Julien De Wit
‘Les nouveaux pauvres: geen armoede van lege kasten, maar van een permanent gevoel van tekort’
U kent ze wel: de nouveaux riches. Mensen die snel rijk zijn geworden en dat heel graag tonen. Ze onderscheiden zich niet per se door smaak of subtiliteit, maar door overdaad. Designerlabels, dure auto’s, blingbling op alles. Niet zelden gaat het minder om wat ze hebben, maar om dat anderen zien wat ze hebben. Maar wist u dat er ook een klasse van nouveaux pauvres ontstaat? Er is een nieuwe vorm van armoede in opmars. Geen armoede van lege kasten en koude nachten, maar van een permanent gevoel van tekort. Een gevoel dat niet altijd in euro’s te vatten is, maar des te zwaarder weegt op de schouders van een generatie die opgroeit tussen overvloedige keuzes en structurele onzekerheid.
De gemiddelde gen Z’er, waartoe ik behoor, is opgegroeid in relatieve welvaart. Wij kenden geen oorlog, onze kasten waren gevuld en de meeste gezinnen hadden minstens één auto op de oprit. We gingen op citytrip met het gezin, vierden verjaardagen in trampolineparken en keken Netflix op een flatscreen. Die vorm van comfort werd geen luxe, maar een norm. Het is die norm die velen nu parten speelt. Want met een eerste loon is die levensstijl niet zomaar houdbaar. Zeker niet in een samenleving waar huren soms duurder is dan kopen, maar kopen bijna onmogelijk is geworden. Alles wordt duurder en we lijken steeds meer nodig te hebben, maar het startersloon blijft opvallend achter.
Zo ontstaan de nouveaux pauvres. Jongvolwassenen die cultureel rijk zijn opgevoed – met hoge verwachtingen en gevoel voor kwaliteit – maar financieel niet meer kunnen volgen. We weten perfect wat mooi en duur is – we hebben het geleerd, gezien, beleefd – maar het ligt buiten bereik. In ons hoofd leven we nog als nouveaux riches, maar op de bankrekening klopt dat plaatje niet meer. De sociale media maken dat spanningsveld nog erger, schrijft The New York Times. Waar onze ouders zich vergeleken met de buren, vergelijken wij ons met duizenden anderen tegelijk – wereldwijd. De algoritmes weten bovendien perfect wat je mist: de juiste sneakers, een vernuftige koffiemachine, een esthetische waterfles. Unboxings tonen wat we ‘moeten’ kopen, staycations zijn passé, en wie geen citytrip boekt of minstens één keer per week uit eten gaat, lijkt te falen in het spel dat we niet hebben gekozen, maar waarin we meespelen.
Er is een nieuwe vorm van armoede in opmars. Geen armoede van lege kasten, maar van een permanent gevoel van tekort.
De invloed is subtiel maar onmiskenbaar: het gaat niet alleen meer over wat je koopt, maar over wie je wordt door iets te kopen. Je koopt geen veel te dure koffie met éclair – je koopt het idee een hippe twintiger van Antwerpen-Zuid te zijn.
Laat dat net het pijnpunt zijn. Want ook al probeer ik me zelden te laten vangen aan dat spel, ik voel wel hoe dat verlangen naar méér overal in doordringt. Het sluipt binnen in onze ambities, onze relaties, zelfs in hoe we naar onszelf kijken. Ik noem het soms een groeiverslaving. Alles moet vooruit. Mooier. Beter. Groter. Sneller.
Het gevolg is een generatie die leeft van maand naar maand, vaak zonder buffer, met sluimerende financiële stress. Niet omdat we onverantwoord met geld omgaan, maar omdat we leven in een samenleving die ons geld leert te gebruiken als bewijs van onze identiteit. We sparen niet, omdat we denken dat er straks toch niets meer te sparen valt. We consumeren als troost, als statussymbool, als bevestiging van wie we zijn – in een wereld die ons opzadelt met de opdracht om radicaal ‘onszelf’ te worden. Dat onszelf worden is uitgegroeid tot een industrie. Het heeft minder met persoonlijke keuzes te maken dan met een systeem dat schreeuwt dat je tekortschiet. Maar misschien moeten we tot de conclusie komen dat wie alle moetjes volgt, niemand wordt – behalve arm.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier