Welke mogelijkheden biedt de liquidatiereserve voor zaakvoerders?

© Getty Images
Roel Van Espen medewerker Trends

Via de liquidatiereserve kunnen zaakvoerders op een fiscaalvriendelijke manier geld uit hun vennootschap halen en dat naar hun privévermogen overbrengen. Tijdens de wachttermijn kan de reserve eventueel belegd worden.

Sinds 2015 kunnen kleine vennootschappen jaarlijks een zogeheten liquidatiereserve aanleggen om zo een permanent fiscaal gunstregime te genieten. Die reserve is een aparte passiefrekening waarop de volledige of een deel van de boekhoudkundige winst na de vennootschapsbelasting kan worden gestort. Op elk bedrag dat uw vennootschap naar haar liquidatiereserve sluist, betaalt ze een anticipatieve heffing van 10 procent die wordt afgerekend via de aanslag van de vennootschapsbelasting.

“Respecteert u na elke storting een wachttermijn van vijf jaar vooraleer u de liquidatiereserve uitkeert als dividend (buiten het kader van de vereffening van de vennootschap), dan is een roerende voorheffing van slechts 5 procent verschuldigd”, weet Erik Stiers van het fiscaal kantoor Hawrijk, Stiers & Velkeneers. “De wachttermijn begint te lopen vanaf het einde van het boekjaar waarin de liquidatiereserve werd aangelegd.”

Rekening houdende met de anticipatieve heffing van 10 procent bij de storting en de bijkomende roerende voorheffing van 5 procent, is het uiteindelijke belastingtarief in dat geval aanzienlijk lager dan de 30 procent die normaal van toepassing is op klassieke dividenduitkeringen.

“Gebeurt de dividenduitkering binnen de wachtperiode van vijf jaar na de reservering, dan betaalt u geen 5 maar 20 procent roerende voorheffing”, merkt Erik Stiers op. “Wordt de vennootschap ontbonden, dan hoeft u evenwel geen wachttijd van vijf jaar te respecteren indien de ontbinding gebeurt naar aanleiding van de stopzetting van de activiteiten (zonder dat u die hervat in een andere vennootschap of als natuurlijke zelfstandige). De liquidatiereserve kan dan vrij van roerende voorheffing worden uitgekeerd.

In het kort

– Onmiddellijke aanslag van 10 procent op elke storting

– Dividenduitkering binnen een termijn van vijf jaar: 20 procent roerende voorheffing

– Dividenduitkering na vijf jaar: 5 procent roerende voorheffing

– Uitkering liquidatiereserve bij ontbinding vennootschap: 0 procent

Wat is een kleine vennootschap?

Enkel kleine vennootschappen komen in aanmerking voor het fiscaalvriendelijke stelsel van de liquidatiereserve. Daaronder verstaat men een vennootschap die voor het laatste en het voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:

– een personeelsbestand van gemiddeld maximaal 50

– een jaaromzet (exclusief btw) van ten hoogste 9 miljoen euro

– een balanstotaal van maximaal 4,5 miljoen euro

Voor de aandeelhouder van een kleine vennootschap is de aanleg van een liquidatiereserve doorgaans een interessante manier om op een fiscaalvriendelijke manier geld uit zijn vennootschap te halen en naar zijn privévermogen over te brengen. Is de vennootschap evenwel verlieslatend of telt ze vennootschappen onder haar aandeelhouders, dan is voorzichtigheid geboden. Laat u begeleiden door uw boekhouder of een andere specialist.

Welke winst komt in aanmerking?

“Uw vennootschap kan enkel de boekhoudkundige winst na belastingen aan de passiefrekening toevoegen”, zegt Erik Stiers. “Reserves die in het verleden werden opgebouwd, komen niet in aanmerking. Boekhoudkundige verliezen uit vorige inkomstenjaren beletten de vennootschap evenwel niet om met de winsten van het huidige boekjaar een liquidatiereserve aan te leggen.”

Om het exacte bedrag te bepalen dat kan worden toegevoegd aan de liquidatiereserve, dient u de netto te bestemmen winst te delen door 1,10. De anticipatieve heffing van 10 procent heeft immers een weerslag op het te bestemmen resultaat, en dat wordt op die manier verrekend.

Een voorbeeld ter verduidelijking: uw vennootschap heeft een netto te bestemmen winst van 110.000 euro (vóór de aanleg van de liquidatiereserve en vóór de anticipatieve heffing van 10 procent). Het bedrag dan maximaal kan worden toegekend aan de liquidatiereserve bedraagt dan (110.000 euro / 1,10 =) 100.000 euro, en de anticipatieve heffing is (100.000 euro x 10% =) 10.000 euro.

Beleggingsmogelijkheden

Mikt u op slechts 5 procent roerende voorheffing bij de dividenduitkering van de liquidatiereserve, dan dient u een wachttermijn van vijf jaar te respecteren. Dat betekent evenwel niet dat dit kapitaal onaangeroerd moet blijven. Gedurende die periode kan uw vennootschap de liquidatiereserve laten renderen. Dat kan op verschillende manieren.

“Een eerste mogelijkheid is om de liquidatiereserve te beleggen via een Luxemburgs branche 6-kapitalisatiecontract”, zegt Stijn Van Looy van de vermogensadviseur Gardanto. “Dat geeft u toegang tot een ruim gamma aan fondsen die beleggen in aandelen, obligaties of een combinatie van beide activaklassen. Op die manier kunt u een portefeuille op maat samenstellen die aangepast is aan uw beleggersprofiel. Weet wel dat de kostenstructuur een grote impact kan hebben op het rendement.”

“Vennootschappen betalen in principe een vennootschapsbelasting van 20 (verlaagd tarief) of 25 procent op de intresten en meerwaarden van hun spaar- en beleggingsproducten. Een branche 6 biedt echter het voordeel dat enkel de netto-opbrengsten belast worden. Dat betekent dat de gerealiseerde meerwaarden onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, maar dat eventuele minwaarden fiscaal aftrekbaar zijn.”

Een andere mogelijkheid om uw liquidatiereserve op een fiscaalvriendelijke manier te beleggen is via een zogeheten DBI-bevek. Bij dat product zijn zowel de dividenden als de gerealiseerde meerwaarden bij verkoop onbelast. Houd er wel rekening mee dat u met zo’n DBI-bevek uitsluitend in aandelen kunt beleggen. Uw liquidatiereserve – en dus het risico – spreiden over meerdere activaklassen kan dus niet.

Uw vennootschap kan haar liquidatiereserve ook rechtstreeks beleggen in individuele fondsen. In dat geval is er weliswaar geen fiscaal voordeel zoals dat van een DBI-bevek of een branche 6.

Via een beleggingsplan

Of uw vennootschap kiest voor een DBI-bevek, een branche 6 of een rechtstreeks aangehouden fondsenportefeuille, al die oplossingen laten toe uw cashoverschotten te spreiden over meerdere bedrijven, sectoren en regio’s. Via de laatste twee opties kunt u zelfs diversifiëren over verschillende activaklassen. Zo’n spreiding is belangrijk om uw portefeuille minder kwetsbaar te maken voor het bedrijfsrisico dat eigen is aan een specifieke onderneming.

Naast dat bedrijfsrisico bestaan er heel wat factoren die een invloed hebben op een volledige markt. Denk bijvoorbeeld aan een stijging van de rente, politieke spanningen, een oorlog of een pandemie. Uw portfolio beschermen tegen dat marktrisico doet u door uw aankopen te spreiden over verschillende instapmomenten in de tijd. Dat betekent: niet in één keer het volledige bedrag investeren, maar beetje bij beetje.

De meeste banken bieden gratis spaar- of beleggingsplannen aan waarmee particulieren automatisch en periodiek kunnen beleggen. Sommige financiële instellingen ontwikkelden echter gelijkaardige formules voor vennootschappen. Via deze spaar- of beleggingsplannen kunt u de liquidatiereserve van uw zaak makkelijk investeren in een branche 6, een DBI-bevek of afzonderlijke beleggingsfondsen.

Doorgaans kunt u zelf het bedrag en de periodiciteit van de stortingen bepalen. De meeste banken voorzien wel een minimuminleg per keer. Weet ook dat u het bedrag en de frequentie op elk moment kosteloos kunt wijzigen. Ook de stortingen tijdelijk of permanent stopzetten kan in principe wanneer u maar wilt. En niets belet u om meerdere spaar- en beleggingsplannen te combineren, eventueel bij verschillende banken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content