Vrije Tribune
‘De economie verarmt als ze wordt gereduceerd tot markt, groei en kortetermijnwinst’
Een economie die te eng wordt opgevat in termen van financiële resultaten en kwartaalrapporten, waarin mensen grondstoffen zijn, de CEO de farao-koning is, is een economie die uiteindelijk haar bestaanscondities ondergraaft.
Mensen zijn, in hun onstuitbare bedrijvigheid, nieuwsgierigheid en ondernemersinitiatief, tot veel in staat gebleken. Zij kunnen de natuur niet alleen verklaren, maar ook voorspellen en zelfs – in toenemende mate – naar hun hand zetten. Ze creëren machines die krachtiger, slimmer en sneller zijn dan hun intelligentste soortgenoot. Door hun onblusbare informatiezucht verzamelen ze data over zichzelf en hun wereld en delen die met anderen. Onze wereld is steeds maakbaarder en kneedbaarder geworden. Zo bekeken is ‘de mens’ een combinatie van creativiteit en daadkracht, een ondernemer in de volle betekenis.
Nochtans ondervinden mensen en cours de route heel wat obstakels en problemen: zij staan immers niet op zichzelf en dienen rekening te houden met anderen. De plaats waar we elkaar in de dagelijkse activiteit treffen en ontmoeten is de economie in de betekenis van huishoudkunde (oikonomia). Hier geven we met zijn allen een bepaalde vorm en inhoud aan. En laat het net nu die vorm en inhoud zijn die, volgens de samenstellers van dit cahier, aan een koerswijziging toe zijn. In de economie is er niet één weg, er is méér van belang dan de loutere obsessie met vooruitgang. De economie verarmt als ze wordt gereduceerd tot markt, groei en kortetermijnwinst. Een economie die te eng wordt opgevat in termen van financiële resultaten en kwartaalrapporten, waarin mensen grondstoffen zijn, de CEO de farao-koning is, is een economie die uiteindelijk haar bestaanscondities ondergraaft. Ze houdt te weinig rekening met het doel waarvoor ze oorspronkelijk in het leven werd geroepen: het ordelijke huis van de mens, voor en door mensen.
De opeenstapeling van crises, van burn-outs tot bail-outs, van klimaatverandering tot pandemie, roept ons een halt toe: het is hoog tijd om na te denken over de richting die de economie van morgen moet uitgaan. De schrijvers en samenstellers van dit cahier stellen ‘een economie van de hoop’ voor als ruimte voor reflectie en kritiek. Dit begrip kan bij u misschien vreemd in de oren klinken. Als iets abstract utopisch, als naïef optimistisch, niet gericht op de praktijk: als iets onrealistisch. Wees gerust, we streven hiermee niet naar een volledige verwerping van al het bestaande. Wat wij wél radicaal afkeuren, is een geslotenheid voor een andere toekomst. There Is An Alternative, wat de erfgenamen van Margaret Thatcher ook mogen beweren.
De economie verarmt als ze wordt gereduceerd tot markt, groei en kortetermijnwinst.
Het idee voor een economie van de hoop is niet zomaar uit de hoge hoed getoverd. Hendrik Opdebeeck, titularis van de Trends Leerstoel Economie van de Hoop, presenteert het idee ‘economie van de hoop’ in het openingsartikel als een paraplubegrip voor de vele transitie-economieën die momenteel door allerlei scholen en bewegingen ter wereld in de praktijk worden gebracht. Denk aan de ‘donuteconomie’, de ‘circulaire economie’, de ‘Corporate Social Responsibility- of verantwoordelijke economie’, de ‘gelukseconomie’ en de ‘purpose economy’. Wij staan op de schouders van reuzen, dat wil zeggen: van vele andere denkers.
Misschien is nu, in deze donkere winter van een pandemie, het moment gekomen waarop de hoop kan binnentreden. Het dringende gevoel dat het beter, of toch minstens anders, kan. Moet. Want de economie, dat zijn wij allen, en meer dan ooit voelen we dat we moeten zorgen voor elkaar. En ook voor dat kleine meisje hoop waar de dichter Charles Péguy het in 1912 al over had:
Want het is dat kleine meisje hoop
– je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is –
het is dat kleine meisje hoop
dat mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Maar wat vermag de hoop nu precies? En waarom zou nu net een economie van de hoop ons uit de ecologische en sociaaleconomische crisis kunnen halen?
Hoop is een ambigu concept. Zoals u zult kunnen lezen is niet iedereen het eens over wat ‘hoop’ precies inhoudt. Is hoop een emotie, een morele plicht, een soort bang afwachten, of een gevaarlijke predispositie tot het scheppen van luchtspiegelingen? In dit themanummer proberen we een aantal krijtlijnen uit te tekenen die de waarde van hoop binnen een economie illustreren. De bijdragen van de verschillende auteurs weerspiegelen hun eigen opvatting en invulling van het begrip ‘hoop’ en de relatie ervan met de economie.
Wat vaststaat, is dat hoop zich verhoudt tot de toekomst. Verschillende auteurs kaarten dan ook de klimaatcrisis (met haar hedendaagse en toekomstige gevolgen) aan in relatie tot de economie. De Amerikaanse politiek econoom Andrew Winnick, bijvoorbeeld, pleit vurig in zijn essay – dat geschreven werd voordat de Amerikaanse verkiezingsuitslag van 3 november bekend was – voor een Green New Deal. Dit pleidooi kan echter moeiteloos worden toegepast op onze eigen Europese situatie. Een complexe crisis vereist een totaalaanpak, zo bevestigde ook de Europese Commissie met haar eigen Green Deal.
Niettemin staan theorie en praktijk geregeld op gespannen voet. Hoe geef je invulling aan een economie van de hoop? Wat kan ik zelf doen en welke verantwoordelijkheid dragen we collectief? Gaan hoop en ondernemersinitiatief wel samen? Deze spanning tussen de wereld van filosofische overwegingen en die van economische praktijken uit zich in dit cahier in de vorm van twee soorten bijdragen: er zijn enerzijds beschouwende essays en anderzijds getuigenissen uit de praktijk. Het thema ‘economie van de hoop’ vraagt daar ook om. Want de praktijk daagt de theorie uit en andersom.
Wegen deze hoopvolle ideeën en initiatieven op tegenover de aanhoudende stroom aan wetenschappelijke alarmberichten? Wanhopen is ook een strategie, vergelijkbaar met zelfverdediging: als je het slechtste scenario verwacht, word je in het beste geval verrast en in het slechtste geval tenminste niet teleurgesteld. In het geval van de klimaatcrisis leidt doemdenken echter tot een splitsing in de wereldbevolking tussen zij die de middelen hebben om zich te redden en zij die achterblijven. Het enige wapen tegen een al te ongelijke wereld is het creëren van een gezamenlijke toekomstvisie. Hoop houdt ons op de been, maar zij is dus ook gevaarlijk. Hopen vereist moed. En soms blijkt de hoop opeens uit ons cultureel reservoir op te borrelen. In het voorbije donkere Beethovenjaar was diens Negende Symfonie hier meermaals een sprankelend voorbeeld van. In dit themanummer blijkt hoezeer, naast een aantal evocatieve illustraties, literatuur eveneens een bron van hoop is. Dat is ook niet zo vreemd, want ‘de literatuur stelt je niet in staat om te lopen’, zei Roland Barthes al, ‘zij stelt je in staat om te ademen.’ De literatuur leert ons beter te voelen, zij is nooit begrensd, zij blijft resoluut open. Literatuur lezen is een experiment met alles wat denkbaar is, met alles wat mogelijk is.
Wij nodigen u uit om samen met ons verder na te denken over, en te werken aan, ‘een’ economie van de hoop.
Wij zouden het zeer waarderen als u wilt reageren op wat u in de Trends-bijlage van deze week leest. Dat kan via de website van de Trends Leerstoel Economie van de Hoop
Veel inspiratie gewenst,
Het ad-hoc redactieteam van dit themanummer: Guido Vanheeswijck · Nynke van Uffelen · Hendrik Opdebeeck Gilke Gunst · Annemarie Estor · Wil Derkse · Brecht Daneels · Ludo Abicht
Lees het volledige themanummer ‘Een economie van de hoop’ (pdf)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier