Alain Mouton
‘Desindustrialisering? Er wordt vaak vergeten hoe belangrijk zo’n industrieel weefsel is’
Voor industriële spelers in het hogere segment is hier zeker nog plaats, schrijft Alain Mouton.
De onzekerheid over de bouw van een ethaankraker door Ineos in de Antwerpse haven heeft het debat over de desindustrialisering opnieuw aangezwengeld. Moeten we er alles aan doen om nog grote industrieprojecten naar hier te halen? Is de evolutie richting een volledige diensteneconomie niet onafwendbaar?
Het gewicht van de industrie in de economie neemt toch al jaren af, is zelfs bij een aantal economen de teneur. In 2000 was de industrie nog goed voor 22 procent van de toegevoegde waarde van onze economie, nu voor nog geen 17 procent.
Een ander argument: wie nu wijst op het belang van de sterke Europese industrie, was in het verleden vaak voorstander van het outsourcen van activiteiten naar lagelonenlanden.
Ga voor hoogwaardige industrie.
Dat klopt, maar er zijn verschillende soorten industrie. Als we het hebben over een Europese en Vlaamse industrie in de 21ste eeuw, ligt de toekomst in de hoogwaardige industrie. Klassieke textielbedrijven zijn hier al decennia weg, maar voor spelers in het hogere segment is nog plaats. Neem Sioen, de marktleider in gecoat technisch textiel en hoogwaardige beschermkledij. Zelfs de metaalindustrie heeft een toekomst, voor zover het om kwaliteitsvolle producten gaat.
In dat verband wordt vaak vergeten hoe belangrijk zo’n industrieel weefsel is voor innovatie en productiviteit, twee pijlers voor welvaartscreatie. Onze maakbedrijven zijn goed voor ruim 50 procent van de private uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling en 40 procent productiever dan de rest van de economie.
Een laatste argument voor een sterke Vlaamse industrie is onze ligging. De haven van Antwerpen blijft een troef. Toen BASF dit jaar een ontslagronde aankondigde, bleef de Antwerpse vestiging buiten schot, anders dan de hoofdzetel in Ludwigshafen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier