Regisseur Eva Cools: ‘Films maken is niet zo gezond’
Na het afwerken van haar debuutfilm Cleo kon je regisseur Eva Cools bij elkaar vegen. Maar nu lijkt ze klaar voor een internationale veroveringstocht. “Hopelijk heb ik iets teruggeven voor wat ik heb gekregen.”
Plots doven de lichten aan één kant van het Kanaal in Brussel. De filmploeg die er die avond een scène draait, beseft wat er is gebeurd: het surrealisme van Brussel heeft hen ingehaald. De ene kaai van het Kanaal ligt op het grondgebied van Anderlecht, de andere op dat van Molenbeek. De opnameleider moest twee aanvragen doen om ervoor te zorgen dat de lichten die avond langs beide kanten van het Kanaal zouden branden voor het ideale shot. Beide gemeenten gaven toestemming, maar een vergat de lichten aan te laten.
“In Hollywood laten ze op zo’n moment een paar grote lichtbronnen aanrukken”, zegt regisseur Eva Cools. “Voor een Belgische debuutfilm is dat geen optie. Dus filmden we maar aan de kant van het Kanaal waar er licht was.” Het resultaat is binnenkort te zien in Cleo, de eerste langspeler van Cools. Daarin vertelt ze het verhaal van een jonge vrouw die haar ouders verloor in een verkeersongeval. De dader pleegde vluchtmisdrijf. De eerste schetsen van dat verhaal zette Cools vijf jaar geleden op papier, maar de zoektocht naar de juiste producent en het bijschaven van het scenario vergden tijd.
Er is geld om jaarlijks ongeveer acht regisseurs een fictielangspeelfilm te laten maken
“Ook daarna ging het met vallen en opstaan, want de film ging niet zonder slag of stoot voorbij de commissies van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Er is natuurlijk ook zoveel concurrentie. Er is geld om jaarlijks ongeveer acht regisseurs een fictielangspeelfilm te laten maken. Het is moeilijk als debutant voldoende op te vallen om daarbij te horen, zelfs als je zoals ik al vier kortfilms hebt gemaakt.” Bovendien wordt de concurrentie steeds groter, nu de Vlaamse filmsector door de professionalisering van de voorbije jaren meer nieuwkomers aantrekt.
“Er studeren veel meer filmmakers af dan vroeger”, zegt Cools. “De uitstroom van de Vlaamse filmscholen staat niet in verhouding tot de subsidies die voorradig zijn. Er is zoveel meer talent, maar de subsidiepot groeit niet mee. Dat betekent dat veel mensen die ervan dromen een film te maken, teleurgesteld achterblijven. Veel van hen gaan het heel moeilijk krijgen, weet ik uit ervaring.”
“Gelukkig heb ik veel kunnen leren op de sets van onder andere Felix Van Groeningen en Michael Roskam. Eerst als derde regieassistent, daarna als tweede en sporadisch als eerste. Ik heb echt wel mijn stapjes gezet. Tot ik het geluk had op Film Fest Gent de Visser-Neerlandiaprijs te winnen met mijn scenario. Of tot ik dat geluk misschien had afgedwongen.” Dat zegt Cools er niet toevallig bij. “Natuurlijk moet je ook een beetje geluk hebben, maar een film maken is vooral heel hard werken.”
Anders dan Bollywood
Dat lijkt te lonen. Cleo kaapte al drie prijzen weg op het Filmfestival van Rome, waaronder die voor het beste speelfilmdebuut. Daardoor wordt de film in Italië verdeeld. Ook het Black Nights Film Festival in Tallinn en het International Film Festival of India selecteerden de film om deel te nemen in de debuutcompetitie. “Ik heb geen idee wat ik in India kan verwachten”, reageert Cools. “De Indiase Bollywoodfilms zijn vaak heel optimistisch, met veel kleur en zang. Mijn film is anders ( lacht). Ik besef dat ik een zwaar thema aansnijd, maar toch wilde ik geen film maken die zwaar op de hand is. Ik hoop dat ik een toegankelijke, warme prent heb gemaakt en dat die ook in Vlaanderen een publiek vindt.”
Maar Cools steekt haar internationale ambitie niet weg. “Een salesagent zet de film internationaal op de kaart, dus ik hoop dat er nog veel internationale festivals volgen, ook in Noord-Amerika.” Nochtans is Cools vooral gecharmeerd door de Europese filmsector. “Ik zou bijvoorbeeld graag in Frankrijk of Spanje werken. Ik ben zelf half Spaans. De Europese cinema heeft een eigen stempel, is gedurfd en wat rauwer. Op die filmcultuur mogen we trots zijn. Ook in Vlaanderen trouwens. Op internationale filmfestivals weten de mensen waar de Vlaamse film voor staat. Onze films zijn een internationaal exportproduct. Kijk naar Girl, een debuutfilm die in de prijzen viel in Cannes, terwijl die moest concurreren met films die met een veel groter budget zijn gemaakt. Ik hoop dat we die kwaliteit kunnen blijven garanderen.”
Op een filmset moet iedereen bijna boven zijn limiet presteren
Makkelijk wordt dat niet. “Als je de subsidiebedragen vergelijkt met die van twintig jaar geleden, liggen die wel hoger, maar ook niet zoveel. Terwijl de kostprijs van een film veel meer is gestegen. De lonen liggen bijvoorbeeld hoger, onder meer doordat crews ook kunnen meewerken aan internationale projecten die naar ons land komen. De filmlocaties zijn ook duurder.”
De mop onder regisseurs
Over hoe de subsidies in de toekomst moeten worden verdeeld, zijn niet alle regisseurs het eens. Geef de centen vooral aan grote prenten die veel publiek trekken, zegt stroming één. Ondersteun vooral films die anders misschien moeilijker een groot publiek zouden vinden, stelt stroming twee. “Voor mij is een film in de eerste plaats een kunstwerk”, sluit Cools zich aan bij die laatste groep. “Het gaat erom dat je in ruil voor die subsidies iets teruggeeft aan de maatschappij. Dat kun je niet altijd in cijfers meten. Natuurlijk moeten we er wel voor zorgen dat er een publiek naar onze film komt kijken. Ik besef dat er ook voor Cleo een ondergrens van het aantal bezoekers zal zijn, maar alles hangt af van het soort werk dat je maakt. Sommige films zijn bestemd voor een breder publiek, andere niet. Het zijn daarom geen slechtere films.”
Dat bepaalde films een groter deel van de koek zouden krijgen, vindt Cools daarom geen goed idee. “Er moeten ook publieksfilms worden gemaakt die volk naar de bioscoop lokken, maar daarnaast moeten ook jonge mensen veel kansen krijgen. Zij zorgen tenslotte voor innovatie. Het lijkt me dus beter het budget te spreiden over verschillende projecten. Hoe meer projecten je kansen geeft, hoe groter de kans is dat een project excelleert.”
Dat zou wel betekenen dat elk project een kleiner budget krijgt. “Klopt, maar filmmakers moeten in Vlaanderen altijd creatief zijn, of het budget groot of klein is. Je mag niet vergeten dat wij hier met heel kleine budgetten het onderste uit de kan moeten halen”, aldus Cools. “De mop onder regisseurs is trouwens dat het budget altijd te laag is ( lacht). Als we meer geld krijgen, denken we gewoon wat groter. Maar laat me duidelijk blijven: om internationaal te kunnen blijven concurreren, heeft het VAF meer middelen nodig.”
Al zag Cools het ook nu al groot, bijvoorbeeld door Cleo te draaien op zo’n dertig locaties in en rondom Brussel. “Als je als filmmaker beslist in en rondom één huis te filmen, betaal je één locatie en ben je klaar. Wij moesten grote locaties per dag afhuren voor grote bedragen.” Of daarvoor creatieve oplossingen vinden. Zo bleek het prijskaartje voor het draaien in het Muziekinstrumentenmuseum (MIM) te hoog. Dus maakte iemand van de crew een promotiefilmpje voor het museum.
Voor een scène waarin een symfonisch orkest onder leiding van dirigent Dirk Brossé het Tweede Pianoconcerto van Rachmaninov met pianist Vitaly Samoshko speelt, zette de regisseur een crowdfundingactie op. Ze haalde meer dan 20.000 euro op. Dat lukte volgens haar omdat ze het heel persoonlijk aanpakte. “Meestal krijg je een vermelding op de generiek of zo als je geld geeft via crowdfunding. Wij maakten er een evenement van. Wie geld schonk, kreeg een ticket voor het concert cadeau. Er waren meer dan tweehonderd crowdfunders. De producent heeft meerdere bussen ingelegd om mensen naar de opnames te vervoeren. Ik was geëmotioneerd toen ik hen allemaal in de zaal zag zitten.”
Minst ervaren op de set
Cools zegt van zichzelf dat ze veeleisend en streng is op de set. “Maar ik kan ook heel dankbaar zijn”, voegt ze eraan toe. “Ik weet hoeveel het van alle crewleden vergt om aan zo’n film mee te werken. Er worden in onze sector heel veel uren gewerkt, iedereen moet bijna boven zijn limiet presteren.”
Die veeleisendheid komt volgens Cools niet uit het niets. “Als regisseur ontvang je een aanzienlijk bedrag van het VAF. Daar hoort een verantwoordelijkheid bij, daar moet een bepaalde kwaliteit tegenover staan. Die kwaliteit verwacht ik van iedereen. Alleen mag je niet vergeten dat je als debuterende regisseur vaak een van de minst ervaren mensen op je eigen set bent. Gelukkig aanvaardden de medewerkers het dat ik hen aanstuurde.”
De verantwoordelijkheid en de druk die Cools voelde, legde ze vooral zichzelf op, zegt ze. “Ik wilde een film maken die zou aanslaan, ook internationaal. Zo maakte ik het mezelf moeilijk. Tegelijk had ik het gevoel dat er ook van buitenaf druk werd opgelegd. Je denkt automatisch dat je geen kans meer krijgt om een tweede film te maken als de eerste niet helemaal juist zit. Daar ben ik veel mee bezig geweest tijdens het maakproces.”
Het was ook de reden waarom Cools naar eigen zeggen een jaar lang de rest van haar leven on hold zette voor de film. “Of dat gezond is, is een andere vraag”, beseft ze. “Ik geloof eerlijk gezegd niet dat films maken zo gezond is. Misschien ga je daar wel anders mee om als je wat ouder wordt, misschien ook niet. Het is alleszins iets waar je al je energie moet insteken. Het is echt een grote machine die je op gang moet trekken en het is toch vaak de regisseur die dat moet doen. Dat is helemaal anders dan bij een schilder die alleen in zijn atelier werkt. Wij moeten zo veel mensen vinden, overtuigen en enthousiast houden: acteurs, producenten, distributeurs. Dat is een enorm grote onderneming.”
Je denkt automatisch dat je geen kans meer krijgt om een tweede film te maken als de eerste niet helemaal juist zit
En nu opnieuw
Cools was nochtans gewaarschuwd. Tijdens haar eerste kandidatuur aan het KASK in Gent al. “Ik herinner me nog goed wat ze zeiden toen ik aan de opleiding begon. Vanaf die dag moesten de andere studenten en ik elke dag film in- en uitademen en er volledig door geobsedeerd raken om het te kunnen maken als regisseur. Van heel onze klas zou maar één iemand een film maken. Ik weet nog dat ik er om moest lachen. Nu besef ik dat het waar is.”
Toch hoopt Cools het allemaal snel opnieuw te kunnen doen. “Nadat Cleo was afgewerkt, was ik volledig uitgeput, zowel fysiek als mentaal. Ik was een hoopje dat je bij elkaar kon vegen. Alles had ik aan de film gegeven, dus ik had geen energie meer over. Maar het is grappig hoe snel je dat vergeet. Een maand later wilde ik al van voren af aan beginnen. Op mijn achtste wist ik al dat ik in de filmsector wilde werken. Dan wil je er echt alles voor geven. Hopelijk heb ik met de internationale selecties van Cleo nu ook aan de buitenwereld bewezen wat ik waard ben. En hopelijk heb ik iets teruggegeven voor wat ik heb gekregen.”
Cleo gaat op 25 november in avant-première in Cartoons in Antwerpen en speelt vanaf 27 november in de Belgische zalen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier