‘Imker word je niet voor de honing’
Imkersverenigingen zien de interesse voor het houden van bijen toenemen. “Als mensen horen dat het slecht gaat met de bijen, voelen ze zich geroepen om te helpen.” Opvallend is dat er steeds meer imkers bij komen in de steden. Daar zijn de condities voor bijen beter dan op het platteland.
Tot 3 juni loopt voor de vijfde keer de Week van de Bij, een initiatief waarmee het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid steden, gemeenten en het grote publiek bewust wil maken van de bijenproblematiek. Want die beestjes, die een belangrijke functie hebben als bestuivers van ons voedsel, hebben het steeds moeilijker om te overleven, deels doordat ze zelf onvoldoende voedsel vinden.
Met een reeks activiteiten wil de Vlaamse overheid burgers, bedrijven en lokale overheden ertoe aanzetten onze leefomgeving bijvriendelijker te maken. Door geen pesticiden te gebruiken bijvoorbeeld, en te zorgen voor bijvriendelijke bloemen, struiken en bomen in het openbare groen en in tuinen.
De interesse voor het imkeren is de voorbije jaren sterk toegenomen, zo merken de imkersverenigingen. Organiseren zij een cursus, dan is die razendsnel volzet. Of die toegenomen belangstelling zich ook echt vertaalt in meer imkers, is niet helemaal duidelijk. Volgens de tellingen van het Departement Landbouw en Visserij waren begin in dit jaar in Vlaanderen 4714 imkers actief, tegenover 4657 vorig jaar. Een zeer lichte stijging dus, en ook de jaren daarvoor zou er geen spectaculaire toename zijn geweest.
“Bij ons was er wel een boom, ongeveer drie jaar geleden”, zegt Danny Minnaert, imker en voorzitter van De Vlaamse Bij, een Oost-Vlaamse imkersvereniging. “Wij zijn toen opeens verdubbeld, van twintig naar veertig leden. In die periode kwam bijen vaak in de media, en dat zien we altijd een toename van het aantal starters. Als mensen horen dat het slecht gaat met de bijen, voelen ze zich geroepen daar iets aan te doen.” Dat blijkt de belangrijkste drijfveer voor het imkeren te zijn. “Weinig imkers in Vlaanderen doen het voor de honingopbrengst”, weet Minnaert. Die is ook niet zo enorm, als je weet dat een bij voor één koffielepel honing de afstand van hier naar Moskou moet afleggen, en voor 1 kilogram de wereld rond zou moeten vliegen. “Een oogst van 20 kilogram per kast is al uitzonderlijk. De meeste imkers houden bijen omdat ze het bijenbestand op peil willen helpen houden, voor de natuur en voor onze voedselvoorziening.”
Mijten en ziektes
De voorbije drie jaar ziet Minnaert het aantal imkers stabiliseren. “Naast de vele starters zijn er heel wat oudere imkers die afhaken”, is zijn verklaring. “Logisch, want imkeren is soms zwaar, en belastend voor de rug.” Ook het Departement Landbouw ziet een verschuiving naar meer jongere imkers.
Heel wat imkers stoppen ook na een zware tegenslag. “Het is niet gemakkelijk de moed erin te houden als je een paar keer na elkaar bijna je totale bijenbestand verliest.” En dat laatste gebeurt veel vaker dan vroeger. Terwijl de natuurlijke sterfte van bijenkolonies in de jaren zestig nog schommelde rond 10 procent, is een sterfte van 30 procent nu geen uitzondering meer. Dat heeft onder meer te maken met de varroamijt, die de bijen sinds de jaren tachtig parten speelt. “Die nestelt zich in de cellen met eitjes, waardoor de bijen al verzwakt worden geboren. Je hebt als imker behoorlijk wat kennis nodig om die mijt en andere ziektes, die ook vaker voorkomen, te behandelen.”
Netwerk opbouwen
Alleen al om die kennis te vergaren vindt Minnaert het aan te raden een imkercursus te volgen, al is dat geen voorwaarde om te mogen imkeren. “Tijdens een basiscursus leer je hoe een bij anatomisch in elkaar zit, waar nectar en stuifmeel te vinden zijn, hoe een bijenvolk functioneert, hoe honing wordt geoogst en wat je moet doen als een koningin wegvalt. Ook leer je hoe je je moet beschermen, waar je je kasten mag opstellen, welk materiaal je nodig hebt en welke wettelijke voorschriften je moet volgen.”
Een kleine groep autodidacten zoekt zelf informatie op het internet en leert al doende. “Maar meestal sluiten die zich wel aan bij een lokale imkervereniging. Dat is een goed idee, omdat je dan tijdschriften krijgt en lezingen kunt bijwonen, maar ook materiaal kunt gebruiken, bijvoorbeeld om de honing te oogsten. Via zo’n vereniging bouw je ook een netwerk op, waarop je kunt terugvallen als je een probleem hebt. Er is heel weinig concurrentie onder imkers. De meesten doen niets liever dan hun kennis doorgeven.” Duur is imkeren niet. Een volledig uitgeruste bijenkast kost 225 euro. Voor de aankoop van een bijenvolk moet een imker rekenen op 120 à 160 euro. En het andere basismateriaal, zoals een imkerpak, kost rond 100 euro.
In de stad
Moet je op het platteland wonen om te imkeren? “Anders dan wat je zou denken, is het net interessanter in stedelijk gebied”, weet Minnaert. “Het belangrijkste is dat de bijen aan nectar en stuifmeel raken, van vroeg in de lente tot het einde van de zomer, en dat het beste binnen een actieradius van 3 kilometer. Desnoods raken ze tot 5 kilometer ver, maar om zover te komen hebben ze evenveel energie nodig als ze aan honing terugbrengen. De juiste condities vind je vooral in de groene gordels rond de steden, waar je een diversiteit aan bomen en planten hebt. In de stadskernen vinden bijen dan weer nectar en stuifmeel in de parken.”
“Als je in landelijk gebied imkert, is de kans groot dat de bijen op velden terechtkomen. Maar een bij heeft bijvoorbeeld niets aan een aardappelveld, want aardappelplanten leveren geen nectar of stuifmeel. Op een maisveld vinden ze wel stuifmeel, maar dat is beperkt beschikbaar in de tijd, want mais bloeit niet hele jaar door. En het is een zeer eenzijdig dieet. Wil je toch op het platteland imkeren, dan zoek je het beste een natuurgebied met voldoende variatie.”
Een bijkomend voordeel is dat er in de stad minder pesticiden zijn, volgens Minnaert. “Er is de voorbije tijd veel gedaan om bij-onvriendelijke pesticiden te weren. Europa heeft onlangs het gebruik van neonicotinoïden, die voor bijen bijzonder schadelijk zijn, verboden. Daar zijn we als imkers blij om, maar als het zo slecht gaat met de bijen, ligt dat niet alleen aan de pesticiden, maar nog meer aan de varroamijt en het gebrek aan biodiversiteit in onze omgeving. Dat gebrek aan biodiversiteit is het gevolg van de intensieve monocultuur in de landbouw.”
Fijnstof daarentegen lijkt minder een probleem, omdat het niet in de nectar terechtkomt. “Al weet ik niet of daar al voldoende onderzoek naar gedaan is.”
Steekduivels
Of het nu in de stad is of op het platteland, nergens kun je je bijen plaatsen waar je wilt. “Je informeert het beste bij je gemeente, want de regels kunnen afwijken.” Van veel problemen tussen imkers en buren heeft Minnaert geen weet, al wordt er steeds meer geïmkerd in dichtbewoonde gebieden. “Mijn ervaring is dat je met veel uitleg al een heel eind komt. In ieder geval is er weinig reden voor angst, want imkers nemen de zachtaardigheid van de bijen heel erg au sérieux”, weet Minnaert.
“Niemand is erbij gebaat steekduivels te kweken. Het komt erop aan je koningin zo raszuiver mogelijk te houden. Bij de kweeklijnen wordt geselecteerd op een aantal criteria, en zachtaardigheid is een van de voornaamste. Om te vermijden dat je een agressieve bijenkolonie krijgt, is het raadzaam de koningin na enkele generaties te vervangen, want de raszuiverheid van een kolonie gaat met elke nieuwe generatie koninginnen achteruit.”
Om bijen te mogen houden hoeft een imker geen erkenning aan te vragen, maar hij moet zijn bijenbestand wel registreren bij het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Dat kan stalen van de honing onderzoeken voor de voedselveiligheid. Het FAVV is ook belast is met de monitoring van bijenziekten. Daarvoor is iedere imker verplicht bepaalde bijenziektes te melden bij het agentschap, zodat het de gepaste actie kan ondernemen. Voor sommige ziektes kan dat betekenen dat een schutkring wordt ingesteld, waarbinnen alle bijenkolonies worden vernietigd. “Dat is hard, maar anders blijft de besmetting rondgaan”, aldus Minnaert.
‘Ik wilde altijd al iets doen voor de natuur’
“Ik ben bijna tien jaar geleden bijen beginnen te houden, nadat ik in contact gekomen was met een iets oudere imker die me begeesterde met zijn verhalen”, vertelt Danny Minnaert. “Hij hielp me een eerste bijenvolkje op te starten en leerde me alles, precies zoals hij het van zijn schoonvader had geleerd. Mijn eerste kast stond naast de zijne. Het tweede jaar had ik er al drie en was ik even gebeten als mijn mentor. Ik volgde ook cursussen en breidde mijn bestand systematisch uit.”
Ondertussen had Minnaert zijn partner Annelies Coenraets ontmoet. “Ik ben zes jaar geleden begonnen, na het lezen van een krantenartikel over een imkercursus”, vertelt ze. “Ik wilde altijd al iets doen voor de natuur en dus schreef ik me in, kocht een bijenkast en sloot me aan bij een vereniging. Verder leerde ik al doende. Ik zocht veel op en hing vaak aan de telefoon met andere imkers, onder wie Danny.”
Beiden voegden hun bijenkolonies samen. “We hebben drie bijenstanden, waaronder een op het dak van de Arteveldehogeschool in het centrum van Gent. De school was vragende partij en had het bij de verbouwing ingepland, zodat het dak zwaar genoeg was om de bijenkasten te dragen. Het project wordt uitgerold op hun andere campussen. Samen met een collega-imker onderhouden we ook de bijenkasten op het kerkhof van Melle, een initiatief van de gemeente.”
“Vorig jaar hadden we achttien bijenvolkeren, waarvan helaas slechts twee de winter hebben overleefd. Daarmee is onze inzet van de voorbije vijf jaar van de kaart geveegd. Een lesje in bescheidenheid was dat. Maar we geven niet op, en ondertussen hebben we weer tien kasten.”
Als je weet dat een startende kast al snel 20.000 bijen telt en dat dat aantal kan oplopen tot 80.000, zodra de kast op volle kracht draait, gaat het om een indrukwekkend aantal bijen. Maar toch is het stel niet iedere dag met de bijen bezig. “De term weekendimker die je steeds vaker hoort, is zeker op ons van toepassing. In de bijenmaanden, van maart tot september, zijn we er elk weekend zo’n acht uur mee zoet. Tijdens de oogstperiode kan dat nog wat meer zijn. Maar het blijft een hobby. Zoals voor 95 procent van de imkers in ons land.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier