‘1 op de 7 Belgische kinderen groeit op in gezin met risico op monetaire armoede’
In België groeit 1 op de 7 kinderen of 14,5 procent op in een huishouden dat risico loop op monetaire armoede. Dat blijkt donderdag uit cijfers van het Belgische statistiekbureau Statbel, dat onderzocht wat het betekent voor een kind om onder de armoedegrens te leven. Hiervoor werden meer dan 7.500 Belgische huishoudens bevraagd over hun inkomen en levensomstandigheden.
Voor een derde van de kinderen die in een kwetsbaar gezin opgroeien, betekent dat dat zij enkel tweedehands kleding dragen. Veertien procent heeft ook niet ten minste twee paar schoenen en jaarlijks een weekje met het gezin op vakantie, is voor bijna zes op de tien uitgesloten.
Bijna een op de vijf van de schoolkinderen beschikt thuis niet over een plek om in alle rust hun huiswerk te maken of te studeren, maar ook op hun sociale leven heeft monetaire armoede een sterke impact. Zo belemmert het hen bijvoorbeeld om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten, zoals lid zijn van de jeugdbeweging of een sportclub.
Bovendien zijn kinderen ook kwetsbaarder voor materiële deprivatie wanneer ze deel uitmaken van een eenoudergezin, ten minste één ouder van niet-Europese origine hebben of tot een huishouden behoren dat huurder is. Daarnaast vallen ook gewestelijk verschillen op, met kinderen in Brussel die meer risico lopen op armoede dan in Vlaanderen of Wallonië.
Wanneer het inkomen dat een gezin kan besteden onder de armoedegrens ligt, wordt een gezin geacht een hoger risico op monetaire armoede te lopen. Die grens is bepaald op 2.703 euro voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen (jonger dan veertien jaar).