Op de dag dat deze column verschijnt, maakt Europees Commissievoorzitster Ursula von der Leyen zich op voor haar jaarlijkse State of the Union. Ze kon een rist initiatieven overlopen voor de industrie, innovatie, energie en competitiviteit, veiligheid, defensie en internationale partnerschappen. Maar het is hopen op het parlementaire debat om de olifant in de kamer te benoemen: de Europese Unie vecht voor haar ziel en voor haar legitimiteit, juist nu een nieuwe wereldorde Europa existentieel bedreigt.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is de historische missie van de Europese eenmaking – vrede, veiligheid en welvaart van de Europese natiestaten – nooit zo urgent en zo noodzakelijk geweest als vandaag. Europa staat nagenoeg alleen tegenover de vijandige constellatie van een oorlogszuchtig Rusland, een nationalistisch Amerika en een machtshongerig China. Voorbij de technocratie van EU-projecten die de Commissie bestiert, telt Europa daarom vier strategische prioriteiten. Eén: een geostrategische expressie van de Europese macht en invloed in Eurazië. Twee: een Europese defensie en veiligheid. Drie: een Europese economie als bastion voor autonomie en bescherming tegen protectionisme. Vier: de projectie van Europese waarden en normen in internationale relaties.
Ook economisch demonstreert de Unie vooral intra-Europese verdeeldheid
Waar staat Europa op die vier assen? Beloftes voor een klassiek EU-lidmaatschap zijn gemaakt voor negen landen, waaronder Oekraïne, maar kennen weinig tractie. Europa zou de basis van zijn lidmaatschap moeten herijken op veiligheid en defensie, om op die sokkel snel nieuwe partnerschappen te verankeren – ook met het Verenigd Koninkrijk, Turkije en Noorwegen bijvoorbeeld. Dit is het moment voor een Europese veiligheidsarchitectuur als grondlaag voor een nieuwe Europese Unie met grotere geografische reikwijdte. Die zien we niet.
Idem met defensie. Jazeker, er zijn veel plannen en projecten. Maar die zijn vooral nationaal of in uitvoering van NAVO-verplichtingen. De Europese Unie coördineert weinig en dient vooral ter financiering van defensie-industrienationalisme in grotere lidstaten en van NAVO-afhankelijkheid. De lidstaten zelf raken niet verder dan clusters van coalities. Die betekenen versplintering en intra-Europees protectionisme als ze niet onder de paraplu van de Europese Unie gedijen. We naderen een kantelpunt waarop vooruitgang in defensie en veiligheid ten koste van de Europese Unie zal gaan in plaats van via de Europese Unie te verlopen.
Ook economisch demonstreert de Unie vooral intra-Europese verdeeldheid. Zoals in de defensie-industrie en veiligheidstechnologie zou in energie, infrastructuur en kapitaalmarkt een nieuwe Europese marktintegratie onderweg moeten zijn. Dat is technocratisch voorbereid in gezaghebbende rapporten. Maar wat ontbreekt, is de politieke wil om de nationale belangen te overstijgen ten voordele van een eengemaakte markt. Dezelfde onwil verhindert de Europese Unie zich eendrachtig te positioneren in buitenlandse handel, in het bijzonder ten aanzien van Amerika en China. Daarmee ontbreekt ook de basisvoorwaarde om principieel voor onze waarden op te komen, ondanks economisch verlies op korte termijn. Europa laat zich vernederen en zoekt het compromis van het minste kwaad, maar slachtoffert zo het morele DNA van de Europese eenmaking en haar ultieme legitimiteit.
Niet durven op te komen voor de eigen waarden en niet durven op te staan voor zelfredzaamheid nekt ons ook in Oekraïne. Europa is er de oorlog verklaard door Rusland. Alleen een oorlogsmindset zal ons redden. Als er ooit een moment is geweest om de Europese bevolking te verbinden achter het anonieme ‘Europese project’, dan is het daarom en dan is het nu. De geschiedenis zal streng zijn voor de leiders die het historische moment van Europa zouden verkwanselen.