De American Dream ligt aan diggelen
Iedereen kan rijk worden in de Verenigde Staten, maar slechts de helft van de Amerikanen heeft het beter dan zijn ouders. De ongelijke inkomensverdeling, de dure universiteiten en de falende sociale zekerheid verdiepen de kloof tussen rijk en arm. De politiek moet in actie schieten, maar zit muurvast.
Er zijn best nog rijken in de Verenigde Staten, maar ze worden stilaan oude gloriën. Neem Jeff Bezos. De Amazon-baas staat op het nummer één in de jongste miljardairslijst van Forbes, maar een nieuwe rijke kun je hem niet meer noemen. Iets verderop in de top tien prijken het Microsoft-icoon Bill Gates, de superbelegger Warren Buffett en de softwaretycoon Larry Ellison: allemaal bestofte helden. Zelfs Facebook-CEO Mark Zuckerberg is zijn wilde haren al kwijt. De laatste drie plaatsen in de top tien gaan naar telgen van de familie Walton, bekend van de supermarktketen Walmart. Oud geld dus. Vooralsnog tellen de Verenigde Staten de meeste miljardairs (614) in de lijst. Maar dit jaar zijn er slechts 44 Amerikaanse nieuwkomers. Het verse bloed komt vooral uit China, met 80 nieuwelingen.
De Amerikaanse mythe zal botsen met de realiteit. Misschien zijn we al zover’ Matthias Matthijs, Johns Hopkins University
Verwonderlijk is dat niet. China is een snel groeiende economie, met vier keer zoveel inwoners als de Verenigde Staten. Maar dat is niet de enige verklaring. Er hapert iets aan de American Dream. De Verenigde Staten lijken niet meer het land waar iedereen fortuin kan maken, ongeacht hun rang of stand, of zelfs gewoon vooruit kan komen. The fading American dream, een studie uit 2017 van de Harvard-econoom Raj Chetty en andere auteurs, vergeleek de inkomens van generaties Amerikanen. In 1970 verdiende 92 procent van de Amerikaanse dertigjarigen meer dan zijn ouders op dezelfde leeftijd. In 2014 was dat nog amper nog de helft.
Een deel van de uitleg is de achteruitgang van de economische groei. De Amerikaanse babyboomers van na de Tweede Wereldoorlog zagen de sterke welvaartstoename vertaald in hun loonzakje. Ze deden het bijna automatisch beter dan hun ouders. Maar daarna werd dat almaar moeilijker. Hadden de dertigers van 2014 dezelfde economische groei gekend als hun leeftijdsgenoten van 1970, dan deed niet de helft maar 62 procent het beter dan hun ouders, aldus de studie.
De groeiende inkomensongelijkheid is een belangrijker deel van de verklaring. De economie mag dan al groeien, als het grootste stuk van de taart naar een groepje enkelingen gaat, zullen velen slechter af zijn dan hun ouders. De Amerikaanse dertigers van 1970 kenden nog een genereuze inkomensverdeling, maar vanaf de jaren tachtig nam de ongelijkheid in de Verenigde Staten toe. Hadden de dertigers van 2014 kunnen profiteren van de inkomensverdeling in 1970, dan verdiende maar liefst 80 procent van hen meer dan hun ouders, ook al bleef de groei gelijk.
Er is dus meer nodig dan groei om mensen vooruit te doen gaan. Om de American Dream te redden, moet de taart opnieuw eerlijk worden verdeeld. Maar de Amerikaanse inkomensongelijkheid is bij de hoogste in de industriële wereld. De 1 procent die het meest verdient, haalt 39 keer zoveel inkomen binnen als de 90 procent verdieners geteld vanaf de bodem, volgens berekeningen van de econoom Emmanuel Saez van de Californische universiteit UC Berkeley. Wie probeert op te klimmen, kreeg het moeilijker, berekende de Amerikaanse denktank Brookings. In de periode 1967-1981 slaagde 43 procent van de Amerikaanse armen erin te stijgen op de inkomensladder. In de periode 2002-2016 was dat nog 35 procent. In de periode 1967-1981 verviel slechts 6 procent van de lagere middenklasse in armoede, in de periode 2002-2016 was dat al 18 procent, of drie keer meer.
Piramidesysteem
Naast groei en inkomensverdeling is onderwijs een manier om mensen vooruit te helpen. Maar ook daar is er slecht nieuws. Het Amerikaanse onderwijs lijkt de klassenverschillen veeleer te verdiepen, volgens Brookings. Van alle Amerikaanse universitairen in de periode 1967-1981 behoorde 36 procent tot hogere middenklasse en 1 procent tot de rijken. In de periode 2002-2016 hadden beide klassen hun aandeel verhoogd tot respectievelijk 55 en 4 procent. Aan het andere uiteinde van het onderwijsspectrum, de schoolverlaters zonder diploma in het middelbaar onderwijs, nam het aandeel van de armen spectaculair toe: van 27 procent in de periode 1967-1981 tot 46 procent in de periode 2002-2016.
Erger nog: de meritocratie lijkt op de terugweg in de Verenigde Staten. Hard werken of studeren is niet meer voldoende om het te maken. Familie en connecties zijn des te belangrijker. Staat je wieg in het juiste huis, dan heb je meer kans op een universitair diploma. Dat is in veel landen zo, maar in de Verenigde Staten is het heel uitgesproken. Amerikaanse veertienjarigen met uitstekende wiskunderesultaten uit de lagere inkomensklassen hebben minder kans op een universitair diploma dan veertienjarigen met slechte wiskunderesultaten uit rijke milieus. Aan de Amerikaanse elite-universiteiten nemen de kinderen van de 1 procent rijksten meer plaatsen in dan alle kinderen van de 60 procent aan de onderkant van de vermogensschaal.
De rijkeren hebben het geld voor bijlessen en de voorbereiding van hun kind op het universitaire toelatingsexamen. Bovendien moet je een riant cv kunnen voorleggen om binnen te raken in een goede universiteit. “Vrijwilligerswerk in Guatemala maakt indruk, maar kost geld. Een baan in de supermarkt om je studie te bekostigen, maakt echter weinig indruk”, zegt de Vlaming Matthias Matthijs, hoogleraar internationale politieke economie aan de Johns Hopkins University in Baltimore. “Voor veel jongeren is een goede universiteit onbereikbaar geworden. Het is een piramidesysteem. De meeste universitair geschoolden trouwen met andere universitair geschoolden, en loodsen op hun beurt hun kinderen naar de universiteit. Een universitair koppel kent de weg en heeft de middelen voor de opleiding en de algemene ontwikkeling van zijn kinderen.”
De universiteiten spelen het piramidespel mee. Ondanks de flinke groei van de Amerikaanse bevolking in de laatste decennia laten ze niet meer studenten toe dan vroeger, aldus Matthijs. “Onze universiteit telde dit jaar 32.000 gegadigden. Maar we blijven bij een maximum van 1650 nieuwe studenten elk jaar, evenveel als Harvard.” De kroon op het elitaire werk is het studiegeld. “Twintig jaar geleden kostte een jaar studeren aan een Amerikaanse universiteit zowat 20.000 dollar. Vandaag is dat gemakkelijk 60.000 dollar. De studentenschulden zijn een enorm probleem in de Verenigde Staten, want het loon van een afgestudeerde is de stijging van de studiekosten helemaal niet gevolgd.”
Je kunt nog weinig hervormen. Hier heersen Belgische toestanden’ Matthias Matthijs, Johns Hopkins University
Huiselijk comfort
Eén aspect van de American Dream is nog springlevend: huiselijk comfort voor iedereen. “Vroeger kostte een flatscreen-tv een paar duizenden dollars, vandaag bestel je er een voor een paar honderden dollars op Amazon.com, gratis thuis geleverd de volgende dag”, zegt Matthijs. “Ook energie is spotgoedkoop. In de zomer vergat ik mijn airco af te zetten toen ik op vakantie vertrok. Het systeem bleef drie weken lang draaien, maar op mijn elektriciteitsfactuur was dat nauwelijks te merken.”
Maar daarmee zijn de zegeningen voor de gemiddelde Amerikaan zowat geteld, aldus Matthijs. “Gezonde voeding is duur. Gezondheidszorg kost astronomisch veel. Wie niet verzekerd is, betaalt 300 dollar voor een doosje van 20 antibioticapillen, en evenveel voor een bezoek aan de dokter. Slechts een derde van de Amerikanen heeft een afdoende ziekteverzekering, gefinancierd door hun werkgever. De rest heeft enkel een verzekering voor basiszorg, of valt terug op de overheid via Obamacare, en Medicare voor 65-plussers. Een ernstige aandoening is dan een financiële ramp, zeker als je in het ziekenhuis terechtkomt. Je staat er alleen voor, want je loon is meestal niet hoog genoeg voor een privéverzekering.”
Ook een waardig leven als bejaarde is een strijd. “Als gewezen leraar of verpleegster kun je eigenlijk niet leven van je pensioen”, zegt Matthijs. “Veel senioren blijven dan maar werken, tot hun 75ste of zelfs langer. In de supermarkt zie je vaak oudjes aan de slag met het terugzetten van winkelkarretjes of andere kleine baantjes. Het systeem van het private pensioensparen brengt voor twee derde van de begunstigden niet meer op dan 35.000 dollar tegen hun 65ste, terwijl een minderheid te veel geld overhoudt. Hoogleraren aan de Johns Hopkins University bijvoorbeeld krijgen 12 procent van hun loon op een pensioenspaarrekening gestort, zodat sommige van mijn collega’s hun loopbaan eindigen met miljoenen dollars. Ze weten gewoon niet wat ze moeten aanvangen met al dat geld. En dat terwijl andere gepensioneerden moeten werken om te overleven, of hun huis verkopen, of aangewezen zijn op hun kinderen, en bij ziekte helemaal in armoede vervallen.”
Wie jong en ambitieus is, trekt naar de steden. Die bieden meer kansen, betere scholen en een gediversifieerd cultureel en culinair aanbod. Maar wie er een huis wil kopen, moet rijk zijn. Matthijs: “Wie geen geld heeft, krijgt geen hypotheeklening. Rijken lenen tegen uitstekende voorwaarden.”
Politieke vijanden
Als de American Dream nog bestaat, dan is het voor de happy few. “De toestand is onhoudbaar geworden,” zegt Matthijs. “De Amerikaanse mythe zal botsen met de realiteit. Misschien zijn we al zover.” Het probleem is de onmacht van de politiek. “De kleine man is onder Trump niet vooruitgegaan, maar blijft de president wel steunen. Want Trump laat het uitschijnen dat hij voor de kleine man vecht, terwijl zijn beleid in werkelijkheid heel goed was voor de superrijken. Omdat het armste derde van de bevolking bijna niet gaat stemmen, focust de politiek op het rijkere deel. Maar dat deel wil geen verandering, uit angst te verliezen wat het heeft.”
De politieke polarisering bezegelt het immobilisme. “Vroeger waren de Republikeinen en de Democraten collegiale tegenstrevers, die tot akkoorden konden komen in het belang van het land”, aldus Matthijs. “Nu zijn het vijanden. Een huwelijk van iemand uit een Republikeinse familie met een partner uit een Democratisch gezin is hier nu meer omstreden dan een huwelijk van een blanke met een zwarte ten tijde van de segregatie. Het politieke systeem in de Verenigde Staten is niet gemaakt voor die vijandschap. Al dertig jaar lang worden presidenten geblokkeerd omdat ze na tussentijdse verkiezingen een vijandige Senaat of een vijandig Huis van Afgevaardigden voor zich krijgen. Je kunt nog maar weinig hervormen. Hier heersen Belgische toestanden. Een land dat de wereld zoveel hoop en vooruitgang heeft geschonken, kan zich niet meer heruitvinden.”
Dinsdag 3 november
Op dinsdag 3 november kiezen de Amerikanen een nieuwe president. Doet Donald Trump er nog eens vier jaar bij of neemt de Democraat Joe Biden het roer over? Trends onderzoekt hoe het land ervoor staat aan de vooravond van die historische verkiezingen. Deze week stellen we de vraag of de Amerikaanse droom nog bestaat. De vorige weken onderzochten we of de Amerikanen nog altijd de leiders zijn in een aantal economische sleutelsectoren, of de dollar nog eens vier jaar Donald Trump kan overleven als de dominante reservemunt, of de Amerikaanse cultuur nog altijd het lichtende voorbeeld is en of het Amerikaanse geopolitieke leiderschap overeind is gebleven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier