Zijn we nog baas in eigen economie? Dit zijn de harde cijfers

© belga
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Het verankeringsdebat laait weer op, nu het biotechbedrijf Ablynx en andere ‘Vlaamse kroonjuwelen’ in buitenlandse handen komen. Zijn we nog baas in eigen economie? De Vlaamse overheid rekende het uit.

Buitenlandse investeringen zijn een teken van vertrouwen in onze economie, en dat moeten we toejuichen, per definitie toch. Minder gejuich is er wanneer een buitenlandse investeerder aan de haal gaat met een Vlaams technologiebedrijf.

Toen in februari bekend geraakte dat de Gentse biotechparel Ablynx in handen kwam van de Franse farmareus Sanofi, was de stemming op zijn minst verdeeld. Ja, Ablynx kon zich versterken met het Franse geld, maar we waren weer een zoveelste Vlaamse belofte kwijt.

Wat is de balans? Wordt de Vlaamse bedrijfswereld gekoloniseerd door buitenlands kapitaal? Studaxen van het Departement Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI) van de Vlaamse overheid zochten naar het antwoord.

De uitverkoop van Vlaanderen?

Dat antwoord valt goed mee. De Vlaamse privésector – banken en verzekeraars niet meegerekend – telt slechts 4111 bedrijven onder buitenlandse controle (zie kader De moeilijke zoektocht naar de ultieme aandeelhouder). Dat is amper 0,8 procent van het aantal ondernemingen in Vlaanderen. Het laat niet meteen een grote uitverkoop van het Vlaamse bedrijfsleven vermoeden.

Die 4111 bedrijven zorgen wel voor een essentieel stuk van onze welvaart. Sterker nog, verhoudingsgewijs creëert het groepje meer welvaart dan de bedrijven onder lokale controle. De 4111 hebben 23,8 procent van alle loontrekkenden in de Vlaamse privésector in dienst (banken en verzekeraars niet meegerekend), en leveren 31,2 procent van de toegevoegde waarde. Dat zijn op zich twee indrukwekkende getallen voor zo’n beperkt groepje bedrijven, maar ook de verhouding tussen beide getallen spreekt boekdelen.

Met slechts een kwart van de werknemers zorgt het groepje voor een derde van de toegevoegde waarde. Dat betekent dat de bedrijven in buitenlandse handen productief zijn, en gemiddeld genomen ook een pak productiever dan de Vlaamse bedrijven. Want zij creëren slechts twee derde van de toegevoegde waarde, hoewel ze over drie kwart van de werknemers beschikken.

Buitenlands kapitaal vormt dus een krachtige hefboom onder onze welvaart. Dat is vooral zichtbaar in onze industrie, waar de bedrijven onder buitenlandse controle 8 procent van het aantal ondernemingen uitmaken, nog altijd een kleine minderheid. Toch zijn ze goed voor 39,5 procent van de loontrekkenden, en 53,7 procent van de toegevoegde waarde.

Hoe kennisintensiever de activiteit, hoe groter het buitenlandse gewicht. In de hoogtechnologische industrie – farma, chemie, petrochemie, elektronica en informatica – controleert buitenlands aandeelhouderschap zowat de helft van de bedrijven, en levert het bijna de volledige werkgelegenheid en toegevoegde waarde.

Zijn we nog baas in eigen economie? Dit zijn de harde cijfers
© .

Zonder buitenlands kapitaal zou in Vlaanderen dus amper sprake zijn van hoogtechnologische industrie, uitgerekend het deel van de economie met de hoogste productiviteit en dus de grootste welvaartswinsten. Vlaanderen hoeft zich daarvoor niet te schamen, aldus de auteurs van de studie.

“Het gaat om zeer kapitaalintensieve sectoren. Vlaanderen is te klein om dat met eigen kapitaal te financieren”, zegt Jan van Nispen, beleidsmedewerker van het Departement EWI. Volgens zijn collega Philippe Nys mogen we best fier zijn op de Antwerpse chemiecluster, ook al is die helemaal in buitenlandse handen. “Antwerpen is de op een na grootste petrochemiecluster ter wereld. Zelfs tien Marc Couckes zouden niet volstaan om die te bouwen,” aldus Nys.

De kracht van kennis

Lokaal ondernemerschap hoeft niet in de verdrukking te komen, integendeel, aldus de studie. Buitenlandse filialen geven de lokale ondernemingen een gezonde stroomstoot, aldus Johan Hanssens, secretaris-generaal van het Departement EWI. “De concurrentie met buitenlandse filialen doet de plaatselijke bedrijven efficiënter produceren. Wie een multinational als klant heeft, moet aan hogere kwaliteitseisen voldoen. Lokale ondernemers leren ook van de buitenlanders. Ze nemen hun superieure technieken over, of werven hun werknemers aan, samen met hun kennis.”

Maar de informatie stroomt net zo goed in omgekeerde richting. Terwijl buitenlandse bedrijven vroeger vooral op zoek waren naar nieuwe markten en schaalvoordelen, zoeken ze nu naar kennis. “Sanofi heeft de draagkracht om de zware investeringen van Ablynx te financieren”, zegt Hanssens. “Maar dat is niet de enige reden voor de overname. Ablynx zit ingebed in de Gentse biotechcluster. Als Sanofi het bedrijf uit Gent zou weghalen, verliest het de aansluiting op de kennis in die cluster. Sanofi zal blijven investeren in Gent.”

Voor Vlaanderen, dat het moet hebben van zijn grijze cellen, ligt de conclusie voor de hand. “Gebruik uw kennis als magneet voor investeringen”; zegt Hanssens. “De beste verankering is kennisverankering. Investeer in onderzoek aan universiteiten en onderzoekscentra als VIB, imec, Flanders Make en VITO. En zorg voor kruisbestuiving tussen de wetenschappelijke instellingen, de buitenlandse filialen en de lokale ondernemingen. Het aandeelhouderschap van bedrijven mag wisselen, de kennis zal hen hier houden.”

Topproducten als resultaat

Als Vlaanderen voortaan inzet op biotechnologie, nanotechnologie en andere hightech, dan zal dat veel toegevoegde waarde opleveren, maar ook evenveel werkgelegenheid? Was het vroeger niet beter, toen buitenlandse investeerders hier grote autofabrieken opzetten met veel jobs? “Je vergeet dat het Chinese Geely Volvo in Gent heeft gehouden, en het bedrijf onlangs nog een nieuwe toekomst gaf.

Of neem Audi in Brussel, DAF in Westerlo of Punch Powertrain in Sint-Truiden”, zegt Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie en Innovatie. “Het klopt wel dat de jobs van morgen niet per se de jobs van vandaag zijn. Aan ons om de werknemers klaar te stomen, via levenslang leren en bijscholen. En de jongeren moeten we stimuleren om te kiezen voor wetenschappelijke opleidingen.”

We moeten vooral uitgaan van onze sterkte, en dat is ons netwerk van universiteiten, onderzoek, productie en marketing van wereldniveau, aldus Muyters. “Binnen een straal van 100 kilometer vind je hier alles om topproducten te maken. En dat weten buitenlandse investeerders heel goed. Kijk maar eens naar de spin-offs van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie: de overnemer blijft vaker wel dan niet investeren in Vlaanderen.”

Steekt het toch niet een beetje dat het buitenland onze beste bedrijven opkoopt? “De Vlaamse overheid biedt instrumenten om bedrijven te laten doorgroeien, maar soms is de financieringsnood zo groot dat enkel buitenlands geld kan helpen”, zegt Mutyers. “Ik zeg niet dat we een uitverkoop moeten promoten, maar we mogen evenmin elke buitenlandse investering als een gevaar beschouwen. Ik zie onze bedrijven liever groeien dan stoppen.”

Zijn we nog baas in eigen economie? Dit zijn de harde cijfers
© .

Het gele gevaar?

Twee jaar geleden ontstond in Vlaanderen grote deining door de mogelijke intrede van het Chinese staatsbedrijf State Grid in het kapitaal van de distributienetbeheerder Eandis. Sindsdien ging de onrust nooit echt weg.


Hoe groot is de Chinese greep op de Vlaamse economie? De Chinezen controleren 23 bedrijven in Vlaanderen, goed voor 6999 werknemers (zie helemaal rechts in de grafiek (CN) hierboven). Zelfs een klein landje als Denemarken doet beter in Vlaanderen (midden in de grafiek), met 64 bedrijven en 8092 werknemers. De Chinese bedrijven leveren wel meer toegevoegde waarde dan de Deense, 632 miljoen euro tegen 409 miljoen euro. Maar een Chinese overrompeling is dat nog altijd niet. Toch mogen we niet naïef zijn. De studie pleit voor waakzaamheid voor buitenlandse investeringen ‘vanuit staatskapitalistische logica’ in Vlaamse strategische sectoren.


De echte buitenlandse zwaargewichten in de Vlaamse economie zijn de Nederlanders (zie uiterst links in de grafiek). Zij tellen het grootste aantal werknemers – 78.519- en controleren de meeste bedrijven – 908. De grootste leverancier van toegevoegde waarde zijn echter de VS, met 12,4 miljard euro. Duitsland komt op plaats twee, met 5,9 miljard euro. Dan pas komt Nederland, met 5,1 miljard euro.


Opgemerkte aanwezigen in de top tien zijn de landen met gunstige belastingregimes. Luxemburg geeft werk aan 22.628 mensen in Vlaanderen, en komt daarmee net na Duitsland, maar voor het VK en Japan. Luxemburgs kapitaal controleert 248 bedrijven in Vlaanderen, en levert 3 miljard euro toegevoegde waarde. Na Japan volgt Zwitserland, met 17.840 werknemers, 115 bedrijven en 1,4 miljard toegevoegde waarde.

De zoektocht naar de ultieme aandeelhouder

Het is niet gemakkelijk om te achterhalen wie echt de touwtjes in handen heeft bij een bedrijf. Want niet alle ondernemingen zijn verplicht hun aandeelhouders bekend te maken. De auteurs van de studie moesten de buitenlandse aandeelhouders opsporen via Bel-first, de internationale databank van de handelsinformatieleverancier Bureau Van Dijk. De databank wordt permanent bijgewerkt, wat data over het aandeelhouderschap oplevert van 2017. De cijfers over jobs en toegevoegde waarde in de studie zijn van 2015, omdat ze uit andere, tragere databanken komen.


Maar Bel-first weet niet alles, en bovendien verwijst de databank naar een ‘entiteit’ of vennootschap als ultieme aandeelhouder, en niet naar de persoon erachter. “De persoonsgegevens zijn meestal niet beschikbaar”, zegt Jan van Nispen, co-auteur van de studie. “Een Vlaams bedrijf kan in handen zijn van een Zwitsers moederbedrijf, waarachter een Chinese eigenaar schuil gaat. Maar die laatste link legt de databank niet.”


De auteurs moesten zich dus baseren op een puur formele versie van de ultieme aandeelhouder en zijn nationaliteit. De echte eigenaar woont vaak in hetzelfde land, maar niet altijd. Zo is de ultieme aandeelhouder van de oer-Vlaamse baggeraar Jan De Nul een Luxemburgse ‘entiteit’. De studie beschouwt Jan De Nul dan ook als een bedrijf onder buitenlandse zeggenschap.


Volgens die logica vinden de auteurs 7000 bedrijven in Vlaanderen met buitenlandse aanwezigheid in het kapitaal, goed voor 1,4 procent van het aantal btw-plichtige ondernemingen in het Vlaams Gewest. De groep van 7000 passeert daarna nog enkele filters. Banken en verzekeraars gaan eruit, alsook bedrijven die geen cijfers over hun bruto toegevoegde waarde publiceren.


Bedrijven met hoofdzetel in Brussel of Wallonië, maar met een meerderheid van de werknemers in Vlaanderen, komen er dan weer bij. “De warenhuisketen Delhaize heeft zijn hoofdzetel in Brussel”, zegt co-auteur Philippe Nys. “Maar omdat de meerderheid van de werknemers in Vlaanderen werkt, nemen we het bedrijf toch mee in onze studie, a rato van zijn aantal Vlaamse werknemers.”


De laatste filter is de belangrijkste. De studie beperkt zich tot Vlaamse bedrijven waar slechts één buitenlandse entiteit of aandeelhouder minstens 50,01 procent van de aandelen controleert, rechtstreeks of via tussenholdings. Een bedrijf waar bijvoorbeeld zes buitenlandse aandeelhouders elk 10 procent van de aandelen bezitten – en die dus in de meerderheid zijn – komt niet in aanmerking. Zo houdt de studie een harde kern van 4111 bedrijven over waar één buitenlandse aandeelhouder de plak zwaait.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content