Belgische bedrijven betalen tot 40 procent meer voor elektriciteit dan in buurlanden
De Belgische industrie kampt met een kostenhandicap van zowat 400 miljoen euro in vergelijking met de buurlanden als gevolg van een hogere energierekening.
Belgische bedrijven betalen voor elektriciteit nog steeds 16 tot 40 procent meer dan het gemiddelde van de buurlanden, waardoor de Belgische industrie aankijkt tegen een kostenhandicap van zowat 400 miljoen euro.
Vooral de belastingen op het elektriciteitsverbruik zijn, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, significant hoger dan in de buurlanden, blijkt maandag uit een analyse van Deloitte in opdracht van Febeliec, de federatie die de industriële energieverbruikers vertegenwoordigt in België.
Uit de analyse blijkt dat bedrijven 6 tot 11 euro per megawattuur (MWh) meer betalen in Vlaanderen en 7 tot 18 euro per MWh meer in Wallonië ten opzichte van de gemiddelde elektriciteitsprijzen van de onderzochte landen.
“Voor energie-intensieve bedrijven loopt de meerkost in de miljoenen euro per jaar, een handicap die in de huidige scherpe concurrentie niet te compenseren valt”, aldus Febeliec. Bernard Thiers, topman van het bedrijf Unilin, dat onder meer bekend is van de Quick-Step vloeren, zegt dat hij met drie gelijkaardige fabrieken in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Frankrijk, goed geplaatst is om de vergelijking te maken.
“In onze Vlaamse fabriek ligt de elektriciteitskost 37 procent hoger en in onze Waalse 45 procent hoger dan in onze Franse fabriek. De regering doet heel veel inspanningen om de loonkost aan te pakken, maar die inspanningen worden dubbel en dik teniet gedaan door de hogere energiekost”, aldus Thiers, die eraan toevoegt dat kosten voor groene stroom een maatschappelijke keuze zijn en niet afgewenteld mogen worden op de bedrijven.
De elektriciteitsprijs zelf lag vorig jaar in België nog significant hoger dan in de buurlanden, wegens de aanhoudende onbeschikbaarheid van verschillende kerncentrales en een tekort aan invoercapaciteit op momenten van hoge vraag. Naar het einde van het jaar toe, door de aangekondigde heropstart van Doel 3 en Tihange 2, en door de verlenging van de levensduur van Doel 1 en Doel 2 evolueerden de Belgische prijzen volgens Febeliec snel in de richting van het gemiddelde van de buurlanden. “Heel wat bedrijven hadden toen echter al contracten afgesloten voor 2016 en nemen deze prijshandicap nog mee gedurende verschillende trimesters of zelfs het hele jaar”, klinkt het.
Wat de netkosten betreft, worden in alle buurlanden forse kortingen (tot 90 procent) gegeven aan de industrie. Het gaat dan om grote, stabiele en voorspelbare afnemers.
“De overgrote meerderheid van onze leden heeft eenzelfde profiel, waardoor wij vragen dat in ons land aan hen dezelfde kortingen geboden zouden worden”, aldus Febeliec-voorzitter Luc Sterckx. Febeliec blijft pleiten voor de invoering van een energienorm, waarbij de elektriciteitskost van onze bedrijven gebenchmarkt wordt ten opzichte van die van de buurlanden.
“Indien de elektriciteitskost in België hoger ligt dan in de buurlanden, moeten de verschillende bevoegde overheden maatregelen treffen om de competitiviteit van onze industrie te herstellen”, zo luidt het.
Febeliec benadrukt dat hiervoor ook een groot draagvlak bestaat bij de burgers, en dat “zowel de federale als de Vlaamse en Waalse regering de idee van een energienorm steunen”. (Belga/BO)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier