De federale overheid is financieel uitgekleed, dus zijn daar geen inspanningen meer mogelijk om de begroting op orde te krijgen, hoor je vaak bij specialisten in overheidsfinanciën. Na dotaties aan andere overheden, de financiering van de sociale zekerheid en de betaling van de rentelasten houdt de federale overheid amper 19 miljard euro over voor haar kerntaken. Van de 167 miljard euro aan inkomsten is dat amper 11 procent.
Dat de federale overheid een budgettair doorgeefluik is geworden, is een probleem. Maar dat er geen vlees meer aan het bot zit, klopt niet. Het bleef de eerste honderd dagen van de regering-De Wever onder de radar, maar die wil tegen 2029 1,6 miljard euro besparen op de overheidsadministratie. Dat is de grootste sanering na de geplande sociaaleconomische hervormingen.
Het gaat om een reorganisatie van de overheid, de centralisatie van ondersteunende diensten en de zoektocht naar synergie en efficiëntiewinsten. Zo worden overheidsinstellingen afgeschaft of in de federale overheidsdiensten geïntegreerd. Het is de bedoeling diensten samen te voegen. Daarnaast zijn besparingen gepland bij de Regie der Gebouwen, die het vastgoedpatrimonium van de overheid beheert. Te veel gebouwen staan leeg, maar er wordt wel huur betaald. Het gaat om logische besparingen, die amper pijn doen. Geen kettingzaag of botte bijl dus.
De federale regering kan trouwens nog een tandje bijsteken. Het aantal kabinetsmedewerkers wordt verminderd, wat een goede zaak is, maar eigenlijk moeten we evolueren naar het Amerikaanse spoils-systeem, waarbij ministeriële kabinetten worden afgeschaft. Een regering die aantreedt, zou dan wel eigen figuren aan de top van de administratie plaatsen, weliswaar nadat ze geëvalueerd zijn door het parlement.