Wall Street kent slechtste eerste jaarhelft sinds 1970
Wall Street heeft de slechtste eerste helft van het jaar achter de rug in meer dan vijftig jaar. De brede S&P 500-index eindigde donderdag zo’n 21 procent lager dan het jaar werd begonnen, de sterkste daling in New York sinds 1970.
De zorgen dat de centrale banken in hun strijd tegen de hoge inflatie een recessie zullen veroorzaken houden Amerikaanse beleggers in de greep. Om de inflatie te beteugelen hebben veel centrale banken, waaronder de Federal Reserve, de rentes verhoogd. Door de hogere leenkosten stroomt er minder geld in de economie en dat zou een economische krimp kunnen veroorzaken. Onder meer techaandelen, die eerder nog flink in waarde stegen, moeten het de laatste tijd ontgelden. Zo kende fabrikant van elektrische auto’s Tesla zijn slechtste beurskwartaal ooit en zakte Amazon de laatste tijd relatief het sterkst sinds 2001.
Donderdag bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof daarnaast dat het milieuagentschap van de overheid in Washington niet mag vastleggen hoeveel broeikasgassen bedrijven en fabrieken mogen uitstoten. Door de uitspraak zijn de bevoegdheden voor president Joe Biden om klimaatverandering tegen te gaan beperkt. De Dow-Jonesindex eindigde de laatste dag van juni 0,8 procent lager op 30.775,43 punten en de S&P 500 verloor 0,9 procent tot 3.785,38 punten. Techgraadmeter Nasdaq leverde 1,3 procent in tot 11.028,73 punten. Streamingdienst Netflix, die dit jaar al zo’n 70 procent van zijn beurswaarde verloor, zakte op zijn beurt circa 2 procent. Facebook-moederbedrijf Meta, dat in beurswaarde is gehalveerd sinds de start van het jaar, ging eveneens zo’n 2 procent omlaag.
De aandacht ging verder naar cryptobedrijven. Bitcoin, de grootste cryptomunt ter wereld, zakte weer even onder de 19.000 dollar en is dit jaar al bijna 60 procent in waarde gedaald. Cryptobeurs Coinbase en softwarebedrijf Microstrategy, dat veel bitcoin bezit, daalden tot bijna 9 procent.
De olieprijzen gingen daarnaast omlaag nadat oliekartel OPEC en bondgenoten bevestigden dat ze in augustus de oliekraan weer wat verder zullen opendraaien. Een vat Amerikaanse olie kostte bijna 4 procent minder op 105,83 dollar. De Noordzeesoort Brent werd ruim 1 procent goedkoper op 114,81 dollar per vat. De euro was 1,0484 dollar waard, tegenover 1,0469 dollar bij het slot van de Europese beurzen eerder op de dag.