Herman Wijffels: ‘Dienstbaarheid is de kern van goed bankieren’
74 jaar is Herman Wijffels, maar hij blijft een van de meest gerespecteerde Nederlandse economen en bewindvoerders. “Als de banken het accent blijven leggen op geld maken met geld of speculatieve winsten, dreigen ze maatschappelijk disfunctioneel te worden.”
Herman Wijffels raakte vooral bekend als directievoorzitter van Rabobank, die hij tussen 1986 en 1999 leidde. Daarna werd hij benoemd tot voorzitter van Nederlands machtige club van werkgevers- en werknemersorganisaties, de Sociaal-Economische Raad (SER), die zwaar weegt op het sociaaleconomische beleid van de overheid. Wijffels lag in de jaren 2000 mee aan de basis van het bejubelde poldermodel en schreef als informateur mee het regeerakkoord voor het kabinet-Balkenende IV.
De voorbije jaren heeft hij zich vooral toegelegd op zijn functie van hoogleraar aan de universiteit van Utrecht en zet hij zich in voor een duurzame, vreedzame en rechtvaardige wereld. Het model van de circulaire economie (zie kader Circulaire versus lineaire economie) is een van zijn favoriete gespreksonderwerpen geworden. Hij kwam er voor de vakantie in Brussel over spreken tijdens een lezing voor een extern publiek, georganiseerd door Cera en KBC.
Trends vroeg zich af hoe je het concept van de circulaire economie kunt toepassen op de financiële sector, een wereld die de voorbije jaren vooral in het nieuws kwam door falende corporate governance, winstbejag en risicogedrag. Wijffels staat ons te woord in een recycleerbaar kostuum dat hij af en toe gebruikt in ruil voor 100 euro statiegeld. “Het volstaat niet mooie verhaaltjes te verkondigen, je moet tonen dat je het meent”, zegt hij vastbesloten.
De principes van de circulaire economie ogen mooi, maar is het een model dat voldoende groei kan genereren om onze welvaart in stand te houden?
Wijffels: “Niet als je rekent op de oude, lineaire manier en als je groei uitdrukt als meer materie, meer spullen, meer producten. Vooruitgang zal zich vooral manifesteren onder de vorm van kwaliteitstoename. Voor het oude, materieel gemeten welvaartsniveau is de circulaire economie misschien geen goede zaak. Maar het model kan wel een betere en duurzamere relatie creëren tussen mensen, tussen mensen en bedrijven, en tussen mensen en de aarde als leefsysteem.”
Dat impliceert dat we welvaart niet langer moeten uitdrukken in groei van het bbp?
Wijffels: “Precies. Internationaal bestaat daar in wetenschappelijke kringen al een consensus over. Enkel de beleidsmakers blijven nog sturen op die oude parameter. Maar wetenschappers houden al veel meer rekening met andere criteria. We moeten een brede reeks maatstaven hanteren om de maatschappelijke vooruitgang te beoordelen. Dat geldt ook voor ondernemingen, die we momenteel vooral bekijken vanuit het standpunt van rendabiliteit en winstgroei. Maar steeds meer bedrijven beseffen dat ze in de toekomst niet enkel beoordeeld zullen worden op de financieel-economische waarde die ze creëren, maar ook op hun maatschappelijke waarde: wat beteken je als onderneming, in positieve en negatieve zin, voor de mensen en het milieu?”
“In het oude systeem kon je winst maken ten koste van mensen en milieu, door mensen te belazeren of door ecosystemen uit te putten. Dat zal in de toekomst niet langer geaccepteerd worden. Je merkt dat consumenten in hun aankoopgedrag steeds meer rekening houden met de impact op de mens en het milieu. Die trend is misschien nog niet veralgemeend, maar ze is volgens mij niet meer te stoppen.”
Als je het succes ziet van bepaalde kledingketens, die zondigen tegen ethische principes, zou je toch denken dat de consumenten zich louter en alleen door de lage prijs laten leiden?
Wijffels: “Je hoort mij niet zeggen dat we er al helemaal zijn. De oude wereld is niet verdwenen. Integendeel, ze domineert voorlopig nog. Maar waar ik heilig in geloof, is dat een voorhoede in de maatschappij, zowel burgers als bedrijven, begrijpt dat ze een maatschappelijke en ecologische verantwoordelijkheid draagt, en dat de grenzen van het lineaire systeem bereikt zijn. Nederlandse bedrijven als DSM en Unilever passen hun bedrijfsmodellen aan. Zo engageert Unilever zich om de komende jaren de inzet van grondstoffen per eenheid product te halveren. Maar Unilever kan dat natuurlijk niet op zijn eentje realiseren. Heel de keten van toeleveranciers wordt verplicht mee te stappen in dat verhaal. Zo krijg je structurele veranderingen.”
Hoe ziet u dat in het licht van de financiële sector, die de voorbije jaren geen toonbeeld van duurzaamheid was?
Wijffels: “De financiële sector heeft het voorbije decennium vooral gefunctioneerd vanuit de finaliteit: hoe kunnen we, bijvoorbeeld via speculatieve transacties, de rijkdom nog vergroten? Daardoor zijn er bubbels ontstaan en is de financiële sector een bron van instabiliteit geworden. De vraag die de banken zich moeten stellen is hoe het nu verder moet. Als ze het accent blijven leggen op geld maken met geld of speculatieve winsten, stijgt de kans dat ze maatschappelijk disfunctioneel worden. Er is volgens mij een grote behoefte aan een herijking van de moraal waarmee financiële instellingen functioneren en zich definiëren.
“Ik zie de rol van de financiële sector in de economie als een strikt dienende. Banken moeten ontwikkelingen in de reële economie ondersteunen en bijdragen tot de transitie van de economie en de maatschappij. Als je beseft dat we de komende jaren heel ons energiebestel moeten omschakelen van fossiel naar hernieuwbaar, en heel onze economie van lineair naar circulair, dan spreek je over enorme investeringen. Die zullen een normaal rendement opleveren, maar niet de grote speculatieve winsten uit het verleden.”
Als kredietverschaffers en investeerders zullen de banken mee het succes van een circulaire deeleconomie bepalen?
Wijffels: “Kijk, als banken winst maken door mensen de verkeerde producten aan te smeren, door speculatie, of door verspillende en vervuilende bedrijven te financieren, gaan ze in tegen de principes van de circulaire economie. Als ze hun maatschappelijke rol willen waarmaken, moeten ze zich integendeel verdiepen in het soort financieringsconstructies die nodig zijn voor circulaire bedrijfsmodellen. En dan dien je niet enkel naar de solvabiliteit van één onderneming, maar naar de levensvatbaarheid van een hele bedrijfsketen te kijken.
“Bovendien vergen circulaire bedrijfsmodellen relatief hoge investeringen in het begin, terwijl de returns pas later volgen. Dat impliceert een hogere initiële financiering en een langere looptijd. Voor de banken is dat niet simpel want de Bazel-regels bevorderen precies een zo kort mogelijke financiering. Ik vermoed dat we almaar meer constructies gaan zien waarin de banken als initiële financier optreden maar de lange looptijd plaatsen bij andere instellingen, zoals verzekeraars of pensioenfondsen.”
Zijn de bankiers momenteel echt bezig met zaken als een duurzame wereld?
Wijffels: “De haute finance, de wereld van de grote zakenbanken, is daar niet mee bezig. Maar ik zie andere financiële instellingen die wel volop reflecteren over hun maatschappelijke rol. In Nederland hebben de meeste grootbanken hun zakenbankavonturen fors teruggeschroefd. Voor zover ik weet, is dat in België bij een bank als KBC ook zo. De terugkeer naar het bread and butter-bankieren is volop aan de gang. Dienstbaar zijn aan de klanten, op een lokaal of regionaal niveau, daar komt het op neer. En dat begrijpen steeds meer instellingen.”
Dat soort van klassiek bankieren levert natuurlijk niet de hoge rendementen op die banken in het verleden dreef.
Wijffels: “Mijn stelling is dat een bank die goed werk levert, ook op die manier voldoende winst kan maken. Maar een gezonde financiële sector wordt beter niet door de beurs gedomineerd. Als te veel banken op de beurs noteren en met elkaar vergeleken worden in termen van rendement, gaat de kudde zich weer in de verkeerde richting bewegen. Uit een analyse van de financiële crisis is gebleken dat de spaarbanken, de overheidsgerelateerde en de coöperatieve banken veel beter door de crisis gekomen zijn. Daarom ben ik voorstander van een zo divers mogelijke bankensector. Hoe meer diversiteit, hoe meer stabiliteit in het financieel systeem.”
In België zijn banken met een coöperatieve onderbouw, zoals KBC en Dexia, nochtans mee onderuit gegaan.
Wijffels: “Sommige coöperaties hebben zich laten meeslepen in de golf van commercialisering die eind de jaren negentig op gang gekomen is. Enkele banken hebben daar een heel hoge prijs voor betaald. Rabobank heeft zware verliezen geleden op zijn vastgoedportefeuille en was betrokken bij het Libor-schandaal (manipulatie van rentetarieven, nvdr). Maar in verhouding was de globale schade bij de coöperatieve banken minder groot dan bij de commerciële banken.”
Bij Rabobank zijn de lokale coöperaties sinds begin dit jaar gefuseerd tot één grote nationale coöperatie. Dreigt zo het coöperatieve gedachtegoed niet te verwateren?
Wijffels: “Ik moet toegeven dat ik geen voorstander was van die fusie. Maar ze is nu eenmaal afgedwongen door de Europese toezichthouder, die oordeelde dat het model van honderden zelfstandige, lokale banken niet hanteerbaar was. Ook de zware administratieve lasten waren een argument om alles samen te gooien. De operatie blijft in mijn ogen doodjammer, maar ze was onvermijdelijk. Nu er één landelijke coöperatie is, zal Rabobank inspanningen moeten doen om op lokaal niveau invulling te geven aan de coöperatieve gedachte. De toekomst zal uitwijzen of dat lukt. Het zou zomaar kunnen dat Rabobank heel sterk gaat lijken op ING of ABN AMRO.”
Is er ook geen behoefte aan een grote cultuurverandering bij de banken?
Wijffels: “Absoluut. Onder alles wat ik hier vertel, ligt een waardesysteem waarvan de kern dienstbaarheid is. Een bank moet zich niet laten leiden door interne, maar door externe doelen: wat kunnen wij betekenen voor mensen? Maar bij veel banken zijn interne verkoop- of winstdoelstellingen nog altijd de basis voor het verloningssysteem. In Nederland zijn dergelijke bonussystemen nu verregaand afgebouwd en hanteert men andere parameters, zoals de klantentevredenheid. Er is veel vooruitgang, maar toch hoor je medewerkers nog vaak klagen dat ze beoordeeld worden op hoeveel ze verkocht hebben, los van de vraag of dat ook goed is voor de klant. Die spanning is er nog altijd.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier