niet vanuit angst, wel vanuit verantwoordelijkheidsbesef.
Hun paper raakt bij mij een gevoelige snaar. Want eerlijk? We hebben als maatschappij vaak de neiging om technologische verandering ofwel overdreven te mythiseren of te demoniseren. Maar net zoals de komst van de computer onze jobinhoud veranderde, zal ook AI ons dwingen om bij te leren en het werk anders te structureren.
Utopische en doemscenario’s zijn misschien mediageniek, maar helpen ons niet vooruit. Wat wel helpt, is een doordacht maatschappelijk beleid dat AI benadert zoals we dat met elektriciteit hebben gedaan: benutten, reguleren en verbeteren.
De auteur is professor leadership en partner van de Vlerick Business School