Bouchons Leclercq: ‘Het is eenvoudiger een baas tegen te spreken dan je vader’
Het familiebedrijf Bouchons Leclercq uit Fleurus vierde vorig jaar zijn eeuwfeest. Het produceert sinds 1954 geen kurken meer, maar is nu een specialist in de afwerking en bedrukking van kurken. Goed voor bijna honderd miljoen stuks per jaar.
De Belgische kurkindustrie is meer dan Nomacorc, dat tegenwoordig deel uitmaakt van de internationale groep Vinventions. In Fleurus heeft een kleine Waalse kmo met zeven medewerkers (binnenkort acht) zich gespecialiseerd in de afwerking en de bedrukking van kurken. Bij de afwerking gaat het om de behandeling van het kurkoppervlak met een voor voedingsmiddelen geschikte laag paraffine en silicone.
Bouchons Leclercq, de exclusieve partner voor België van het Franse bedrijf Diam Bouchage, werkt uitsluitend met natuurkurk. Het is nooit gezwicht voor de mode van de synthetische kurken. Het bedrijf wordt geleid door Cédric en Damien Leclercq, en hun moeder.
3 miljoen kurken
“Bijna alle Belgische brouwerijen zijn klant bij ons”, steekt Cédric Leclercq van wal. “Noem maar op: Chimay, Cantillon, Dupont, Dubuisson, Rochefort, Carolus, de Brasserie des Géants… AB InBev neemt jaarlijks 3 miljoen kurken bij ons af voor alle moeilijk af te sluiten flessen, of degene die per container naar het buitenland gaan. Als je een fles bier ziet met een Belgische kurk, mag je ervan uitgaan dat die van bij ons komt. Brouwerijen beteken circa drie kwart van onze activiteit. 15 procent komt van frisdranken zoals Kidibul. De resterende 10 procent van de business komt van wijn.”
De markt is in feite volledig omgeslagen. Twintig jaar geleden werd die nog grotendeels gedomineerd door wijn. “Toen bewaarde Delhaize nog enorm veel flessen wijn in zijn magazijnen”, gaat Cédric Leclercq voort. “De winkelketen nam bij ons 20 miljoen kurken per jaar af. Dat gold trouwens ook voor Le Clos du Renard, het wijnverpakkingsbedrijf uit Trazegnies. Die afzetvolumes zijn fors gedaald. Maar de markt trekt weer aan. Delhaize plaatst voortaan al zijn bestellingen bij ons. Goed voor een order van 12 miljoen kurken volgend jaar. En de opkomst van de Belgische wijn is ook heel goed voor ons. Menig wijndomein doet een beroep op ons: Bioul, Entre-Deux-Monts, Ry d’Argent… En daarnaast ook wijnhandels zoals Vins Pirard en het huis Grafé-Lecocq in Namen.”
Leven in de brouwerij
Bouchons Leclercq produceert 50.000 kurken per uur, of twee miljoen per week. Goed voor een productie van 97 miljoen kurken vorig jaar. Die stijging van bijna 20 procent ten opzichte van 2017 was te danken aan de buitengewone vitaliteit van de biermarkt. Niet alleen steeg de algemene productie, er verschenen ook nieuwe merken en cuvées.
De kmo werkt alleen op bestelling. Zijn grootste klant is de Noord-Franse Brasserie de Gayant, sinds kort een deel van de groep St-Omer. De brouwerij wil liefst 25 miljoen kurken afnemen in 2019: een kwart dus van de productie van Bouchons Leclercq. Deze goede resultaten hebben uiteraard hun weerslag op de omzet, die in dezelfde mate toegenomen is: van 4,8 miljoen euro in 2017 tot 5,7 miljoen euro in 2018.
Geen smaak
Het avontuur van de familie Leclercq begon enigszins per toeval aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Banketbakker Louis Bodart kon geen grondstoffen meer vinden en zocht een nieuwe bron van inkomsten. Samen met zijn neef Joseph Leclercq, de overgrootvader van Cédric en Damien, begon hij kurken te recycleren. Ze liepen de cafés af, verzamelden de gebruikte kurken, kookten ze en maakten ze klaar voor hergebruik. Na een tijd begonnen ze zelf kurken te produceren.
“De kurk kwam per trein uit Portugal naar Fleurus”, vertelt Damien. “In feite hebben zij toen al de kringloopeconomie uitgevonden, want ze begonnen met de recyclage van hun eigen kurken. Vergeet niet dat in die jaren de apotheken grote kurkgebruikers waren. De kurken die zij gebruikten, waren kleiner dan die voor wijn of bier. De zaken gingen goed en in 1932 installeerde Bouchons Leclercq zich in een oude brouwerij in het centrum van Fleurus. Waar we tot 2010 bleven.”
In 1954 kwam François Leclercq aan het roer van het bedrijf. Hij stopte al snel met de productie van kurken in Fleurus. In plaats daarvan concentreerde Bouchons Leclercq zich op het wassen en drogen van kurken en op de afwerking en bedrukking. Ook de eerste twee activiteiten zijn intussen stopgezet.
De kmo produceert dus al bijna 65 jaar geen eigen kurken meer. En die beslissing is cruciaal gebleken. “Als hij die beslissing niet had genomen, zouden we nu niet meer bestaan”, verzekert Cédric ons. “We zouden failliet gegaan of overgenomen zijn. Al in die tijd was de grondstof het doelwit van een prijzenoorlog. En dat is nooit meer veranderd. Kurk was de passie van mijn grootvader, maar het bedrijf uitbreiden is nooit zijn bedoeling geweest. Hij had zijn klanten en zijn rondes. En 8 à 9 miljoen kurken. Daar kon hij ruimschoots van leven. Hij heeft trouwens zo lang mogelijk gewacht om mijn vader bij het bedrijf te betrekken, want volgens hem konden er geen twee families van leven.”
In 1984 nam Christian Leclercq het bedrijf over. De werkplaats en het wagenpark werden gemoderniseerd, zodat ze zo snel mogelijk konden inspelen op de vraag van de klanten en volume konden draaien. En hij zocht zijn klanten in heel België. Christian Leclercq had ook vooral veel vertrouwen in de Franse starter Diam Bouchage.
Het bedrijf is een specialist in kurken die gegarandeerd geen kurksmaak achterlaten. Dat blijkt een gat in de markt, want Diam Bouchage verovert wereldwijd almaar grotere marktaandelen. En dat met een productie die richting 2 miljard kurken per jaar stoomt, op een wereldmarkt van 18 miljard stuks. Daarmee blijft Diam Bouchage nog ver achter de 8 miljard van marktleider Amorim. “Amorim verplettert alles”, legt Cédric Leclercq uit. “Momenteel kopen ze de kurk tegen waanzinnige prijzen. Eind 2017 kostte een kilo 60 à 70 cent. Tegenwoordig betaal je 1,60 à 1,80 euro. Voor sommige kurkenfabrikanten is dat onhoudbaar. Ze kunnen niet overleven. Zo zie je maar weer hoe cruciaal die beslissing in de jaren 1950 is geweest.”
Alles tijdig geregeld
Cédric kwam in 1993 in het bedrijf, Damien in 2004. De twee broers opteerden voor een verhuis: van de oude brouwerij naar een gloednieuw gebouw in een industriezone aan de rand van de stad. Ook al was hun vader François daar helemaal niet blij mee.
“Hij heeft zich geleidelijk teruggetrokken uit de zaak”, zegt Cédric. “In 2014 hebben we de opvolging ook juridisch geregeld. Met een holding, waarin we beide ongeveer de helft van de aandelen bezitten. Onze zus, die geen belangstelling voor het bedrijf had, hebben we uitgekocht. Onze vader wou trouwens niet dat zij zich met de kurken bezighield. Al goed dat we alles van tevoren hebben geregeld, want twee jaar later is papa omgekomen bij een ongeluk. Hoe zou dat afgelopen zijn als we niets geregeld hadden? We hebben het geluk gehad dat we lang in familieverband konden werken. We hebben zelfs nog met onze grootvader samengewerkt. Hoewel dat niet altijd even gemakkelijk is, vooral niet als er een beslissing genomen moet worden. Het is eenvoudiger een baas tegen te spreken dan je vader.”
Damien en Cédric zijn nu baas in eigen zaak. Het is nog te vroeg om te weten of hun kinderen (de ene heeft twee dochters, de andere twee zoons en een dochter) de zaak zullen overnemen, maar de twee broers denken al aan de toekomst. En dan bespeuren we toch een zekere ongerustheid. Bouchons Leclercq werkte samen met twee leveranciers. De ene heeft onlangs de andere overgenomen, waardoor Diam nu de enige partner van het bedrijf is.
“Het is een delicate situatie”, reageren Damien en Cédric. “We werken nu twintig jaar samen en we staan in de top drie van hun klanten. We hebben zelfs op moeilijke momenten vertrouwen gehouden in hen. De situatie is niet echt verontrustend, maar enige zekerheid zou wel fijn zijn. Indien ze aandeelhouder zouden worden van ons bedrijf, zou dat het risico al beperken. We kunnen beginnen met een minderheidsbelang. We hebben al ballonnetjes opgelaten. Afwachten maar.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier