Mensen van Sub-Sahara-Afrikaanse origine trekken vaak aan kortste eind op arbeidsmarkt
Mensen van Sub-Saharaanse origine trekken nog steeds vaak aan het kortste eind op de arbeidsmarkt. Zij hebben minder vaak een baan en verdienen doorgaans minder, blijkt uit een rapport van gelijkekansencentrum Unia.
De werkzaamheidsgraad in België bedroeg 65,8 procent in 2016. Hij ligt het hoogst bij mensen van Belgische afkomst (73,7 procent) en het laagst bij mensen van Sub-Saharaanse origine (45,8 procent). Alleen bij personen uit het Nabije en Midden-Oosten ligt de werkzaamheidsgraad nog lager, maar die groep telt veel nieuwkomers.
De werkzaamheidsgraad stijgt in het algemeen als het niveau van het diploma stijgt, maar dat is minder het geval bij personen van buitenlandse afkomst. Opvallend is dat lange studies voor personen van Sub-Sahara-Afrikaanse origine het minst lonen, in vergelijking met andere afkomsten, stelt Unia vast. Het gelijkekansencentrum baseert zich op cijfers van de Socio-economische monitoring 2019, de tweejaarlijkse samenwerking tussen Unia en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Personen van Sub-Sahara-Afrikaanse origine hebben een lagere werkzaamheidsgraad, wat hun diploma ook is. De werkzaamheidsgraad voor mensen van Sub-Saharaanse afkomst met een diploma hoger onderwijs (59,7 procent) ligt maar iets hoger dan die van Belgen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs (55 procent).
Wel is het zo dat vrouwen van Sub-Saharaanse origine met een diploma hoger onderwijs een iets hogere werkzaamheid hebben dan de mannen. Normaal ligt de werkzaamheidsgraad lager bij vrouwen, over alle origines heen. In het algemeen daalt de genderkloof als de scholingsgraad toeneemt, stipt Unia aan. Ook ligt de werkzaamheidsgraad hoger bij personen van Rwandese origine (51,4 procent) dan bij personen van Congolese en Burundese origine (ongeveer 45 procent).
Tot slot blijkt uit het rapport dat personen van Sub-Sahara-Afrikaanse origine met een diploma hoger onderwijs vaker een lager salaris hebben dan mensen van een andere afkomst met hetzelfde diploma en gelijkaardige studie. Hun loon ligt telkens drie decielen lager dan die van hun collega’s van Belgische origine.
Unia stelt dan ook vast in de dossiers over racisme die het in de periode 2010-2020 opende dat het domein ‘werk’ sterk vertegenwoordigd was bij personen met een zwarte huidskleur. Het aantal dossiers bleef jaren stabiel, maar sinds 2018 is een ‘opvallende stijging’ merkbaar. Meestal ging het om dossiers met leidinggevenden, collega’s of klanten. Verder ging het vooral over discriminatie bij aanwerving en ontslag, en over de werkorganisatie en -omstandigheden. Een vergelijkbaar beeld ziet Unia overigens in de dossiers rond goederen en diensten, wat in de meeste gevallen over de toegang tot huisvesting gaat.
‘Het contrast tussen hun hoge opleidingsniveau en hun lage werkzaamheidsgraad is frappant’, zegt Unia-directeur Patrick Charlier in Le Soir. Hij vraagt structurele oplossingen.