Johan Van den Driessche (ex-Gimv): ‘Ik mis een nieuw groot wervend project in Vlaanderen’

JOHAN VAN DEN DRIESSCHE "Fiscaal zijn er de voorbije jaren goede maatregelen genomen." © Franky Verdickt
Alain Mouton

Jarenlang kon in Vlaamse economische kringen niet naast Johan Van den Driessche worden gekeken. Als bestuurder van Gimv en voorzitter van Vyncke hield hij de vinger aan de pols van het Vlaamse economische weefsel. Als Brussels Parlementslid waarschuwde hij meer dan eens voor het manke beleid in het gewest. “Ik merkte geen sense of urgency, geen of onvoldoende transparantie.”

Het economische hart van België lijkt op het eerste gezicht ver weg in de woonst van Johan Van den Driessche op de grens tussen De Panne en Koksijde. De kust is stilaan aan een winterslaap begonnen. Maar de uitgeweken Brusselse Vlaming volgt het economische en politieke reilen en zeilen in dit land nog altijd op de voet. Van den Driessche heeft een cv om u tegen te zeggen. De voorbije jaren was hij in Vlaamse economische kringen vooral bekend voor zijn rol als voorzitter van het Voka-Comité Brussel en zijn bestuursmandaten in Vlaamse topbedrijven.

Maar het gros van zijn loopbaan bracht hij door bij de Big Four-consultant KPMG. Eerst als specialist internationale financiering en leasing, daarna als managing partner en lid van het directiecomité. Een passage bij de Big Four raadt hij nog altijd aan. “Daar doe je ervaring op die je kunt vergelijken met een MBA, want je staat met twee voeten in het bedrijfsleven”, zegt hij. “Ik heb bij KPMG ook almaar meer managementverantwoordelijkheid gekregen. Ik was op een bepaald moment wel uitgekeken op die rol. Ik wilde weer meer strategisch bezig zijn, wat meer greep krijgen op mijn agenda. Daarom heb ik tien jaar geleden gekozen voor de rol van onafhankelijk bestuurder.”

Zeker grote bedrijven vervullen nu de rol die de politiek nationaal en internationaal niet meer waar kan maken, bijvoorbeeld in milieu en klimaat.

Waarom uitgerekend bij de investeringsmaatschappij Gimv en het Harelbeekse familiebedrijf Vyncke, de specialist in de productie van biomassacentrales?

JOHAN VAN DEN DRIESSCHE. “Bij Vyncke zou ik in 2011 de eerste externe voorzitter worden. Dat trok me aan. Peter en Dieter Vyncke zijn ondernemers die ervoor gaan, en beide voeten op de grond hebben. Ik kreeg ook de specifieke opdracht om het bedrijf voor te bereiden op de volgende generaties, en er werd later een niet-familiaal managementteam opgericht. Toen ik voorzitter werd, had ik ook een afspraak met vader Dirk Vyncke, die tot dan de voorzitter was. Hij zou in de toekomst nog altijd welkom zijn op de raad van bestuur, maar niet in het eerste jaar van mijn voorzitterschap. Dat was een duidelijk signaal in mijn richting: je komt hier geen familiebedrijf voorzitten voor de show. Ik was voorzitter tot 2019. We hebben die jaren goed werk geleverd. Ondertussen hebben Peter en Dieter ook een stap opzijgezet en wordt een niet-familielid (operationeel directeur Stefaan Lauwers, nvdr) de CEO. Mijn keuze voor Gimv was dan weer een beetje emotioneel.”

JOHAN VAN DEN DRIESSCHE
JOHAN VAN DEN DRIESSCHE “De politieke cultuur zit fout in Brussel.”© Franky Verdickt

In welke zin?

VAN DEN DRIESSCHE. “Dat paste in mijn visie over de nood aan een stevige Vlaamse verankering van ons industriële weefsel. U herinnert zich wellicht de werkgroep In de Warande, die in 2005 een manifest uitbracht over een zelfstandig Vlaanderen in Europa. Het eerste document van die werkgroep, waarvan ik de ondervoorzitter en medeoprichter was, dateert van de jaren negentig en ging over die Vlaamse verankering, naar aanleiding van de uitverkoop van de Belgische bedrijven aan Frankrijk. Gimv heeft met participaties een rol gespeeld in het Vlaams houden van flink wat groeibedrijven.”

Het verankeringsdebat dateert van een tijd geleden. U werd in 2011 bestuurder bij Gimv. Was dat toen geen gewone private-equityspeler zoals heel wat andere?

VAN DEN DRIESSCHE. “Niet echt. Het is een actieve investeerder, maar geen agressieve speler zoals sommige andere private-equitybedrijven. Gimv zal nooit een bedrijf overnemen om het te ontmantelen en naar het kerkhof te sturen. De eerste zorg van de Gimv is een duurzame toekomst voor de bedrijven waarin ze investeert. Uiteraard is de investeringsmaatschappij geëvolueerd. De rol van de Vlaamse overheid met haar 27 procentbelang is beperkt geworden. Er vond een specialisatie plaats rond vier toekomstgerichte investeringsplatformen (Consumer, Health & Care, Smart Industries & Sustainable Cities, nvdr). Gimv is een internationale speler geworden, met participaties in onze omringende landen. Dat vond ik verstandig. Vlaanderen is voor die specialisaties te klein. Als je niet alleen kapitaal maar ook sectorkennis wilt doorgeven aan bedrijven waarin je investeert, dan is kennis van de buitenlandse markten een pluspunt. En men spreidde de risico’s ook wat voor de belegger. Het bedrijf straalt sérieux uit en is een goedehuisvaderaandeel.”

Als Vlaanderen zich van Brussel afkeert, zal het nog altijd de negatieve gevolgen van het beleid daar voelen.

Hebt u de Vlaamse bestuurskamers in de loop van de jaren zien professionaliseren?

VAN DEN DRIESSCHE. “Het werkterrein van de raad van bestuur is duidelijk verbreed. Er komen veel meer thema’s en domeinen aan bod dan vroeger. Er is meer aandacht voor risicobeheer dan tien jaar geleden. Ook zijn de cultuur en de identiteit van het bedrijf belangrijker geworden. De raad van bestuur moet die bepalen, terwijl dat eerder vaak de rol was van de CEO. Ethiek en duurzaamheid krijgen uiteraard ook meer aandacht.

“De rol van de vennootschap op het gebied van maatschappelijk engagement is sterk geëvolueerd. Vroeger was dat misschien de lokale voetbalploeg sponsoren. Daar zat niet veel strategie achter. Een onderneming bleef liever ver weg van die maatschappelijke verantwoordelijkheid. Nu vervullen zeker grote bedrijven de rol die de politiek nationaal en internationaal niet meer waar kan maken, bijvoorbeeld in milieu en klimaat. Ik ben ook bestuurder van de Leuvense scale-up Hydroscan, die software voor een slim waterbeheer ontwikkelt.”

Ziet u nog genoeg jong ondernemerschap in Vlaanderen?

VAN DEN DRIESSCHE. “Zeker. In het verleden waren wij dikwijls te bescheiden en werkten we weinig samen. Kmo’s waren soms bang voor de internationalisering. Ik ben betrokken bij een aantal consolidatieprojecten. De twintigers en dertigers daarin tonen een groot zelfvertrouwen, internationaal denken, ambitie, focus. Prachtig. Maar we moeten ervoor zorgen dat ze Vlaanderen niet de rug toekeren. Als jonge ondernemers vertrekken omdat het hen hier onmogelijk wordt gemaakt, is dat onze fout.”

Welke bezorgdheden heersen in de bestuurskamers? Fiscaliteit, het vergunningsbeleid?

VAN DEN DRIESSCHE. “Fiscaal zijn er de voorbije jaren goede maatregelen genomen, zoals de hervorming van de vennootschapsbelasting. De grote frustratie op het federale niveau is het gebrek aan rechtszekerheid. In Vlaanderen is het goede nieuws dat men hier na het losbarsten van de coronapandemie kort op de bal heeft gespeeld door bedrijven te ondersteunen. Er zijn ook de plannen om voort werk te maken van een administratieve vereenvoudiging. Maar het mag niet bij plannen blijven, en men mag daar gerust wat meer de bedrijven bij betrekken. Overigens vind ik dat Vlaanderen nu een nieuw groot wervend project mist.”

Waar zou dit zich situeren? Iedereen verwijst naar Flanders Technology International van al 40 jaar geleden.

VAN DEN DRIESSCHE. “Misschien rond digitalisering. Ik durf mij niet uit te spreken over wat het concreet moet zijn. Het moet groots en wervend zijn. Kom dus niet met een actieplan van 40 punten. Het succes van zo’n project hangt bovendien af van de dirigent van het orkest. In Vlaanderen is er maar één zo’n persoon die dat naar mijn mening kan: Bart De Wever.”

U vindt dus dat de huidige Vlaamse regering een mal figuur slaat?

VAN DEN DRIESSCHE. “Dat niet, maar van sommigen had ik toch meer verwacht.”

Hoe kijkt u terug op uw politieke carrière? Als Brussels Parlementslid voor de N-VA liep u vaak storm tegen het in uw ogen slechte beleid in de hoofdstad en het gewest.

VAN DEN DRIESSCHE. “Het was een interessante ervaring. Ik dacht dat ik als geboren en getogen Brusselaar mijn stad goed kende. Ik heb hier gestudeerd en gewerkt, en ik was voorzitter van Voka Brussel. Maar als je midden in die politiek zit, dan bleek het toch veel erger dan ik dacht.”

Wat bedoelt u? De lokale baronieën met 19 gemeenten? Het slechte budgettaire beleid?

VAN DEN DRIESSCHE. “De politieke cultuur zit daar fout. Ik merkte geen sense of urgency, geen of onvoldoende transparantie, de achterkamertjespolitiek overheerst. Er was onvoldoende professionalisme. Vooral de beleidscultuur was een ramp. Een anekdote. Ik was zes jaar ook gemeenteraadslid in Brussel. De huidige burgemeester, Philippe Close (PS), was toen schepen van Financiën. Bij de bespreking van de rekeningen vroeg ik naïef waarom we die niet lieten controleren door een revisor? Dan konden wij ons concentreren op wat er echt achter die cijfers zat. Close antwoordde: ‘Meneer Van den Driessche, dat is een slecht voorstel, want als die revisor fouten vindt, is dat slecht voor onze bankrating.’ Zo staat dat genotuleerd. Besefte die man wel wat hij zei?”

Als jonge ondernemers vertrekken omdat het hen hier onmogelijk wordt gemaakt, is dat onze fout.

Had u dan een aha-erlebnis toen het Rekenhof onlangs brandhout maakte van de Brusselse gewestbegroting?

VAN DEN DRIESSCHE. “Eerlijk gezegd is dat niets nieuws. Elk jaar maakt het Rekenhof een vergelijkbaar rapport. De huidige kritiek van het Rekenhof sluit aan bij opmerkingen die mijn collega’s in de fractie en in het verleden in het Brussels Parlement ook hebben gemaakt. Ik heb de statistieken bijgehouden van het aantal rekeningen van verzelfstandigde entiteiten, zoals de brandweer en de MIVB, die werden goedgekeurd of niet. Die laatste categorie nam niet af, integendeel. Het Rekenhof is trouwens nog heel diplomatisch in zijn rapport. Ik merk dat minister van Begroting Sven Gatz – nota bene een Vlaming – de problemen wegwuift. Dan ondergraaft hij bovendien zijn gezag om de zaken op orde te krijgen.”

Komt het nog goed met Brussel: rode overheidsfinanciën, armoede, weglopende middenklasse? Moet Vlaanderen niet de handen aftrekken van Brussel?

VAN DEN DRIESSCHE. “De precaire situatie mag geen reden zijn om Brussel los te laten. Het blijft, met Antwerpen, een van de twee economische motoren van Vlaanderen. Onderschat niet het belang van het economische weefsel van bijvoorbeeld Halle-Vilvoorde, dat verstrengeld is met de internationale rol van Brussel. Als Vlaanderen zich van Brussel afkeert, zal het nog altijd de negatieve gevolgen van het beleid daar voelen.”

U doet het nu wat rustiger aan, en hebt met Ooit zowaar een fictieboek geschreven, een roman met een filosofische en mysterieuze tint. Waarom?

VAN DEN DRIESSCHE. “Ik heb altijd gepubliceerd over financiën en fiscaliteit, en delicate technische adviezen geredigeerd. Fictie schrijven was al een passie in mijn middelbaar en zelfs lagere school. Ik kan er nu eindelijk wat tijd voor uittrekken. Misschien volgt er nog wel een boek.”

Bio

– 1953: geboren in Sint-Agatha-Berchem

– Master in handelswetenschappen (Vlekho), master in fiscal sciences (EHSAL/HUB)

– 1978-2009: diverse functies bij KPMG, waaronder:

– 1994 – 2006: managing partner KPMG Tax & Legal, België, directielid KPMG Belgium

– 2006-2009: voorzitter KPMG EU Tax Centre (30 landen) (2006 – 2009)

– 1994-2012: bestuurder Voka Comité Brussel, voorzitter tussen 2002 en 2004

– 2012-2018: gemeenteraadslid stad Brussel

– 2014-2019: Brussels Parlementslid en fractievoorzitter N-VA

– Onafhankelijk bestuurder bij Vyncke (voorzitter, 2011-2019), Gimv (2011-2014), Hydroscan (sinds 2020), De Werkvennootschap (sinds 2021)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content