Johan en Tom Willemen (Willemen Groep): ‘We bekijken enkel een krankzinnig hoog bod’
Willemen Groep is de grootste familiale bouwgroep van het land. Vorig jaar gaf Johan Willemen de fakkel van gedelegeerd bestuurder door aan zijn zoon Tom. Hij werkt volop aan zijn successie in het bedrijf. Een uitverkoop is uitgesloten, “behalve bij een krankzinnig hoog bod”. Een dubbelinterview.
Johan Willemen gaf vorig jaar de fakkel van gedelegeerd bestuurder van Willemen Groep door aan zoon Tom Willemen. Zelf werd hij voorzitter. De familie werkt aan een regeling over het aandeelhouderschap. “Ik heb pas laat ingezien dat ik de overdracht van de aandelen moest regelen”, geeft Johan Willemen zelf toe. “Samen met het fiscale-advocatenkantoor Tiberghien wordt de eigendomsoverdracht voor mijn twee zonen en twee dochters dit jaar naar behoren afgerond via een stichting. Eigendom en zeggenschap worden zo gescheiden.”
Willemen Groep is met 686 miljoen omzet en 2246 medewerkers het grootste Belgische familiale bouwbedrijf. Aannemingswerken maken bijna 90 procent van de omzet uit. Een derde daarvan bestaat uit wegenwerken met Aswebo (publieke werken) en Aannemingen Van Wellen (vooral in en rond de Antwerpse haven). De tweede tak – toeleveringen – doet funderingswerken, multitechnieken (dakwerken, sanitair, kantoorvloeren) en facilitair beheer (zoals parkings). De residentiële projectontwikkeling gebeurt via een aparte vennootschap. Willemen deed veel overnames, startend met Franki Construct (burgerlijke bouwkunde, 1998), de industriebouwer Cosimco (2005), het funderingsbedrijf Groep De Waal (2005), Aswebo (2011), de helft van de Limburgse aannemer Kumpen, om drie jaar geleden Aannemingen Van Wellen te integreren. Volgend jaar wordt de volledige overname van Kumpen een feit.
Blijft Willemen het overnamepad bewandelen?
Johan Willemen: “Neen. Behalve in industriële projectontwikkeling, zijn we nu overal actief. Nieuwe overnames zouden leiden tot puur kannibalisme.”
Wat zijn de criteria van een goede deal?
Johan Willemen: “Het management moet zoveel mogelijk aan boord blijven om de continuïteit te garanderen. Het bedrijf moet ook rendabel zijn. De uitzondering was Franki, dat ik uit een faillissement heb gekocht voor de uitstekende technische kennis. Voor een toeleveringsbedrijf reken ik op een operationeel resultaat tussen 3 en 6 procent en voor een aannemer 2 tot 4 procent.”
Dat lijkt veel voor een bouwbedrijf. Er wordt gezegd dat algemene aannemers de onderaannemers als een citroen uitknijpen om hun rendement te halen. Terecht?
Johan Willemen: “Wij worden ook uitgeknepen hoor. Ik kwam nog geen opdrachtgever tegen die me bezorgd vroeg of we wel genoeg verdienen met zo’n lage offerte. “Als je inschrijft voor een opdracht, krijg je altijd de vraag: zakken, zakken, zakken. En heel dikwijls moeten we mee in die logica. Niemand verplicht onderaannemers laag in te schrijven. Ze maken in de eerste fase dikwijls een prijs uit de losse hand. Die moeten we in een tweede fase verfijnen, om het woord squeezen niet te gebruiken. Maar afspraken zijn afspraken. We halen ons rendement echt niet op de kap van de onderaannemers.”
Tom Willemen: “Het komt erop aan de harde prijsconcurrentie te vermijden. We houden het rendement onder controle door vooral in te schrijven op design-, build-, finance– en maintain– opdrachten (DBFM), zoals de gevangenissen, de A11 Brugge-Knokke of het Antwerpse Brabo-tramcomplex. De overheid hecht in dat geval vooral belang aan de D, het ontwerp, en is blij dat de banken de F voor hun rekening nemen.
“Wij vinden de koppeling van de bouw en het onderhoud belangrijk. Je bouwt voor jezelf, wat kwalitatiever en dus wat duurder. Zo vermijd je dat je in de loop van de onderhoudsperiode geconfronteerd wordt met dure herstelwerken. Met DBFM kun je als aannemer je meerwaarde bewijzen en dus ook een normale winst aanrekenen.”
Is de inzet van Oost-Europese onderaannemers ook een manier om rendabel te blijven?
Tom Willemen: “We werken veel met Oost-Europese bedrijven, die hun arbeiders detacheren voor projecten van maximaal twee jaar. Ze krijgen hetzelfde loon als de Belgen, maar hun sociale lasten worden betaald volgens het lokale minimumloon in hun thuisbasis. Ook genieten ze niet van de extra’s van de Belgische arbeiders, zoals pensioenvoordelen of maaltijdcheques. We werken trouwens niet alleen met hen omdat ze wat goedkoper zijn. Ook omdat ze kwalitatief puik werk leveren.”
Johan Willemen:“Er zijn gewoon te weinig Belgische bouwvakkers, met per jaar een leegloop van 20.000 arbeiders of 10 procent. Er komen er amper 2000 bij. Zonder onze Oost-Europese, Spaanse en Portugese medewerkers zouden we heel wat nieuwe opdrachten moeten weigeren. Ze zijn in de ruwbouw goed voor de helft van de omzet.”
U hebt als voorzitter van de Europese bouwfederatie de Oost-Europese concurrentie op tafel gelegd bij Europees commissaris Sociale Zaken Marianne Thyssen. Wat was het antwoord?
Johan Willemen: “Het heeft weinig uitgehaald. Principieel ben ik voor eenzelfde sociaal systeem voor de hele Europese Unie met dezelfde minimumlonen en sociale lasten. Als alternatief stelde ik voor dat de sociale lasten worden aangerekend in het land waar men werkt. Dat zou dan de bedragen doorstorten die het land waar die arbeider woont normaal gezien zou ontvangen. Het restbedrag blijft in België. Het voorstel is politiek onhaalbaar zolang ook maar een land zich verzet. Alle Oost-Europese landen zijn ertegen. Zolang hun inwoners in andere landen aan de slag kunnen, levert hen dat aardig wat centen op.”
U was ooit in Oost-Europa actief via Immo Industry Group van de flamboyante zakenman Filip Schelfhout. Die projectontwikkelaar liet na het faillissement in 2009 een put na van minstens 16 miljoen. Hoe kijkt u daar op terug?
Johan Willemen: “Mijn investering had na drie jaar al een behoorlijk rendement opgebracht, hoor. IIG ging ten onder aan pech, omdat de hoofdinvesteerder plots stierf. Ik weet niet of dat de echte reden was en vraag me nog altijd af of de vroege investeerders werden uitbetaald met de inleg van de latere en dat het daarom verkeerd liep.”
Ook aan uw alliantie met de Antwerpse vastgoedpromotor Erik Van der Paal kwam een einde na een faillissement. Is de relatie hersteld en bouwt u al voor Land Invest Group, waar hij nu actief is?
Johan Willemen: “We doen niets voor Land Invest. Erik is een sympathieke kerel, met bovendien een sterke aanwezigheid in Antwerpen en ook daarbuiten. We zijn weer on speaking terms, maar hebben geen lopende projecten.”
Hoe goed is het orderboekje gevuld?
Tom Willemen: “We rekenen dit jaar op 730 miljoen omzet. In de industriebouw hebben we verzekerd werk voor de komende zes maanden. Voor de andere bouwwerken is dat een jaar. In de wegenbouw rekenen we normaal gezien op zes maanden in de privésector tot anderhalf jaar voor de overheid, maar door de aanleg van de A11 hadden we vele jaren werk. Die werf – de grootste ooit – zal volgende zomer opgeleverd worden. We blijven groeien. Je hoort ons dus niet klagen.”
Is groei zaligmakend?
Johan Willemen: “Als die goed gespreid is, zie ik geen probleem. In België bereiken we stilaan de limiet. We kijken dus almaar meer naar het buitenland. Onze buitenlandse activiteiten maken nu meer dan 10 procent uit van de groepsomzet. In de EU is expansie niet vanzelfsprekend. In 2013 botsten we in Frankrijk op een protectionistische muur. Ook in Luxemburg werden we drie keer met nochtans de laagste prijs geweerd wegens, om een ambtenaar te citeren, ‘pas assez Luxo’. Duitsland werpt technische vereisten op tegen buitenlanders. Nederland komt heel traag uit een diep dal.
“Door buitenlandse handelsmissies kwamen we in contact met Marokko. We zijn er op kousenvoeten gestart, maar het is nu een behoorlijke markt, vooral voor magazijnen. We startten aan een containerterminal en haalden een nieuwe ambassade in Rabat binnen.”
In Kinshasa gebeurt deze maand de oplevering van de Belgische ambassade. Hebt u er nog plannen?
Johan Willemen: “Dat was onze eerste en waarschijnlijk laatste opdracht in Congo. De administratieve complexiteit – om een eufemisme te gebruiken – zorgde voor enorme vertragingen. De bouw liep vlot, maar er waren praktische problemen waar we niet meteen aan gedacht hadden. Als we in België een paar vijzen missen, springen onze technici een Brico binnen. In Congo duurde het ettelijke dagen om in Europa een bestelling te plaatsen en die per vliegtuig over te laten komen. Bovendien werd het werk zes maanden geblokkeerd door een staking in de haven van Matadi. Het was een verschrikkelijk moeilijk project.”
Afrika is goed voor minder dan 1 procent van uw omzet. Waarom steekt u er zoveel tijd in?
Johan Willemen: “Het Afrikaanse continent is een soort van Blue Ocean, waar de haaien elkaar nog niet de strot moeten afbijten om te overleven. Het continent wordt de werf van de eeuw. Maar ik zeg dat niet te luid, om de concurrentie niet op ideeën te brengen. Van onze Belgische concurrenten is enkel Besix en iets minder CFE er actief in de bouw. Dat houden we graag zo.”
Hoe pakt u die Afrikaanse projecten aan?
Johan Willemen: “We sturen onze ingenieurs naar ginds, die werken met lokale bouwteams. Twee medewerkers doen continu aan prospectie in Afrika en dan hebben we nog een informeel netwerk. We voeren enkel werken uit voor derden, niet als projectontwikkelaar. Ik reis de wereld rond op zoek naar opdrachten. Het is een van mijn hoofdtaken, terwijl Tom de Belgische dossiers beheert.”
Is er na het aantreden van uw zoon al veel veranderd?
Johan Willemen:“Als ingenieur ging hij voluit voor innovatie. Het beheer en de opvolging van de werken is veel sterker geïnformatiseerd. Via chips weten we nu perfect waar ons materiaal staat, terwijl ons informatiesysteem ooit bestond uit papieren nota’s. Drones vliegen boven projecten om opmetingen te doen en de stand van de werken in kaart te brengen. Ooit ging ik zelf het dak op.”
Groeibedrijven met een relatief hoog rendement komen in het vizier van internationale industriegenoten of private-equitygroepen. Zijn ze hier al langsgekomen?
Johan Willemen: “Het zal allicht verbazen: neen. En mochten ze langskomen, krijgen ze toch een principieel neen. Een krankzinnig hoog bod bekijken we natuurlijk.”
Tom Willemen: “Onze raad van toezicht besliste dat extern kapitaal alleen toegelaten wordt als er een meerwaarde is voor ons bedrijf. Ook moet het familiale karakter behouden blijven.”
Een beursgang met behoud van het familiale karakter is een optie?
Johan Willemen: “Via de beurs kun je inderdaad vreemde aandeelhouders aantrekken, zonder dat je er in de dagelijkse leiding veel rekening mee moet houden.”
Tom Willemen: “Ik ben er geen voorstander van, want bouwbedrijven zijn voor beleggers niet sexy. Kijk naar bedrijven als CFE en Heymans, die door de beurs zwaar onder druk werden gezet. We willen niet van kwartaal naar kwartaal leven.”
Johan Willemen:“De doorsnee belegger wil stabiliteit, terwijl de bouw bij uitstek een conjunctuurgevoelige sector is. Een beursgang legt te zware administratieve en andere verplichtingen op aan een bedrijf. We staan daar niet voor te springen.”
Karel De Boeck zit in jullie raad van toezicht. Wat leren jullie van hem?
Johan Willemen:“Koen Geens (CD&V) heeft ooit gezegd dat hij het werk van elke overheidsmanager zou aankunnen, behalve dat van De Boeck aan de top van Dexia. Ik begrijp nu waarom. Iedereen hier heeft schrik van hem. Als onze CFO haar cijfers komt voorstellen, kijkt hij er dwars doorheen. Ik heb altijd gedacht dat ik goed een balans kon lezen. De snelheid waarmee Karel door de cijfers spurt, is fenomenaal. Hij ziet ook onmiddellijk kansen om bepaalde posten in de balans te activeren.”
Met een eigen vermogen van 84 miljoen euro tegenover 311 miljoen schulden lijkt die balans relatief zwak.
Johan Willemen: “Ons vreemd vermogen wordt gekleurd door de vele investeringen in projectontwikkeling die we hebben uitstaan.”
Tien jaar geleden prijkte uw naam op de voorpagina’s naast ‘de keizer van de wegwijzer’ Glenn Janssens, verdacht van omkoping van de Mechelse schepen Leo Stevens.
Johan Willemen: “Ik las dat die laatste een straf kreeg met uitstel. Janssens heeft een dading afgesloten. Er zijn de voorbije jaren veel indianenverhalen verspreid. Het gerecht heeft zich uitgesproken, voor mij is die zaak afgesloten.”
Bent u op een of andere manier nog verbonden aan KV Mechelen, waarvan u ooit voorzitter was?
Johan Willemen: “Dat wil ik nooit meer. Een ronduit slechte ervaring. Ik heb mijn kinderen laten zweren dat ze zich niet met het voetbal inlaten. Op gevaar van onterving.”
U bent actief in Voka en het VBO. Wat vindt u van het loonakkoord dat de Groep van Tien heeft bereikt?
Johan Willemen: “De Groep van Tien laat een loonsverhoging van 1,1 procent toe. Ze besliste ook de uitgaven voor externe diensten, zoals toezicht op de gezondheid van de werknemers door derden, te bevriezen. Dat gebeurt op kap van een van de leden van het VBO. Ik ben voorzitter van Mensura, de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Dat heeft nu een probleem. Die loonsverhoging mogen we immers niet doorrekenen in de factuur aan onze klanten.”
Ondertussen woedt een discussie over de vermogenswinstbelasting. Uw mening?
Tom Willemen: “We hebben al de hoogste vermogensbelasting van Europa, na Frankrijk. Een extra belasting zou overdreven zijn.”
Johan Willemen: “Ik vrees dat CD&V zal gepaaid worden met een minibelasting op de meerwaarde van bijvoorbeeld 3 procent. Zodra die deur op een kier staat, wordt het voor de volgende coalities gemakkelijker om die geleidelijk te verhogen. Ook de roerende voorheffing werd de voorbije jaren geleidelijk verhoogd van 10 naar 30 procent. Een regering in geldnood maakt soms rare sprongen. Het gevolg? “Dezelfde overheid die met 55 procent van het geld van de mensen gaat lopen, antwoordt op elke vraag voor een investering dat er geen centen zijn. Hier is maar één woord voor: wanbeleid.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier