Textielrecyclage op niveau dankzij SCIRT: ‘Recycleren om te recycleren is niet de oplossing’
Vijf Belgische en Franse kledingmerken slaan de handen in elkaar met onderzoeksinstellingen om hoogwaardige textielrecyclage in praktijk te brengen. Van gerecycleerde afdankertjes willen ze nieuwe ontwerpen maken en verkopen. “Enkel als we samenwerken, is een circulaire economie haalbaar.”
Het is een torenhoge ambitie: vezels recycleren die tot nu onrecycleerbaar werden geacht. Toch is het de enige ambitie die ertoe doet, volgens Evelien Dils en Tom Duhoux van het onderzoekscentrum VITO en Jasmien Wynants, duurzaamheidsexpert bij Flanders DC. “Door te kiezen voor minder uniforme kleding kunnen we verandering teweegbrengen”, zegt Jasmien Wynants. “Ja, we hadden een project kunnen opstarten om bedrijfskledij uit één soort materiaal uit elkaar te halen, maar dan waren we te weinig ambitieus geweest.” Aan laaghangend fruit doen we niet mee, zegt ook Evelien Dils. “De Europese Commissie wil geld investeren om te bekijken wat mogelijk is, om te pushen voor verandering, zien hoever we kunnen raken.”
Onder de noemer van de circulaire economie komt er al heel wat op de markt, maar als daar geen vraag naar is, is het per definitie niet circulair’ Evelien Dils, VITO
Met Europese steun sloegen VITO, Flanders DC en andere onderzoeksinstellingen, non-profitorganisaties en kmo’s uit vijf landen net voor de zomer de handen in elkaar met vijf Belgische en Franse kledingmerken: Decathlon, Petit Bateau, Bel&Bo, HNST en Xandres. Hun traject werd SCIRT gedoopt, wat staat voor System Circularity & Innovating Recycling of Textiles. Vrij vertaald: textiel-naar-textielrecyclage.
Monomaterialen
Al jarenlang kijken sectorspecialisten hoopvol naar de toekomst van de textielrecyclage. Hoewel er veel in beweging is, blijft de basispremisse betreurend. Het proces is duur, energie- of arbeidsintensief, het aanbod is beperkt en de kwaliteit is vaak onvoldoende doordat het proces de textielvezel inkort. Om die laatste reden is voor elke gerecycleerde vezel evenveel of zelfs meer nieuw materiaal nodig om het kledingstuk stevigheid te verschaffen. Met korte, dure vezels alleen krijg je geen kwalitatief product. Het resultaat? Minder dan 1 procent van alle ingezamelde kleding wordt werkelijk gerecycleerd, blijkt uit cijfers van de Ellen MacArthur Foundation. Dat is niet bepaald hoopgevend.
Als er vooruitgang wordt geboekt in recyclage, gaat het vaak om monomaterialen. Dat zijn stoffen die uit één soort vezels bestaan, zoals 100 procent katoen, een natuurlijke vezel of 100 procent polyester ¬ een synthetische stof. Een mengeling van de twee – het populaire polykatoen – is een pak lastiger te recycleren. Laat staan dat je een gemengde stof van wol, polyester en elasthaan onder handen neemt, zoals Xandres dat in de studie met een pantalon doet.
“Xandres gebruikt die stoffenmengeling vaak, waardoor het op termijn niet bij één type product zou blijven”, geeft Wynants mee, die naast haar deeltijdse betrekking bij Flanders DC het modehuis uit Destelbergen als freelancer bijstaat. “Ik vraag me wel af of de onderzoeksinstellingen verwachten dat alle vijf de merken in hun opzet zullen slagen, want dat lijkt me nog af te wachten”, geeft de duurzaamheidsexpert nog mee.
“Het is natuurlijk een onderzoek”, reageert Dils. “Het kan zijn dat we vijf afgewerkte producten hebben, het kan zijn dat we er maar een paar hebben die het gewenste resultaat geven. De bottomline is dat we het proberen. Mogelijk zullen bepaalde samenstellingen niet 100 procent gerecycleerd raken, maar ook dan kunnen we meten wat voor percentage maximaal haalbaar is.”
Recyclage 2.0
Proberen betekent niet zomaar recycleren om te recycleren. “Bedrijven willen zo efficiënt mogelijk af van overtollig textiel, dus gaan ze op zoek naar laagwaardige oplossingen”, zegt Tom Duhoux. Dat heeft hen tot hiertoe stabiliteit geboden. Ze konden hun afvalstromen verwerken met een redelijk constante snelheid tot producten met een redelijk homogene kwaliteit tegen een redelijk vaste prijs.
“Recycleren om te recycleren is nooit de oplossing geweest”, zegt Duhoux. Hij noemt die mindset ‘recyclage 1.0’, een achterhaald proces. Laagwaardige oplossingen zijn niet bepaald synoniem aan circulair. “Vandaar de behoefte aan recyclage 2.0, waarin we kijken wat de merken willen en het recyclageproces wordt afgestemd op de gevraagde kwaliteit”, definieert Duhoux. Evelien Dils vult aan: “Onder de noemer van de circulaire economie komt er al heel wat op de markt, maar als daar geen vraag naar is, is het per definitie niet circulair.”
Investeren in recyclage kost tijd en geld. “Enkel door samen te werken is een circulaire economie haalbaar”, is Jasmien Wynants overtuigd. Het gaat om samenwerkingen die niet zomaar spontaan zijn ontstaan, zegt Tom Duhoux van VITO. “Iedereen lijkt op elkaar te wachten. Is de vraag groot genoeg? Zijn de merken hier wel iets mee? Ik begrijp dat een kmo in pakweg West-Vlaanderen denkt: hoe kunnen wij daar nu aan bijdragen? Maar door alle knowhow in te zetten en machinebouwers te ondersteunen, vinden we samen oplossingen.”
Het gros van de investeringen is voor de machinebouwers bedoeld, zoals Valvan Baling Systems in Menen. Dat ontwikkelde eerder Fibersort, een machine die kan nagaan welke samenstelling een broek of T-shirt heeft. Kleding sorteren per vezel is een belangrijke fase voor de recyclage plaatsvindt, blijkt uit het proefproject van SCIRT. Een eerder rapport van Circle Economy uit 2020, dat onderzoek deed op basis van data van de Fibersort-technologie, bevestigt dat. “Machinebouwers zoals Valvan krijgen via ons project rechtstreeks contact met potentiële klanten. Dat is interessant voor hen”, geeft Duhoux mee. “Het doel is de recyclage te doen toenemen. Daarvoor wil SCIRT een hefboom zijn.”
We zitten nog altijd in het stadium dat mensen maandelijks of zelfs wekelijks zakken vol koopjes vullen telkens als ze een Primark passeren’ Jasmien Wynants, Flanders DC
Combinatie van technieken
Na het sorteren volgt de recyclage. In zijn rapport spreekt het Nederlandse Circle Economy over mechanische en chemische recyclage. Het Belgische textielinstituut Centexbel somt ook thermomechanische en thermochemische recyclage op. Samen met het Duitse Ecologic Institute keken de onderzoeksinstellingen uit eigen land – Centexbel en VITO, twee onderzoekspartners van de Europese studie DG Grow – naar de voor- en nadelen van elke techniek. Klassieke mechanische recyclage verzwakt de kwaliteit, innovatieve chemische recyclage de kwantiteit. Vooral die laatste techniek vraagt veel geld en energie. Thermomechanische recyclage vergt minder input, zowel financieel als ecologisch, maar kun je enkel met donkere stoffen van dezelfde samenstelling behalen. De techniek is heel gevoelig voor vezelvervuiling, waardoor afdankertjes geen dankbare inputbron vormen.
“Deze studie is geen eindrapport”, waarschuwt Duhoux. Een klassieke rangschikking is het niet, benadrukt hij nog. Maar wat is de oplossing dan wel? “Alle technologieën in combinatie met elkaar, afgestemd op het gewenste eindproduct”, concludeert de onderzoeker. “In grote volumes blijft mechanische recyclage zijn plaats hebben, ondanks de nadelen. In kleine hoeveelheden, zoals met SCIRT, kijken we eerder naar andere, minder traditionele vormen van recyclage.”
Vooraleer op te schalen is er dus eerst een verkleinende trap nodig. Juist daarom werken de onderzoekers met een beperkt aantal merken samen om onderzoek te doen. “Dit is niet enkel een productiekwestie”, zegt Dils nog. “Het is niet onze bedoeling hier gewoon één keer vijf kledingstukken te produceren en daarmee klaar. Naast de technologie hebben we ook aandacht voor maatregelen die de transitie financieel haalbaar maken.”
Geen greenwashing
Hoogwaardige recyclage vraagt investeringen, weet Dils. Het beleid speelt daar een rol in. In België is het verplicht textiel apart in te zamelen. Vanaf 2025 zal dat verplicht zijn in heel Europa. Maar ook de ontwerpers, de merken en de consument moeten mee zijn. Dils: “Op het gebied van consumptie is er de afgelopen jaren maar weinig veranderd, alle communicatie ten spijt. Daarom maken we nieuwe kledingstukken van afdankertjes, het zogenoemde postconsumer-textiel.”
Ook dat is een ambitieuze doelstelling, vindt Jasmien Wynants. “Je kan ook preconsumer-textiel vervaardigen, uit onverkochte kledingstukken en productieafval. Maar dan mis je enorm veel textiel.” Ontwerpers focussen vandaag weliswaar steeds meer op recycleerbaar design, merkt de duurzaamheidsexpert van Flanders DC. “Maar dat zijn kleren die maar over vijf of tien jaar moeten worden gerecycleerd. Tot dan zitten we met alles wat nu al is gemaakt. We zijn nog altijd in het stadium dat mensen maandelijks of zelfs wekelijks zakken vol koopjes vullen telkens als ze een Primark passeren.”
Er zijn bedrijven met veel productieafval. Zij kunnen dat opnieuw inzetten en dan claimen dat ze werken met gerecycleerde grondstoffen. Maar dat lijkt me nogal een pervers effect’ Tom Duhoux, VITO
“We richten ons op postconsumer-textiel omdat die ingezamelde hoeveelheid alleen maar zal toenemen”, zegt Tom Duhoux. “Het is goed nu al na te denken over hoe we niet-herbruikbaar textiel zo hoogwaardig mogelijk kunnen recycleren.” Een handig neveneffect is dat de consument en de merken op die manier mee worden gesensibiliseerd.
Een troef van een project als SCIRT is dat het greenwashing bij bedrijven probeert te vermijden. “Er zijn bedrijven met veel productieafval. Zij kunnen dat opnieuw inzetten en dan claimen dat ze werken met gerecycleerde grondstoffen”, meent Duhoux. “Maar dat lijkt me nogal een pervers effect.”
1 procent van de ingezamelde kleding wordt echt gerecycleerd, blijkt uit cijfers van de Ellen MacArthur Foundation.
Change the Game
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier