Textiel- en houtsector houdt stand in woelige tijden: ‘Dankzij constante innovatie’


Frank Veranneman wordt in turbulente tijden de nieuwe voorzitter van Fedustria, de federatie van de Belgische textiel-, hout- en meubelindustrie. Samen met CEO Karla Basselier moet hij op verschillende borden schaken: er is de vrees voor de gevolgen van de handelsoorlog, de hogere energie- en loonkosten en het stroeve vergunningenbeleid. Al is het niet allemaal kommer en kwel. De textiel- en de houtsector houden stand, terwijl andere industrieën het moeilijk hebben.
“We weten niet waar we met de groep Sioen aan toe zijn”, zegt Frank Veranneman, directielid bij Sioen Industries in Ardooie, de wereldwijde specialist in industrieel en technisch textiel. “Ik ben verantwoordelijk voor de fabriek nabij Atlanta, die veel Chinese en Mexicaanse grondstoffen importeert. Twee weken geleden bedroeg de invoerheffing voor Mexico 25 procent. Die is dan teruggevallen naar nul procent. Voor de Chinezen zijn er boven op de tarieven van 4,5 procent nog eens twee keer 10 procent bij gekomen, daarna twee keer 50 procent, waardoor die pieken richting 153 procent. Een aantal van onze containers die onderweg zijn naar de Verenigde Staten, kosten nu wellicht een veelvoud dan toen ze vertrokken, al is dat ook niet zeker. Een rare situatie.”
Handelsoorlog
Veranneman is ook de nieuwe voorzitter van Fedustria, de federatie voor de textiel-, hout- en meubelsector, die voor meer dan 373 miljoen euro naar de Verenigde Staten exporteert. Dat is slechts 3 procent van de Belgische export, maar sommige van die bedrijven voeren 70 procent van hun productie uit naar de Verenigde Staten, waaronder specialisten in muur- en wandbekleding. De handelsoorlog die de Amerikaanse president Donald Trump ontketende en de onzekerheid over de toekomstige invoerheffingen maken niemand gelukkig.
En dan zeggen dat de leden van Fedustria in 2024 vrij positief gestemd waren. De vraag is of dat, gezien de geopolitieke spanningen en handelsconflicten, nog opgaat voor 2025. “Ik maak een onderscheid tussen cijfers en sentiment”, zegt Karla Basselier, de CEO van Fedustria. “Neem de Salone del Mobile, een belangrijke beurs voor onze meubel- en designbedrijven. Daar heerste relatief optimistisme, ondanks de onzekerheid. Maar het klopt: een Amerikaanse president die elke dag een nieuwe regel uitvindt, vinden ondernemers niet fijn. Toch denken onze leden dat 2025 beter wordt dan de periode 2022-2023. Dat waren moeilijke jaren. Dezelfde sfeer merkte ik begin dit jaar op de textielbeurs Heimtextil. Daar hoorde je dat bedrijven ervan uitgingen dat ze betere jaren tegemoet gingen. Al zien we dat nog niet in de cijfers.”
Hoe komt dat?
KARLA BASSELIER. “Vergeet de impact van de energiecrisis niet. Het consumentenvertrouwen staat nog altijd onder nul. Onze omzetten en onze export nemen licht af. Jaar op jaar zijn dat kleine dalingen, die aantonen dat wij duurder zijn geworden en dat onze concurrentiekracht is aangetast. Daarmee bedoel ik niet in vergelijking met Azië, het Midden-Oosten of de Verenigde Staten. Het gaat ook om een concurrentienadeel tegenover de buurlanden, die onze belangrijkste afzetmarkt zijn. Het is moeilijker op die markten actief te blijven.”
Komt dat door de loon- en de energiekosten?
BASSELIER. “Alles heeft een impact: de loon- en de energiekosten, de administratieve logheid en de onzekerheid. Onze loonkosten zijn de voorbije jaren met meer dan 20 procent gestegen. Je kunt dat niet zomaar integraal doorrekenen. Dat heeft een enorme impact op de maakindustrie. Over de hoge energiekosten hoor je niets meer, terwijl die voor onze bedrijven sinds de inval in Oekraïne met 70 procent gestegen zijn. Bovendien begonnen EU-landen hun nationale markten te beschermen. De regels over staatssteun zijn versoepeld en Frankrijk en Duitsland hebben hun industrie volop gesubsidieerd om de energieschok op te vangen. België en Vlaanderen hebben dat niet gedaan, waardoor onze energiekosten een stuk hoger zijn dan in de buurlanden. Een recente studie van Deloitte heeft het over 12 tot 23 procent extra kosten.
“Ik vind dat het beleid achterblijft. De federale regering praat over een energienorm, over de verlaging van accijnzen, over de transmissienettarieven die naar beneden moeten. Die zijn dit jaar met 80 procent gestegen doordat Elia investeert en die kosten doorrekent. Op regeringsmaatregelen blijft het echter wachten.”
FRANK VERANNEMAN. “Ik heb jaren gekend dat energie voor mijn bedrijf ongeveer 3,5 tot 4 procent van de productiekosten uitmaakte. Tijdens de coronapandemie is dat gestegen naar 17 à 18 procent. Daarna volgde een terugval tot nog 6 procent van de kosten. Ondertussen is die verhouding opnieuw gestegen tot 9 à 9,5 procent. Niemand staat erbij stil, maar dat is een verdubbeling tegenover de normale situatie.”
‘Over de hoge energiekosten hoor je niets meer, terwijl die voor onze bedrijven sinds de inval in Oekraïne met 70 procent gestegen zijn’
Karla Basselier
Geldt dat ook voor de loonkosten?
VERANNEMAN. “Sioen heeft vorig jaar berekend dat de impact van de automatische loonindexering ervoor heeft gezorgd dat de loonkosten in België tussen 2021 en begin 2025 met 22,5 procent zijn gestegen. In het Verenigd Koninkrijk bedroeg de stijging 17 procent, in het noorden van Frankrijk 12 procent, in het zuiden van Frankrijk 14 procent, in Duitsland 15 procent en in Italië 9,7 procent. In Italië, dat een sterk textielland is, zijn de lonen dus met de helft gestegen tegenover België. Het is een pervers systeem.”
Ondertussen lokt Noord-Frankrijk West-Vlaamse bedrijven. Ook in uw sector?
VERANNEMAN. “Als je naar Duinkerke gaat, weet je al genoeg. Onze kmo’s verhuizen daarheen. Het is moeilijk ondernemen in Vlaanderen. Sioen trekt een nieuw gebouw van 17.000 vierkante meter op. Dat loopt drie jaar vertraging op door allerlei regeltjes, van ijsvogels die op het land komen tot salamanders waarvoor verwacht wordt dat we eerst vier seizoenen controleren wat onze impact is. Ondertussen doen onze concurrenten gewoon verder.”
BASSELIER. “Bedrijven in ons netwerk die een productie-entiteit in een grensgebied hebben – de provincie Luxemburg of West-Vlaanderen – kiezen bij een uitbreiding of een investering te vaak voor de andere kant van de grens. Dat is een probleem, want een investering die niet gebeurt in je land ben je kwijt. Om nog even op Noord-Frankrijk terug te komen: die bedrijven worden niet alleen gelokt met subsidies, maar ook door het vergunningenbeleid. Er wordt sneller een beslissing genomen om een vergunning toe te kennen.”
De Vlaamse regering wilde dat toch aanpakken?
BASSELIER. “Dat voluntarisme is er. Maar intussen vergaderen werkgroepen en commissies. In Frankrijk weet je na enkele weken of je een vergunning krijgt. Daar is ook meer fysieke ruimte om te ondernemen en de prijs is er vaak competitiever dan in Vlaanderen.”
‘Als je naar Duinkerke gaat, weet je al genoeg. Onze kmo’s verhuizen daarheen. Het is moeilijk ondernemen in Vlaanderen’
Frank Veranneman
Volgens de Nationale Bank is de toegevoegde waarde van de industrie in België sinds 2019 met 6 procent teruggevallen. Sectoren zoals de chemie krijgen zware klappen. Geldt dat ook voor uw sectoren?
BASSELIER. “Nee, wij zien die enorme desindustrialisatie bij ons gelukkig niet. De toegevoegde waarde van de textielsector is in die periode gestegen van 900 miljoen naar 1 miljard euro. Voor hout is die grosso modo gelijk gebleven: van 1,6 naar 1,5 miljoen. Terwijl de toegevoegde waarde in andere industrieën daalt. Maar dat maakt ons niet minder alert als federatie.”
Hoe komt het dat uw sectoren standhouden?
VERANNEMAN. “Dankzij de constante innovatie van onze bedrijven.”
BASSELIER. “Ik moet er ook aan toevoegen dat onze sectoren tijdens de covidpandemie een paar boerenjaren hebben gekend. Iedereen zat thuis. De interieursector deed het toen goed. Mensen bestelden een nieuwe keuken en woonkamer.”
VERANNEMAN. “We maken bijvoorbeeld versterkingsweefsel voor dakbedekking, maar ook zwembadfolie. Dat heeft geboomd, met een groei maal twee en maal drie.”
BASSELIER. “We zijn hoe dan ook actief in een cyclische sector. We wisten dat er een daling zou volgen na de coronaboom. Alleen is die versterkt door de oorlog in Oekraïne. De energieprijzen stegen en het consumentenvertrouwen is gigantisch gekelderd, waardoor de mensen die misschien toch nog een investering wilden doen hebben afgehaakt. We zitten nog altijd in die laagconjunctuur.”
U sprak van innovatie. Waarin uit die zich?
BASSELIER. “De Belgische textielsector is geëvolueerd richting meer technische en innovatieve producten. Zeker het technische textiel. Je past op een textieldoek een technologie toe waardoor het een functie krijgt voor een andere industrie, bijvoorbeeld defensie.”
VERANNEMAN. “Ik heb de wereld van het klassieke textiel nog gekend. Toen ik startte, stonden in onze weverij nog machines uit 1927. Had je een bredere machine nodig, dan zaagde je twee machines door en maakte je er een nieuwe van. Zo simpel was dat. Ondertussen zijn alle klassieke bedrijven geëvolueerd. Kijk naar Sioen. Dat was eerst een juteweverij die zetelmateriaal begon te maken voor de Jonckheere-autobussen. Ondertussen is het bedrijf een wereldspeler in technisch textiel. De sector heeft in de jaren zeventig en tachtig een succesvolle reconversie doorgemaakt.”
Zit de innovatie, zoals uit veel studies blijkt, niet vooral geconcentreerd bij grote bedrijven?
BASSELIER. “91 procent van onze bedrijven zijn uit de kluiten gewassen kmo’s. Toch zit daar veel innovatie. Ik bezocht onlangs Luxilon, dat zeventien medewerkers heeft. Dat maakte snaren voor tennisrackets, maar het kon zich op die markt moeilijk staande houden en breidde zijn activiteiten uit. De textieldraden worden nu gebruikt voor medische toepassingen, offshore kabels en telecom. Het bedrijf kan zelfs onderzoek en ontwikkeling als een service aanbieden.”
Wat vindt u van de Europese textielstrategie? De bedrijven in die sector moeten tegen 2030 een percentage gerecycleerd textiel gebruiken als grondstof voor hun eigen productie.
BASSELIER. “Europa verplicht bedrijven na te denken hoe ze kunnen investeren in recyclagecapaciteit. Momenteel wordt nog slechts 1 procent van de kleding gerecycleerd. Daar zit nog een gigantische potentieel, maar je bedrijf moet goed draaien om te kunnen blijven investeren in onderzoek en ontwikkeling. De laagconjunctuur mag niet te lang duren. En Europa moet meedenken en faciliteren.”
‘Je bedrijf moet goed draaien om te kunnen blijven investeren in onderzoek en ontwikkeling. De laagconjunctuur mag niet te lang duren’
Karla Basselier
Nog over Europa: via de Omnibusregeling heeft de Europese Commissie de duurzame rapportering bijgestuurd. Die is enkel nog verplicht voor grote bedrijven.
VERANNEMAN. “Administratitis is een ziekte, die veel energie wegzuigt. Ik denk dat Europa nu toch een klein beetje tot het besef is gekomen dat het zo niet verder kan. Maar er is nog meer nodig.”
BASSELIER. “Ik ben het daarmee eens. Het is goed dat die Omnibusregeling er is en dat Europa snapt dat wij niet meer het centrum van de wereld zijn. Ik hoor vaak: jullie zijn een kmo-netwerk en jullie blijven buiten schot. Dat is niet waar, want in de waardeketens worden kmo’s nog altijd indirect geconfronteerd met rapporteringseisen en extra compliancekosten. Er is wel een enorme shift. De Europese Commissie heeft in haar vorige legislatuur ingezet op de Green Deal en neemt nu gas terug in de rapporteringsvereisten. Maar de klimaatdoelstellingen blijven. Alleen vraag ik mij af of met al die rapporten de CO2-uitstoot ook zal dalen.”
Was de Green Deal niet te veel doorgeschoten?
BASSELIER. “Ik vind van wel, ook al geloof ik in duurzaamheid. Alleen is het tempo waarin Europa dat in zo’n korte tijd wilde doordrukken een probleem. Wij moeten handeldrijven met heel de wereld. Onze bedrijven zetten enorm in op duurzame producten, ecodesign en rapporteren. Maar wij zien dat goederen van buiten Europa op onze markt belanden niet beantwoorden aan de normen. Europa controleert gewoonweg niet. Bovendien is de Green Deal op een moment gekomen dat het met de Europese maakindustrie heel slecht gaat.”
VERANNEMAN. “Hoe kun je concurreren met de Chinezen die importeren en losjes omgaan met de normen? Een een studie van enkele jaren geleden heeft aangetoond aan dat één op de zes textielproducten die door Centexbel (het kenniscentrum van de textiel- kunststofverwerkende industrie, nvdr) werden gecontroleerd, toxische stoffen bevatten die niet toegelaten zijn in Europa.”
Wat vindt u van de plannen van de Vlaamse regering om de industrie een duwtje in de rug te geven?
BASSELIER. “Ik merk veel voluntarisme bij minister-president Matthias Diependaele. Hij heeft de industriepartners snel samengebracht en geluisterd naar hun bezorgdheden. Ik denk aan het actieplan Vlaamse Versnelling rond innovatie, omgeving, vergunningen, decarbonisatie en talent. Er staat heel veel in, maar het is vooral een to-dolijstje. Nu is de vraag: wanneer gaat de Vlaamse regering die lijstjes uitvoeren? Dat is toch een punt van kritiek: wacht niet te lang. Neem het vergunningenbeleid. Bedrijven willen resultaat zien.”
‘Wij zien dat goederen van buiten Europa op onze markt belanden niet beantwoorden aan de normen. Europa controleert gewoonweg niet’
Karla Basselier
De federale regering wil werken lonender maken, voor langere loopbanen zorgen en langdurig zieken aan de slag helpen. Klinkt u dat als muziek in de oren?
BASSELIER. “Dat vragen we al jaren. Zeker de flexibilisering van de arbeidsmarkt is belangrijk. Maar als de regering-De Wever echt het verschil wil maken en de competitiviteit van de bedrijven wil garanderen, had ze ook iets aan automatische loonindexering moeten doen. De versies van de Supernota voorzagen in een aanpassing van het automatische indexeringssysteem bij hoge inflatie. Fedustria pleit voor een plafonnering. Je behoudt de automatische loonindexering tot aan het mediaanloon, en voor hogere lonen werk je met een plafond, zodat je zowel de concurrentiekracht van de bedrijven als de koopkracht van de mensen beschermt.
“Het is goed dat het heilige huisje van de in de tijd eindeloze werkloosheidsuitkeringen verdwijnt. Wij zijn ook voorstander van de uitbreiding van het systeem van de flexi-jobs, zoals het regeerakkoord duidelijk bepaalt. Maar onze bedrijven zouden daar pas in het najaar een beroep op kunnen doen. Dat zou sneller mogen.”
Waarom is dat belangrijk voor de textiel-, hout – en meubelsector?
VERANNEMAN. “Onze bedrijven zien nu veel babyboomers vertrekken. De instroom is te laag. We zouden gepensioneerden graag via flexi-jobs zien terugkomen om die expertise te kunnen doorgeven. Ik merk dat daar bij arbeiders veel vraag naar is.”
Wat zijn de kansen voor uw sector, nu de defensie-uitgaven stijgen?
VERANNEMAN. “Sioen is een specialist in technisch textiel en beschermkledij. We hebben al grote contracten afgesloten voor de productie van militaire kledij. Ik wil twee zaken benadrukken. Ten eerste: de keten kan goed blijven draaien met de spinnerij, de weverij, de ververij en waterbehandeling. Ten tweede is het belangrijk dat je veel rond de kerktoren kunt doen. Ik hoorde dat een Europees land zijn defensietextiel heeft gekocht in China. Ik ga er niet van uit dat de Chinezen daar malware insteken, zoals in een telefoon. Maar is het echt onmogelijk? Hoe dichter je kunt kopen bij de bron, hoe zekerder je bent van de toelevering en van de kwaliteit.”
BASSELIER. “Ik denk dat iedereen liever een vredevolle wereld heeft dan een wereld die zo onzeker is. Maar het biedt wel kansen natuurlijk. Minister van Defensie Theo Francken was bij een recent bezoek blij dat we daar met een delegatie kwamen die de volledige waardeketen vertegenwoordigde. Hij wil onze bedrijven bezoeken en samen zoeken naar kansen. Daar kijken we naar uit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier