Balans van de week: Straks komen de hoge ambtenarenpensioenen in het vizier
De komende jaren blijven de Belgische pensioenuitgaven in die mate stijgen dat ze tot de hoogste van de Europese Unie zullen behoren. Dat voorspelt de Nationale Bank in een nieuwe studie. Ze formuleert tegelijk voorstellen om de vergrijzingskosten onder controle te krijgen. Eén daarvan is het aftoppen van de hoogste uitkeringen, meer bepaald in de royale ambtenarenpensioenen. Een opdracht voor de volgende regering?
De Belgische pensioenuitgaven stegen in de periode 2001-2019 met 2,2 procentpunt van het bbp. De stijging in België was groter dan het gemiddelde in het eurogebied, met totale pensioenuitgaven dicht bij het gemiddelde in 2019. Op dat moment lagen de Belgische pensioenuitgaven hoger dan in Duitsland en Nederland, maar waren ze lager dan de Franse en de Italiaanse.
Straks komt daar verandering in. Tegen 2070 zouden de Belgische pensioenuitgaven ook hoger zijn dan in de landen met een hoge schuldgraad zoals Italië, Spanje en Frankrijk. De voorspelde stijging van de pensioenuitgaven bedraagt 2,1 procent van het bbp, de sterkste van de referentielanden (onze buurlanden plus de Zuid-Europese lidstaten). Daardoor zal ons land tegen 2070 kampen met de hoogste pensioenuitgaven (bijna 16% van het bbp of 90 miljard in euro van vandaag). Dat is meer dan 3 procentpunt bbp boven het gemiddelde in het eurogebied, leert denieuwe pensioenstudie van de Nationale Bank van België.
Om de stijgende vergrijzingskosten onder controle te krijgen, formuleert de Nationale Bank een aantal voorstellen. Men kan het aantal gepensioneerden verlagen door ervoor te zorgen dat de loopbanen langer worden. Een tweede mogelijkheid is een hogere werkzaamheidsgraad, wat zorgt voor meer sociale bijdragen en belastinginkomsten om de pensioenen te financieren. Een derde oplossing is een verhoging van de productiviteit (gedefinieerd als bbp per werknemer) wat voor extra groei zorgt en de pensioenen betaalbaarder maakt.
Gemiddeld pensioen verlagen
Die voorstellen komen van pensioenexperts en economen. De Nationale Bank voegt er nog een vierde aan toe: het gemiddelde pensioen verlagen, meer bepaald door het aftoppen van de hoogste pensioenen. De vraag rijst of dat politiek haalbaar is. Belgen van de ene dag op de andere zeggen dat ze een lagere uitkering krijgen, is electoraal dynamiet. Het verlagen van de hoogste pensioenen zou ook betekenen dat we verder evolueren naar een algemeen basispensioen met steeds minder verschillen tussen de uitkeringen. Die trend is al een tijdje voorzichtig ingezet, door het verhogen van het laagste zelfstandigenpensioenen richting het minimumpensioen voor de werknemers, en door het plafonneren van de pensioenen voor privé-werknemers terwijl de bijdragen dat niet zijn. Als het totale loon per jaar hoger is dan een plafondbedrag, dan wordt dat bedrag erboven niet meegeteld bij de pensioenberekening. Voor 2022 was het loonplafond 71.519,98 euro voor een volledig jaar.
Maar de Nationale Bank richt haar vizier vooral op de relatief hoge ambtenarenpensioenen. Het verschil met de werknemers- en zelfstandigenpensioenen is opvallend. De bruto-uitkering van de 20 procent gepensioneerde ambtenaren met het hoogste pensioen, bedraagt tussen 3.500 en 4.000 euro bruto per maand. Dat is een pak meer dan de 20 procent hoogste werknemerspensioenen: gemiddeld tussen 2.000 en 2.300 euro bruto.
Voor de Nationale Bank is het duidelijk dat lagere ambtenarenpensioenen de stijgende vergrijzingskosten deels kunnen counteren: “De verlaging van het gemiddelde overheidspensioen drukt de overheidsuitgaven voor pensioenen blijvend en aanzienlijk in vergelijking met de vooruitzichten uit het basisscenario. Het gemiddelde Belgische overheidspensioen zou afnemen met 2 procent tegen 2030 en met 14 procent tegen 2070, ten opzichte van het basisscenario. Dat is een aanzienlijke verlaging. (…) Het is hoe dan ook de moeite waard om een zekere verlaging van het gemiddelde Belgische overheidspensioen te overwegen, omdat dit aanzienlijke en blijvende besparingen op de pensioenuitgaven zou opleveren.”
Het risico op contractbreuk
Werk voor de volgende regering dus, want de Vivaldi-coalitie liet de ambtenarenpensioenen onaangeroerd. Vraag is of je die uitkeringen zomaar kunt verlagen. Die vraag wordt ook in de studie gesteld: “Of dit scenario het juiste evenwicht vormt tussen het verzekeren van de financiële houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel, is open voor discussie.”
Uitkeringen plots verlagen kan worden gezien als een contractbreuk tussen burger en overheid. Al gebeurt dat nu al op andere manieren in het pensioenstelsel, zij het op het slinkse manier. Denk maar aan deaanvullende pensioenen die aanvankelijk fiscaal aantrekkelijk werden gemaakt om daarna vervroegd belastingen te heffen op de opgebouwde pensioenreserves.
Een meer realistische mogelijkheid is de pensioenregels aanpassen voor wie nog geen gepensioneerd ambtenaar is of wie een loopbaan start in de overheidsdienst. De voorbije regeringen hebben daar al maatregelen genomen, zoals vooral contractuele ambtenaren aanwerven die minder royale pensioenrechten opbouwen. Daarnaast wordt het ambtenarenpensioen niet langer berekend op basis van het loon van de laatste vijf jaar, maar op de laatste tien jaar. De zogenoemde pensioenbreuken werden herzien. Die maakten het mogelijk een volledig pensioen te krijgen ook al had men geen volledige loopbaan afgerond. Een idee dat deze legislatuur op tafel lag maar niet werd behandeld, is de afschaffing van de perequatie van de ambtenarenpensioenen. Die houdt in dat de overheidspensioenen mee stijgen met de lonen van actieve ambtenaren. Dat zal bij de formatiegesprekken in 2024 opnieuw op tafel komen. Maar het zal niet genoeg zijn om de stijgende vergrijzingskosten onder controle te krijgen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier