Pieter Timmermans viert zilveren jubileum bij VBO: een terugblik in 6 mijlpalen

PIETER TIMMERMANS “België moet tegen 2030 zijn rekeningen beter op orde hebben dan nu.” © BELGA/BELPRESS
Alain Mouton

Pieter Timmermans ging in 1998 aan de slag bij het Verbond van Belgische ondernemingen (VBO). Eerst als directeur-generaal die meer de interprofessionele onderhandelingen aanstuurde, sinds 2012 als gedelegeerd bestuurder. Niemand heeft zoveel ervaring in sociaal overleg als de topman van de grootste werkgeversorganisatie van het land. Timmermans blikt bij zes mijlpalen terug op de voorbije kwarteeuw, en kijkt ook een beetje vooruit.

1998: de stap naar het VBO

‘Voorzitter Karel Boone zei: je moét niet tot elke prijs een akkoord maken’

In juni 1988 ruilde de 34-jarige Pieter Timmermans het kabinet van minister van Begroting Herman Van Rompuy (CVP) in voor het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Hij volgde er directeur-generaal Wilfried Beirnaert op, die met pensioen ging. Timmermans was op het kabinet adviseur sociale aangelegenheden en ging bij de werkgeversorganisatie mee aanschuiven bij de interprofessionele onderhandelingen. “VBO-voorzitter Karel Boone, die mij had aangeworven, gaf me direct het volgende advies mee: ‘Je bent nu onderhandelaar. Maar besef goed dat je niet tot elke prijs een akkoord moét maken. Ga voor een akkoord dat goed en verdedigbaar is.’”

“Ik heb die raad altijd gevolgd. Het is er in de loop van de jaren niet gemakkelijker op geworden om een deal te sluiten met de vakbonden. Ze zijn radicaler, er is infiltratie van extreme elementen. Dat maakt het voor de vakbondsleiders ook moeilijker. Die kwamen soms aan de onderhandelingstafel met dermate hoge verwachtingen dat je op voorhand wist dat een akkoord niet mogelijk is. Maar dan zegt de tegenpartij plots dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ik herinner me een vakbondsleider die deelnam aan een klimaatbetoging en zo de oproep voor de sluiting van de kerncentrales steunde. De volgende dag, in de Groep van Tien (het interprofessioneel overlegorgaan van werkgevers en vakbonden, nvdr), was die plots tegen de sluiting ‘want dat gaat banen kosten’. Daar kan in niet mee om.”

Het VBO wil een kwalitatieve gesprekspartner zijn en geen lobbyist

Timmermans stelde meer dan eens vast dat het gemakkelijker was een deal te sluiten met de vakbonden wanneer er veel te verdelen viel, dan wanneer men de tering naar de nering moest zetten. Toch gaat hij niet akkoord met de stelling dat sociale akkoorden enkel kunnen als de regering met geld over de brug komt om het te ‘smeren’. “Het klopt dat een deal tussen sociale partners gemakkelijker is in tijden van economische groei dan bij een nulgroei of recessie. Anderzijds kregen we ooit van premier Yves Leterme de boodschap dat een sociaal akkoord budgettair niet haalbaar was. Maar een maand later sloot de regering wel eigenhandig zo’n akkoord.”

Pieter Timmermans is op 23 september ook te gast bij Trends Talk, het praatprogramma op Kanaal Z

2002: haalt het VBO 2020 nog?

‘We hebben verschillende transities goed doorstaan’

In 2002 vroeg Trends zich af of het VBO in 2020 nog zou bestaan. Bedreigingen voor de werkgeversorganisatie waren een verdere regionalisering, bedrijven die zelf meer en meer hun belangen behartigen, de grenzen tussen sectoren die vervagen en het VBO zelf, dat een eerder defensieve dan offensieve werkgeversorganisatie werd. “In 2020 heeft Trends naar aanleiding van onze 125ste verjaardag geschreven dat het VBO er opnieuw staat. We hebben de verschillende transities dus goed doorstaan. Het VBO wil een kwalitatieve gesprekspartner zijn en geen lobbyist. En we gaan voor resultaten in plaats van communicatie.”

Tony Vandeputte EN RUDI THOMAES
Tony Vandeputte EN RUDI THOMAES © National

Timmermans geeft toe dat de grenzen tussen de sectoren vervagen, maar de federaties die het VBO vormen, hebben daar een antwoord op gegeven. Hij geeft het voorbeeld van Fedustria. De sectororganisatie ontstond in 2007 door de fusie van de textielfederatie Febeltex en de federatie van de hout- en meubelindustrie Febelhout.

“Het debat over de toekomst van België werd in 2002 heftiger gevoerd dan vandaag”, herinnert de VBO-topman zich. “Uiteraard zullen er altijd communautaire spanningen zijn, maar ik denk dat we op een andere manier naar staatshervormingen moeten kijken. Niet gewoon verticaal splitsen. Kijk naar het huidige debat over de arbeidskrapte, met veel vacatures in Vlaanderen en meer werklozen in Wallonië. Uiteraard moet er meer arbeidsmobiliteit zijn. De samenwerking tussen regio’s moet op dat vlak strikter en duidelijker verlopen. Daarnaast hebben we ooit op een debat verklaard dat het VBO voorstander is om het systeem van werkloosheid de eerste twee jaar volledig federaal te houden. Na twee jaar, en dus voor de langdurig werklozen, is het aan de regio’s om meer verantwoordelijkheid te nemen.”

“Overigens moet het debat over activering veel verder gaan dan alleen maar de werklozen. Je hebt ook de grote groep inactieven, met veel langdurig zieken. Ik heb de indruk dat daarvoor alleen de bedrijven geviseerd worden, met sancties als ze te veel langdurig zieken hebben. Terwijl iedereen hier zijn rol moet spelen, ook de werknemers, artsen en ziekenfondsen.”

2004: Tony Vandeputte zet een stap terug

‘Uw tijd komt nog, zei voorzitter Luc Vansteenkiste, en dat is ook zo gebleken’

In 2003 bleek dat Tony Vandeputte, de gedelegeerd bestuurder van het VBO, sukkelde met zijn gezondheid. In 2004 gaf hij de fakkel door. Niet aan Pieter Timmermans, die nochtans mee over het interprofessioneel akkoord 2004-2005 had onderhandeld. Rudi Thomaes werd de nieuwe gedelegeerd bestuurder. “Voorzitter Luc Vansteenkiste zei mij toen: ‘Ik zou nu het CEO-schap nog niet ambiëren. Uw tijd komt nog. U kunt in de luwte nog leren. Ik zal u leren op een diplomatieke manier neen te zeggen’”, weet Timmermans nog. “Ik heb veel opgestoken van de verschillende VBO-voorzitters, maar Luc Vansteenkiste steekt er toch bovenuit. Een tweede persoon aan wie ik denk, is Thomas Leysen. Die denkt altijd op de lange termijn, over een tijdspanne van tien jaar.” Timmermans vermeldt ook Bart De Smet, VBO-voorzitter tussen 2020 en 2023. “Aan het begin zien sommige voorzitters hun mandaat als een functie met aanzien, maar uiteindelijk zeggen de meesten dat het één van hun moeilijkste opdrachten was. Ze moeten vaak op hun tong bijten en als voorzitter van de Groep van Tien moeten ze zich neutraal opstellen. Bart De Smet heeft dat de voorbije drie jaar perfect gedaan. Hij was het summum van onpartijdigheid, hij voelde elke gevoeligheid sterk aan.”

© National

Dat mensen in zijn naaste omgeving sukkelden met hun gezondheid, heeft ook Pieter Timmermans doen nadenken. “Ik leef 7 dagen op 7, 24 uur op 24 voor het VBO, maar gelukkig zegt mijn echtgenote af en toe ‘stop, er is nog een ander leven’. Zij houdt mij meer dan eens een spiegel voor, wat ik bijzonder waardeer.”

In 2012 werd Timmermans alsnog gedelegeerd bestuurder van het VBO. Samen met ACV-voorzitter Luc Cortebeeck werd hij de motor van het sociaal overleg. “Goede relaties zijn cruciaal. Dat geldt ook voor een regering, maar die houdt slechts vier of vijf jaar stand. Bij de sociale partners is er meer continuïteit. Met Luc Cortebeeck had ik een goed contact. We respecteerden elkaar, bij elk belangrijk dossier was er een overlegmoment. We waren het vaak roerend oneens, maar het was altijd ons doel om eruit te raken.”

2005: het Generatiepact van 2005

‘Op 50 jaar met brugpensioen, dat was niet meer houdbaar’

In de herfst van 2005 wou de regering-Verhofstadt II een akkoord bereiken over het Generatiepact. De Belgen moesten langer willen werken en dus zouden de stelsels van vervroegde uittreding, zoals het brugpensioen, het vervroegd pensioen en tijdskrediet, worden afgebouwd. “Sommige mensen konden toen op hun vijftigste met brugpensioen gaan”, zegt Timmermans. “Dat was niet meer houdbaar. Het Generatiepact heeft gemaakt dat de geesten begonnen te rijpen. Toen ik in 1998 begon bij het VBO, zei ik tegen ACV-voorzitter Willy Peirens en ABVV-voorzitter Michel Nollet dat de periode na 2010 een grote uitdaging zou worden, want dat de babyboomers vanaf dan met pensioen zouden gaan. Hun antwoord was: ‘Dat is nog ver.’”

Ik denk dat we op een andere manier naar staatshervormingen moeten kijken. Niet gewoon verticaal splitsen.

Dankzij het Generatiepact werden ook nadien maatregelen mogelijk. Het was wachten op de regeringen-Di Rupo (2011-2014) en -Michel (2014-2018). De regering-Di Rupo kon niet anders dan ingrijpen, want tijdens de eurocrisis steeg de rente op de Belgische staatsschuld richting 6 procent. “In België wordt pas hervormd wanneer we aan de afgrond staan”, stelt Timmermans vast. “Het is zeer moeilijk om een probleem proactief te schetsen. Hoe vaak hoorde ik niet ‘waarom nu ingrijpen? Het is toch allemaal zo erg niet?’ Dat maakt het daarna veel ingewikkelder om de noodzakelijke maatregelen te nemen.”

2010: geen eenheids- statuut voor arbeiders en bedienden

‘De grootste ontgoocheling in mijn loopbaan’

Al in 1993 liet het Grondwettelijk Hof weten dat de sociale partners en de regering een einde moesten maken aan het onderscheid tussen arbeiders en bedienden. Een harmonisering van de statuten drong zich op. “We zijn een paar keer dicht bij een akkoord geweest, onder andere in 2005”, weet Timmermans. “Maar het lukte maar niet. In 2010 dacht ik dat het zover was, na een geheime vergadering in The Classic Domain in Beersel. Ik had op een A4 neergepend hoe we de statuten konden harmoniseren. Onder andere het verschil in opzegtermijnen en -vergoedingen – veel langer en hoger voor bedienden – lag gevoelig. Een compromis zou meegenomen worden in het interprofessioneel akkoord dat we begin 2011 zouden afsluiten. Maar de socialistische vakbond ABVV zei uiteindelijk toch neen. Dat is een van mijn grootste ontgoochelingen, omdat ik vond dat de sociale partners dat dossier autonoom moesten regelen. Ook Luc Cortebeeck was daarvan overtuigd.”

CHARLES MICHEL en Pieter Timmermans
CHARLES MICHEL en Pieter Timmermans © National

Uiteindelijk legde het Grondwettelijk Hof een deadline op: 8 juli 2013. Was er geen akkoord tegen dan, dan zouden arbeiders naar de rechtbank stappen om hogere opzegvergoedingen te eisen. “Minister van Werk Monica De Coninck heeft het dossier toen naar zich toe getrokken en na 27 uur pendeldiplomatie vonden de regering, de werkgevers en de vakbonden ultiem een akkoord. Maar ik had dat liever onder de sociale partners geregeld.”

2014-2018: taxshift en hervormde vennootschapsbelasting

‘Geluisterd naar ons voorstel voor 25 procent sociale lasten en 25 procent vennootschapsbelasting’

Gevraagd naar zijn grootste realisatie van de voorbije kwarteeuw, moet Pieter Timmermans niet lang nadenken: “Dat was toen het VBO in 2014 bij de start van de regering-Michel het cijfer ‘25 procent’ gelanceerd heeft. We vroegen om het tarief in de vennootschapsbelasting en de sociale lasten te verlagen tot 25 procent. Dat heeft de regering ook gerealiseerd. België kwam uit een periode waarin 90.000 banen verloren waren gegaan tussen 2010 en 2014, een gevolg van de verslechterende competitiviteit door een oplopende loonkostenhandicap.”

De bezorgdheid over de concurrentiekracht van de ondernemingen loopt als een rode draad door de loopbaan van de VBO-topman. “Elke 10 à 15 jaar moet de overheid ingrijpen omdat onze loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden zo hoog is. Vroeger gebeurde dat via een devaluatie, dat kan nu niet meer en dan grijpt men naar een indexsprong, een aanpassing van het automatisch indexsysteem, een lastenverlaging of een bijsturing van de wet op het concurrentievermogen. Dat zijn draconische maatregelen die bij de bevolking moeilijk liggen. Had men het probleem eerder aangepakt, dan was de perceptie anders.”

In 2014 keek ons land aan tegen een loonkostenhandicap van 15 à 16 procent, in 2020 zaten we volgens Timmermans aan 10 procent, en in 2025 stijgt die handicap opnieuw naar 14 à 15 procent, voorspelt hij. “Een moeilijke periode dient zich aan voor onze bedrijven”, zegt hij. Nochtans tonen de recentste cijfers aan dat de lonen ook in onze buurlanden stijgen. Dat doet onze loonkostenhandicap afnemen. Pieter Timmermans is niet onder de indruk: “Het verleden leert dat die inhaalbeweging nooit volledig is. Onze loonkosten ontsporen in deze periode met 5 tot 6 procent. ik verwacht dat daarvan 3 à 4 procent wordt gerecupereerd. Maar het ergste van al vind ik dat onze buurlanden ons probleem zouden moeten oplossen.”

En dus blijft de VBO-topman op dezelfde nagel kloppen. “Als de volgende federale regering een industrieplan wil maken om de exportgerichte bedrijven hier te houden, dan zal ze iets moeten doen aan de concurrentiekracht. Als men de loonnormwet loslaat zonder een hervorming van de index, is het hek van de dam. We moeten tegen 2030 onze rekeningen beter op orde hebben dan vandaag. Daarom is ook een gezonde competitiviteit nodig, want die zorgt voor banen en overheidsinkomsten.”

14 à 15 procent zal de Belgische loonhandicap in 2025 bedragen, voorspelt Pieter Timmermans.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content