Productie voor eindgebruiker is beste strategie voor Belgische bedrijven
De Belgische productiebedrijven zijn goed geïntegreerd in de internationale ketens, blijkt uit een studie van de Nationale Bank. Maar om beter stand te kunnen houden tegen de internationale concurrentie, moeten onze bedrijven meer producten voor de eindgebruiker maken.
De economie bestaat tegenwoordig uit een netwerk van onderling verweven ondernemingen. Dat netwerk stopt niet aan de landsgrenzen en dat hebben de Belgische productiebedrijven goed begrepen. Ze zijn stevig geïntegreerd in de internationale productieketens.
Maar de Belgische bedrijven specialiseren zich meer dan het Europese gemiddelde in activiteiten aan het begin van de productieketen. Producten voor de eindgebruiker maken we veel minder.
Import en export via netwerk
Terwijl amper 5 procent van de ondernemingen zelf exporteert, produceert 82 procent van de Belgische B2B-bedrijven (business-to-business) goederen of diensten die direct of na een tussenstap toch uitgevoerd worden.
Slechts 9 procent van de bedrijven zijn anderzijds actieve importeurs, maar bijna alle bedrijven (99% volgens de onderzoekers van de NBB) importeren zelf of gebruiken producten van invoerders. Indirect of direct gebruiken dus nagenoeg al onze bedrijven geïmporteerde goederen of diensten.
Dat zijn de voornaamste conclusies van de NBB-studie ‘The Belgian production network 2002-2012’ die de internationale handelsstromen voor het eerst in kaart bracht aan de hand van een netwerkbenadering.
Fragmentatie en specialisatie
Voor de studie stelden Emmanuel Dhyne (NBB en Universiteit Bergen), Glenn Magerman (KU Leuven) en Stela Rubínová (The Graduate Institute Genève) een unieke databank van onderzoeksgegevens samen. Ze onderzochten data van meer dan 88 miljoen transacties van 400.000 bedrijven tussen 2002 en 2012. Het onderzochte staal is volgens de onderzoekers representatief voor de Belgische economie.
Volgens Emmanuel Dhyne en Cédric Duprez van de Nationale Bank blijkt dat de toenemende fragmentatie en specialisatie van de wereldwijde productieprocessen in de onderzochte periode voor de Belgische bedrijven een goede zaak was.
De ondernemingen die erin slaagden zich in de langste productieketens te integreren, groeiden het sterkst. De bedrijven die zich aan het einde van de keten bevinden, dus dicht bij de eindgebruiker, halen er het meeste voordeel uit. “Aan het begin van de ketting is er meer druk van internationale concurrentie dan aan het einde”, stelt Dhyne vast. “De fragmentatie van de productieketen en de nabijheid van consumenten blijken bepalend te zijn voor de economische resultaten.”
Het onderzoek legt ook regionale verschillen. De Vlaamse productieketens zijn meer versnipperd, en de Vlaamse ondernemingen zijn meer geïntegreerd in de wereldwijde waardeketens. “Dat wijst op meer specialisatie en meer kmo’s die actief zijn in een niche”, stellen de onderzoekers. De Kortrijkse regio bijvoorbeeld heeft de langste productieketens en het hoogste aandeel van uitvoeractiviteiten in de omzet van de onderzochte bedrijven.
Dichter bij de eindgebruiker
De onderzoekers zagen ook een krimp van het productienetwerk tijdens de crisis. “Vooral de kleine, weinig productieve en in de beginfasen van de productie gespecialiseerde bedrijven gingen ten onder. Specialisatie alleen is niet voldoende om te overleven, de productie moet ook kostenefficiënt en competitief gebeuren”, zegt Emmanuel Dhyne.
Volgens Dhyne moeten Belgische bedrijven hun efficiëntie opkrikken door te investeren in onderzoek & ontwikkeling en opleiding. “Ook meer opschuiven in de productieketen in de richting van de eindgebruiker is een mogelijke strategie. Een ander werkpunt is het verruimen van de klantenbasis om de afhankelijkheid van een beperkt aantal grote klanten te verminderen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier