‘Wij beschermen de mensen die ons beschermen’: de makers van militaire kledij over hun strijdveld

running soldiers carrying weapons © Getty

Sinds de oorlog in Oekraïne gaan de Europese defensiebudgetten in stijgende lijn. Een vaak vergeten onderdeel van de defensie-industrie zijn producenten van militaire kledij. België heeft een netwerk van kleine en grote gespecialiseerde textielbedrijven in die niche. Ze overleefden periodes van lage budgetten en concurrentie uit Azië.

“Niemand kent ons, maar iedereen heeft al wel eens een product van ons gezien”, begint Peter Haenebalcke. Samen met zijn zus Liesbeth leidt hij Elanco, dat uniformhemden maakt voor klanten zoals de politie, de brandweer maar ook het Belgisch leger. Het familiebedrijf zag het licht in 1945. “We maken alles in eigen huis, van het ontwerp tot het afgewerkte product”, vertelt Peter Haenebalcke. “Ons team bestaat uit 40 à 45 medewerkers. De meeste zitten in de productie: ze stikken, borduren of verpakken.”

Elanco is een van het handvol overgebleven Belgische bedrijven die zich specialiseren in kledij en uitrusting voor militaire klanten. Tot enkele decennia geleden bestond in België een heel netwerk van zulke bedrijven. Stelselmatig boette de sector aan belang in door concurrentie met landen waar de lonen lager liggen en door besparingen bij defensie. Toch blijven er nog een aantal spelers over, waarvan sommige zelfs uitgroeiden tot grote, internationale bedrijven op die heel specifieke markt. Nu de defensiebudgetten en de concentratie in de branche toenemen, komt de sector in een nieuwe periode terecht.

Koop mij!

Elanco kon zich de voorbije decennia staande houden in zijn niche van uniformhemden, terwijl de meeste collega’s verdwenen. De sector stoelt op het meedingen aan overheidsaanbestedingen. Dat legt de nadruk op lage prijzen, maar biedt ook kansen. “Een aanbesteding gaat naar de aanbieder die erin slaagt het goedkoopste conforme product aan te bieden”, stelt Peter Haenebalcke. “Als de Belgische defensie een offerte krijgt die 20 procent goedkoper is, maar het product niet voldoet aan de specificaties, mag het die offerte niet aannemen. Daar ligt onze kans. Het is niet vanzelfsprekend dat kwaliteitsniveau te halen in Azië, zeker omdat de normen voor klanten als de politie en defensie afwijken van die voor de modekledij. De aantallen zijn daarnaast vrij klein. We produceren ook lokaal. We kunnen sneller leveren en je belast het milieu niet door alles naar hier te vervoeren.”

‘Het is een heel andere manier van kledij maken. Over de look is er bij ons geen discussie, want het ontwerp ligt wettelijk vast’

Peter Haenebalcke, Elanco

Haenebalcke vindt dit een mooie industrie: “Het is een vak apart. Het is een heel andere manier van kledij maken. Modeartikelen moeten er goed uitzien. Ze moeten schreeuwen: ‘koop mij!’ Over de look is er bij ons geen discussie, want het ontwerp ligt wettelijk vast. De nadruk ligt op het comfort en de kledij moet zo lang mogelijk meegaan.”

Tegelijk ziet de ondernemer de industrie veranderen: “Vroeger was de kledij veel formeler. Een rijkswachter (de Rijkswacht was een in 2001 opgeheven politiedienst, nvdr) ging op patrouille in kostuum met das. Vandaag is dat niet meer zo. De kledij is de laatste jaren informeler geworden, met nieuwe materialen, die bijvoorbeeld vocht opnemen.”

Hoge toegevoegde waarde

Een van de Belgische spelers die in de militaire niche een wereldspeler wist te worden, is Seyntex. Het bedrijf stelt duizend personen tewerk, waarvan het merendeel in twee productievestigingen in Roemenië en Bangladesh. “We zijn opgericht in 1908 en bestaan dus iets meer dan 115 jaar”, vertelt CEO Agar Daelemans. “Het begin van Seyntex lag in de vlasindustrie. We zijn stelselmatig uitgegroeid tot een verticaal geïntegreerd textielbedrijf, met bijvoorbeeld een eigen spinnerij, weverij en coatingeenheid. Sinds de jaren negentig ligt de focus vooral op technisch hoogwaardige producten.”

Vandaag produceert Seyntex vooral voor markten als defensie, politie en brandweer. Het richt zich op producten met een hoge toegevoegde waarde zoals kogelvrije vesten en brandwerende pakken, maar evengoed op rugzakken en zelfs pakken om militairen te beschermen tegen straling en gasaanvallen. Agar Daelemans: “We leveren state-of-the-art producten zoals gevechtskledij, ballistische kledij, formele uniformen, maar ook rugzakken en tenten. Daarnaast maken we camouflagenetten. Die beschermen tegen thermische en infraroodkijkers en tegen dronedetectie.”

‘Grote kledijcontracten worden in heel wat landen vooral aan lokale bedrijven toebedeeld. Het blijft dus een wereld met harde concurrentie’

Bart Vervaecke, Sioen Apparel

In 2023 draaide het bedrijf 111 miljoen euro omzet, tegenover nog 85 miljoen euro in 2022. Die scherpe stijging is geen toeval. Seyntex haalde samen met Sioen een groot contract van de Belgische defensie binnen. “In 2022 zijn we erin geslaagd met ons consortium het contract binnen te halen voor het aanleveren van textielproducten”, stelt Daelemans. “Het zogenaamde Belgian Defense Clothing System (BDCS) is een contract voor vijftien jaar. Terwijl we initieel nieuwe gevechtskledij en kogelvrije vesten zouden leveren, zal het contract in de volgende jaren verder worden uitgebreid met producten zoals regenkledij en rugzakken.”

Kogelvrij reddingsvest

De andere grote Belgische speler op deze markt is Sioen Apparel, het onderdeel van de Sioen Industries dat zich richt op kledij. “De kledingdivisie is in 1967 gesticht door Jacqueline Sioen, de moeder van de huidige CEO” (Michèle Sioen, Trends Manager van het Jaar 2018, nvdr), stelt Bart Vervaecke, de CEO van Sioen Apparel. “Sinds de oprichting zijn we stelselmatig gegroeid. Zeker de laatste 25 jaar hebben we meer ingezet op de militaire markt.”

Apparel is een stevige afdeling. Ze heeft zo’n 4.000 werknemers in dienst van de 6.000 die werken voor Sioen en droeg vorig jaar 240 miljoen euro omzet bij aan het groepstotaal van 740 miljoen euro. De divisie maakt niet enkel militaire kledij, ze levert ook werkkledij, brandwerende pakken en allerhande beschermkledij. Toch is defensie de belangrijkste markt voor Sioen Apparel. Net als Seyntex zet het in op de hoogwaardige producten.

“Er is één constante in ons aanbod: maximale bescherming”, zegt Bart Vervaecke. “We beschermen soldaten bijvoorbeeld tegen regen, koude en wind. Maar we leveren evengoed kogelwerende vesten. We innoveren constant. Een van onze nieuwste producten is bijvoorbeeld een reddingsvest dat ook kogelvrij is.”
Sioen zag een lichte kentering op zijn markt sinds de oorlog in Oekraïne. Toch blijft de verandering in België beperkt. “Er is een sterk toegenomen vraag, maar toch moet ik die relativeren,” zegt Vervaecke. “De defensiebudgetten stijgen, maar slechts een beperkt deel van die budgetten gaat naar kleding. De hoofdzaak ligt bij de wapens en voertuigen. België is een kleine markt, die een stuk achterloopt op de NAVO-doelstellingen. Op die markt heb je trouwens veel protectionisme. Grote kledijcontracten worden in heel wat landen vooral aan lokale bedrijven toebedeeld. Het blijft dus een wereld met harde concurrentie.”

De CEO merkt dat de publieke opinie is geëvolueerd. “Als je vroeger het woord ‘militair’ liet vallen, kreeg je al snel een negatieve perceptie”, stelt Vervaecke. “Vandaag wordt men zich bewust, zeker met alle spijtige gebeurtenissen in de wereld, dat we nood hebben aan mensen die ons beschermen. Wij beschermen de mensen die ons beschermen. Het is spijtig dat we jarenlang ondergeïnvesteerd hebben in defensie en nu plots onze budgetten moeten optrekken.”

Focus op truien

Er zijn ook kleinere spelers actief op deze markt. Zo is er Woolmate, een fabrikant van wollen truien in Zonnebeke, waar vijf mensen werken. “Ons verhaal begon in de vlasindustrie”, stelt Jeroen Aernout, de CEO van Woolmate. “Ik ben de vierde generatie die dit bedrijf voortzet. Vanuit het vlas gingen we kousen en rolkragen maken. Daaruit is de niche van uniformen gegroeid, en uiteindelijk de focus op truien.”

‘Het is erg moeilijk voor start-ups om defensiecontracten binnen te halen. We lopen het risico dat we vastgeroest raken’

Erik Magnus, Creamoda

Sinds de jaren zeventig maakt Woolmate onder meer commandotruien. Die wollen en acrylen truien naar Engels model zijn populair bij de Europese strijdmachten. Ze zijn te herkennen aan de beschermers aan de ellebogen en de schouders. Vandaag werkt Woolmate niet meer voor defensie, maar levert het wel nog aan de kadetten van de marine. Woolmate blijft inzetten op de bedrijvenmarkt. Het heeft bijvoorbeeld een groot contract kunnen afsluiten om de arbeiders van de Rotterdamse Haven te kleden met truien.

Monsteropdracht

De kleine spelers op de militaire markt vinden het echter almaar moeilijker om te overleven. Dat komt niet enkel door de concurrentie uit de lagelonenlanden. In Europa is er een trend om defensiecontracten voor de langere termijn uit te schrijven. Terwijl defensie vroeger een nieuwe aanbesteding uitschreef voor elke nieuwe bestelling, stelt het nu een contract op met één speler die alle volgende bestellingen in de wacht sleept voor een lange periode. Het nieuwe BDCS-contract duurt bijvoorbeeld vijftien jaar.

“Om dat contract binnen te halen moesten de twee grootste bedrijven uit België een consortium vormen” (Seyntex en Sioen Apparel dus, nvdr), zegt Erik Magnus, directeur van de modefederatie Creamoda. “Dat is een monsteropdracht, die de kleine kmo’s uitsluit. Het is natuurlijk goed voor de bedrijven die het halen en het zorgt voor minder overheidsadministratie. Maar tegelijk maak ik me zorgen dat de sector, die al uitgedund is, verder zal achteruitgaan in ons land.”

Dat kan bijvoorbeeld innovatie tegenhouden. “Als directeur van een kmo-federatie kan ik dat niet toejuichen”, stelt Magnus. “Kmo’s kunnen niet meer meedoen, ten voordele van grote spelers. Tegelijk zullen er geen nieuwe bedrijven starten in deze sector. Het is erg moeilijk voor start-ups om hier door te dringen en contracten binnen te halen. We lopen het risico dat we vastgeroest raken.” z

‘We staan diametraal tegenover fast fashion’

Een belangrijke trend in de mode-industrie is duurzaamheid. Die trend is ook doorgedrongen in de wereld van de militaire kledij. “In de specificaties van aanbestedingen zie je steeds vaker duurzaamheid opduiken”, zegt Agar Daelemans van Seyntex. “Europese productinhoud en recycleerbaarheid komen meer naar voren”, voegt Bart Vervaecke van Sioen toe. “Een van de criteria in het BDCS-contract was dat we de oude kledij moesten terugnemen voor recyclage. Er moet ook worden overwogen hoe producten zoals ballistische platen kunnen worden gerecycleerd. We staan diametraal tegenover fast fashion
“Militaire kledij moet bijvoorbeeld tien jaar, of langer meegaan. Daarnaast moet je ze kunnen repareren en je moet ze vaak kunnen wassen. We zetten ook in op recycleerbare grondstoffen. Tegelijk zit daar een beperking op. Bescherming blijft het belangrijkste. Sommige kledij moet bijvoorbeeld de drager beschermen tegen een molotovcocktail. In zo’n situatie wil je niet aan de bescherming tornen ten voordele van duurzaamheid.” z

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content