Philip Neyt
‘Kan de kloof tussen het werknemers- en het ambtenarenpensioen nog gedicht worden?’
De kloof tussen het werknemers- en het ambtenarenpensioen is ontzettend groot. Meer middelen en een consistent fiscaal kader voor de tweede pijler (het aanvullende pensioen via de werkgever) kunnen daaraan verhelpen, vindt pensioendeskundige Philip Neyt.
De federale regering heeft net een pensioenhervorming goedgekeurd, waarmee ze de band tussen werken en pensioen wil versterken. Het meest doelmatige systeem om dat waar te maken, is het aanvullend bedrijfspensioen (de zogenoemde tweede pijler). Voor elke effectieve prestatie bouw je als werknemer immers een eigen pensioenreserve op. In het regeerakkoord luidde het dan ook veelbelovend: “Iedereen een aanvullend pensioen én minstens 3% van het loon als bijdrage”. Maar die belofte werd niet ingelost en zal helaas ook niet ingevuld worden.
Enerzijds is er geen of amper reële loonmarge door de inflatie (en de indexering van de lonen). Anderzijds heeft de verhoging van het wettelijke minimumpensioen het aanvullend pensioen in een lagere pikorde gezet. Bovendien hebben de veelvuldige aankondigingen in deze legislatuur dat men fiscaal en parafiscaal zou ingrijpen in de tweede pijler het vertrouwen sterk aangetast. Waarom zou je loon opgeven voor aanvullend pensioen, als je riskeert extra fiscaal of parafiscaal in te boeten op je opgebouwde reserves, die pas vrijkomen op je pensioenleeftijd?
Aalmoes of behoorlijk aanvullend pensioen?
Er zijn thans 4,1 miljoen Belgen die een aanvullend bedrijfspensioen opbouwen. In historisch perspectief is dat een grote vooruitgang. Maar voor meer dan 75 procent van de aangeslotenen ligt de opgebouwde rente onder 100 euro per maand, wat je dus geen deftige aanvulling op je pensioen kunt noemen.
De onlangs weer ingevoerde pensioenbonus van netto 22.645 euro voor drie jaar langer werken ligt hoger dan de mediane pensioenreserve van de tweede pensioenpijler. Meer dan de helft van de werknemers in de tweede pijler hebben een opgebouwde pensioenreserve die lager ligt dan 15.000 euro bruto.
Een bedrijfspensioen is nochtans voor vele werkenden een noodzakelijke aanvulling om de kloof te dichten tussen hun laatste arbeidsinkomen en hun wettelijk pensioen. En al zeker als het gaat om de kloof te dichten tussen het wettelijk pensioen van een werknemer en dat van een ambtenaar.
Een vastbenoemde ambtenaar bouwt na 45 loopbaanjaren een wettelijk pensioen op van 75 procent van zijn loon. De Wet Wijninckx’bepaalt het maximale ambtenarenpensioen vandaag op 7.813 euro per maand. Dat pensioen ligt 2,5 keer hoger dan het maximumpensioen van een werknemer, dat thans 3.007 euro op maandbasis bedraagt. Het gemiddelde pensioen ligt lager: het gemiddelde ambtenarenpensioen ligt thans op 3.300 euro per maand, waar het gemiddeld pensioen van de werknemers 1.400 euro per maand bedraagt.
Onderstaande tabellen geven een indicatie van wat een werknemer aan bedrijfspensioen moet opbouwen om het wettelijk pensioen van een ambtenaar te evenaren. Als je als werknemer met pensioen gaat op je 65ste, moet je beschikken over een kapitaal van 425.000 euro bruto om het gemiddelde pensioen van een ambtenaar te evenaren. Om het maximale ambtenarenpensioen te evenaren, moet je 990.000 euro aan kapitaal opbouwen.
Pensioenkapitaal als werknemer nodig voor evenwaardig pensioen | |||||
Pensioenleeftijd = 65 jaar | |||||
gemiddeld pensioen | |||||
bruto | netto | bruto | netto | ||
rentevoet = inflatie | 425.000 € | 360.000 € | 990.000 € | 840.000 € | |
rentevoet = inflatie +1% | 370.000 € | 315.000 € | 865.000 € | 735.000 € |
Als je op 62 jaar met pensioen wilt gaan, wat thans de gemiddelde leeftijd is voor de werknemers, moet je vanzelfsprekend behoorlijk wat meer kapitaal opbouwen. Om het maximumpensioen van een ambtenaar te evenaren, moet je dan 1,2 miljoen euro bruto hebben gespaard. Om het gemiddelde pensioen van een ambtenaar te evenaren, is een pensioenreserve van een half miljoen euro nodig.
Wat is je pensioenobjectief?
De centrale vraag die een werknemer moet stellen, is hoeveel bijkomende rente je nodig hebt boven op je wettelijk pensioen. Is je doelstelling minstens de rusthuisfactuur te kunnen betalen, dan zul je al snel een bijkomende rente van maandelijks 600 tot 700 euro boven op je wettelijk pensioen nodig hebben. Onderstaande tabel leert dat je desgevallend, bij een inflatie van 3 procent en gelijk rendement, daarvoor toch minstens 200.000 euro aan kapitaal dient te bezitten op 65 jaar.
Hoeveel bruto maandelijks pensioen kan ik halen uit een brutokapitaal op 65 jaar van: | |||
1,75% | 3,00% | 4,00% | |
€ 100.000 | € 272 | € 327 | € 374 |
€ 150.000 | € 408 | € 490 | € 561 |
€ 200.000 | € 544 | € 653 | € 748 |
€ 250.000 | € 679 | € 816 | € 935 |
€ 500.000 | € 1.359 | € 1.633 | € 1.870 |
€ 1.000.000 | € 2.718 | € 3.266 | € 3.740 |
Wie 4 procent rendement behaalde (of 1% in reële termen, boven op de inflatie van 3%) zal maandelijks 748 euro bijkomende rente genieten. Het rendement is dus een zeer belangrijke factor, maar natuurlijk ook de hoogte van de bijdragen. Als vuistregel kun je stellen dat 1 procent bijdrage op het loon (gedurende een hele carrière) resulteert in een rente van 100 euro per maand. Wie 3 procent van zijn loon afstaat, kan een kapitaal van 100.000 euro bijeensparen of een rente van 300 euro.
Wie 75 procent van zijn laatste wedde wil als pensioenuitkering (zoals de ambtenaren), heeft al snel maandelijks 1.500 euro bijkomende rente nodig. Dat is enkel haalbaar voor wie een kapitaal van 500.000 euro heeft opgebouwd in de tweede pensioenpijler.
Rechtsonzekerheid
Twintig jaar na de Wet Vandenbroucke tot democratisering van het aanvullend pensioen blijft de invulling ervan zeer beperkt. Voor de meeste werknemers zijn de sommen die ze bijeensparen verwaarloosbaar. Loonmatigingen, de loonnorm, en concurrentiemaatregelen hebben ervoor gezorgd dat er geen marge was om meer middelen in de tweede pijler te steken. En als er marge was, ging die naar de ‘onmiddellijke’ koopkracht.
Bovendien is er rechtsonzekerheid over de fiscale en parafiscale aanpak. In het nieuwe pensioenakkoord wordt de kaasschaaf voor de hoogste aanvullende pensioenen al bovengehaald. De overheid zou minstens moeten garanderen dat niet geraakt wordt aan de opgebouwde reserves. ‘Sparen voor het pensioen’ berust op een immens vertrouwen, vermits mensen erin ‘gevangen’ zitten tot hun effectieve pensioenleeftijd.
Philip Neyt is pensioendeskundige, Belgisch vertegenwoordiger Pensioeninstellingen Stakeholders “Occupational Pensions” Europese Toezichthouder EIOPA en gewezen voorzitter van de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier