Volgens ondernemersorganisatie Unizo is de daling van het aantal starters aan het uitbodemen. Geen reden tot al te veel optimisme, zo blijkt.
Tijdens de eerste vijf maanden van 2014 is het aantal starters in België met 5,37 procent gedaald tot 29.705. Dat is een daling met 1.700 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar (31.392), blijkt uit cijfers van onderzoeksbureau Graydon die Unizo maandag publiceert. De ondernemersorganisatie spreekt voor het Vlaamse landsgedeelte van een uitbodeming van de dalende trend.
In 2011 werden in dezelfde periode 33.824 nieuwe ondernemingen opgericht. Sindsdien is het aantal starters enkel afgenomen.
In Vlaanderen is de daling in de eerste vijf maanden van 2014 veel beperkter gebleven en richtten 16.559 mensen een eigen zaak op (- 1,09 procent). In Wallonië bedraagt de daling 12,5 procent (van 9.066 in 2013 naar 7.933 in 2014). In Brussel waren er tijdens de eerste vijf maanden van 2014 in totaal 4.238 starters (- 2,53 procent).
‘Vergrijzingsgolf’
Het lijkt er dus op dat de daling van het aantal starters in Vlaanderen uitbodemt. Toch waarschuwt Unizo voor te veel optimisme. “We zijn nog steeds ver verwijderd van het aantal starters uit het topjaar 2011”, aldus gedelegeerd bestuurder Karel Van Eetvelt. Met een voorspelde economische groei van 1,3 procent in 2014 en 1,6 procent in 2015 wordt het niet makkelijk om weer aan te knopen met de starterscijfers uit 2011. “En het aantal starters moet dringend omhoog om de vergrijzingsgolf bij de zelfstandigen op te vangen”, luidt de waarschuwing.
In Vlaanderen laten enkel West-Vlaanderen (+120) en Vlaams-Brabant (+58) een positief starterssaldo optekenen. In de andere Vlaamse provincies daalde het aantal starters in de eerste vijf maanden van 2014.
Concurrentiekracht en loonlasten
Om het tij te keren richt Unizo zich tot de verschillende overheden in ons land. “Zij kunnen een belangrijke rol spelen door op korte termijn maatregelen te nemen die de concurrentiekracht verbeteren”, luidt het. Unizo denkt in de eerste plaats aan het verlagen van de lasten op arbeid en de modernisering van de wet op het Concurrentievermogen (Wet 1996). “Daarnaast komt het erop aan geen nieuwe lasten of belastingen op te leggen aan ondernemingen en – in de zoektocht naar budgettaire evenwichten – zeker geen uitgaven schrappen die de economische groei bevorderen”, besluit Karel Van Eetvelt. (BO)
