Belgen over het ondernemersleven in de VS: ‘Amerikanen kunnen zich veel beter verkopen dan wij’
De Verenigde Staten zijn een ondernemersland, maar daarom nog geen ondernemersparadijs, zeker niet voor de bescheiden Belgen. Er zijn veel kansen, maar zonder knokken lukt het nooit. Intussen blijft de kiescampagne veraf. “Donald Trump of Kamala Harris? Over politiek wordt hier weinig gesproken.”
Redenen voor ondernemers om naar de Verenigde Staten te trekken zijn er genoeg. Er is kapitaal, talent en branie. En er is veel meer groei dan in Europa. Volgens voorspellingen stevenen de VS dit jaar af op een economische groei van 2,5 procent. In de eurozone is dat 0,8 procent, zowat drie keer minder. Vorig jaar was de kloof nog breder: 2,9 tegen 0,4 procent.
Ook zakendoen gaat vlotter in de VS. In de rangschikking Ease of Doing Business van de Wereldbank, die 190 landen opsomt volgens regeldruk voor ondernemers, halen de VS de zesde plaats in 2020, gebaseerd op data van het pre-coronajaar 2019. Het enige Europese land dat beter doet dan de VS, is Denemarken, op plaats vier. De Europese Unie als geheel komt niet verder dan de 39ste plaats. België staat op de 46ste plaats.
De markt
Een ander verschil met Europa is de weidsheid van de Amerikaanse markt. De VS tellen weliswaar minder inwoners dan de EU (335 miljoen tegenover 449 miljoen), maar de EU-bevolking zit verdeeld over een lappendeken van 27 lidstaten, met telkens andere regels. Niemand voelt dat beter dan Wim Van Hecke, de CEO van het Leuvense Icometrix, dat hersenscans van patiënten analyseert met artificiële intelligentie (AI). De Amerikaanse ziekteverzekeraars beslisten begin dit jaar de Icometrix-technologie terug te betalen. Meteen zwaaide de deur naar de Amerikaanse markt open.
Niet dat het in de VS vanzelf is gegaan voor Icometrix. Eerst was de toelating nodig van de gezondheidswaakhond Food and Drug Administration, en daarna een positief advies van de artsenvereniging American Medical Assocation. Pas dan beslisten de Centers for Medicare & Medicaid Services – de ziekteverzekering van de 65-plussers en minder begoede gezinnen – om de Icometrix-technologie terug te betalen, gevolgd door de privéziekteverzekeraars.
Ook in de VS is er dus best wel administratieve rompslomp, besluit Van Hecke. “Maar zodra je daar doorheen bent, kun je onbelemmerd verkopen, van Montana in het noorden tot Florida in het zuiden. Wil je als bedrijf in de gezondheidszorg snel groeien, ga dan naar de VS.” Dat hebben start-ups als Sunrise en Bloomlife goed begrepen. Zij brachten hun technologie eerst in de VS op de markt.
Het protectionisme
Voor sommige bedrijven zit de Amerikaanse deur op slot. Christopher Iwens van de waterbouw- en milieugroep DEME kan het weten. Iwens leidt het DEME-segment dat bagger-, landwinnings- en waterinfrastructuurwerken uitvoert. Hoewel DEME een wereldspeler is, kan het geen baggerwerken uitvoeren in de VS. Dat ligt aan de Jones Act, een Amerikaanse wet goedgekeurd in 1920.
‘De Jones Act speelt ons parten. We voeren materiaal aan vanuit Amerikaanse havens, maar dat moet gebeuren in schepen met Amerikaanse eigenaars. Dat maakt de logistieke keten uiteraard complexer, en dus ook duurder’
Christopher Iwens,
DEME
“Ik bespaar u de details”, zegt Iwens. “Het komt erop neer dat een schip dat baggerspecie vervoert in de VS, ook in de VS gebouwd én in Amerikaanse handen moet zijn. De DEME-vloot telt honderd verschillende schepen. Je kunt moeilijk verwachten dat DEME, om aan de Jones Act te voldoen, een aparte vloot in de VS laat bouwen, en die dan nog eens onder Amerikaanse controle brengt.”
Het gevolg laat zich raden. “De Amerikaanse baggeraars werken met archaïsche schepen. De DEME-schepen zijn geavanceerde, drijvende fabrieken boordevol elektronische snufjes, want alleen dankzij hyperefficiënte technologie kunnen wij optornen tegen de bikkelharde concurrentie op de wereldmarkt.” Laat het protectionisme de Amerikaanse baggeraars toe hogere prijzen aan te rekenen? Iwens: “Ik ken de prijzen van de Amerikaanse collega’s niet, want we komen ze nooit tegen als concurrent bij internationale aanbestedingen. Dat zegt al genoeg.”
DEME is ook een wereldspeler in de bouw van windturbineparken op zee. “Wij mogen windturbineparken bouwen in Amerikaanse wateren, en dat doen we ook”, zegt Iwens. “Maar ook hier speelt de Jones Act ons parten. Een installatieschip dat ook materiaal vervoert, moet vanuit een buitenlandse haven naar het windturbineproject varen, bijvoorbeeld het Canadese Halifax. We voeren ook materiaal aan vanuit Amerikaanse havens, maar dat moet gebeuren in schepen met Amerikaanse eigenaars. Dat maakt de logistieke keten uiteraard complexer, en dus ook duurder.”
De subsidies
In het kader van de Inflation Reduction Act krijgen groene investeringen in de VS forse steun van de Amerikaanse overheid. Zo ook een investering door het Belgische Syensqo, de producent van gespecialiseerde chemicaliën die vorig jaar afsplitste van de chemiegroep Solvay. Syensqo krijgt 178 miljoen dollar voor de bouw van een nieuwe fabriek in Georgia, die PVDF zal produceren, dat gebruikt wordt in batterijen van elektrische auto’s.
‘Onderschat niet hoezeer het groene bewustzijn wortel geschoten heeft in de Amerikaanse samenleving. Die groene evolutie krijgt een nieuwe president niet meer gekeerd’
Hervé Tiberghien,
Syensqo
Is dat een voorbeeld van hoe de Amerikaanse vetpotten investeringen uit Europa weglokken? Hervé Tiberghien, chief operations officer van Syensqo, zet de puntjes op de i: “We laten investeringsbeslissingen nooit afhangen van subsidies. De nieuwe fabriek in Georgia zal meer dan een miljard dollar kosten. Om zo’n bedrag uit te geven, moet je veel meer redenen hebben dan alleen subsidies. We investeren vooral in de VS, omdat het onze voornaamste markt is, en omdat de Amerikaanse economie al jaren sneller groeit dan de Europese en de Chinese. We hebben 34 productievestigingen in de VS.”
Tiberghien ontkent niet dat het voor Syensqo gemakkelijker werken is in de VS. “De Amerikaanse regelgeving is even uitgebreid als de Europese, maar minder complex, ook al omdat er geen 27 landen telkens weer een vergelijk moeten vinden. Bovendien is de Amerikaanse markt beter beschermd tegen Chinese dumping en zijn de energiekosten er veel lager dan in Europa. Dat laatste betekent niet dat we productie overhevelen van Europa naar de VS. Om onze ecologische voetafdruk te beperken, transporteren we zo weinig mogelijk producten van het ene continent naar het andere.”
Het groene beleid van president Joe Biden komt Syensqo goed uit. Het bedrijf ontwikkelt nogal wat materialen voor gebruik in de groene economie. Als Donald Trump herverkozen wordt en het beleid weer overschakelt op een fossiele economie, wordt dat dan geen streep door de rekening van Syensqo? “Wie het ook wordt, we blijven aan de goede kant van de geschiedenis staan”, zegt Tiberghien. “Wij investeren voor een duurtijd van enkele tientallen jaren. Wij kunnen ons investeringsbeleid onmogelijk laten afhangen van wisselende presidenten. Onderschat ook niet hoezeer het groene bewustzijn wortel geschoten heeft in de Amerikaanse samenleving. Ik heb in de VS gewoond van 2014 tot 2019. Afvalsortering bestond daar toen niet, nu wél. Die groene evolutie krijgt een nieuwe president niet meer gekeerd.”
Het startpunt
“Zo veel mogelijk doen met zo weinig mogelijk geld. Dat is dé truc van de start-up in de VS, althans hier in New York, waar alles verschrikkelijk duur is”, zegt Maxime De Scheemaeker van JuuNoo, de West-Vlaamse producent van demonteerbare kantoorwanden. In de VS gebruikt JuuNoo de kantoorwanden om vergaderruimtes in te richten, zogenoemde meeting booths. “Die booths plaatsen we in open kantoorlandschappen, zodat werknemers ongestoord kunnen vergaderen”, zegt De Scheemaeker. “In New York verkopen we ze aan aanbieders van coworkingruimtes, zoals Industrious. JuuNoo huurt zelf een klein kantoortje bij Industrious. Een dure showroom hoeven dus we niet te betalen, want onze producten staan gewoon te bezichtigen in de coworkingruimte.”
‘De investering in een VS-team schenkt ons veel meer geloofwaardigheid in de markt. Anders ben je toch maar het zoveelste softwarebedrijf uit Europa’
Amaury Hellebuyck,
TechWolf
Intussen heeft JuuNoo vier Amerikaanse medewerkers. Het was niet moeilijk ze te vinden. “Als we een vacature openen, krijgen we binnen drie dagen een honderdtal reacties”, zegt De Scheemaeker. “Aanwervingen zijn een stevige investering. Voor een goede verkoper in de New Yorkse vastgoedsector betaal je al vlug 100.000 à 150.000 dollar per jaar. Maar dankzij het Amerikaanse team is onze omzet verviervoudigd.”
De opzegperiode bij ontslag is heel kort in de VS. “Twee weken, ook al heb je twintig jaar voor het bedrijf gewerkt”, zegt De Scheemaeker. “Dat heeft ook een goede kant. De werknemer kan snel terecht bij een nieuw bedrijf. Daardoor kan ook een ondernemer snel reageren. Deze zomer kreeg JuuNoo opeens een groot project te pakken, en moesten we snel een extra projectmanager aanwerven. Dat is gelukt in een maand. In België heb je zes maanden nodig.”
Voor TechWolf is het Amerikaanse avontuur nog vers. Het Gentse groeibedrijf, dat vaardigheden van werknemers in kaart brengt met behulp van AI, streek pas in september neer in New York, ook al in een coworkingruimte. “Dat valt gemakkelijk te regelen vanuit België”, zegt Amaury Hellebuyck, die deel uitmaakt van het TechWolf-team in New York. “Een eigen kantoor huren vraagt veel meer papperasserij.”
TechWolf had al vijf Amerikaanse klanten. Er bleek marktpotentieel, en daarom besliste het ook fysiek over te stappen naar de VS. “Ons klantenbestand bestaat uit zeer grote bedrijven, waarvan de meeste met hoofdkantoor in New York. We kunnen hier ons kantoor uitlopen en in dezelfde straat vijf tot tien mogelijke klanten bezoeken. Amerikaanse bedrijven zijn ook heel trots op hun land. De investering in een VS-team schenkt ons veel meer geloofwaardigheid. Anders ben je toch maar het zoveelste softwarebedrijf uit Europa. Software verkopen aan de Amerikaanse Fortune 500-bedrijven is een stiel apart. In New York zijn dat soort verkopers gemakkelijker te vinden.”
Ondernemen in de VS, niet voor softies: ‘Krijg je een rekening, betaal dan niet. Wacht tot ze jou bellen’
De goede raad van Sophie Berben, managing director van BelCham (Belgian-American Chamber of Commerce) in New York.
“Amerikanen willen altijd het grootste, het snelste en het beste. Als je dus naar hier komt met een idee voor een onderneming, wees dan zeker van je stuk en bereid er energie in te steken. Amerikanen kunnen heel enthousiast worden over je verhaal, maar opgelet, ze switchen ook heel snel. Komt iemand anders met een beter idee, dan heb jij meteen afgedaan.”
Neem een goede advocaat
“Your lawyer is your best friend. Alles wordt hier vastgelegd in dikke contracten, veel dikker dan in België: verkoopcontracten, servicecontracten, arbeidscontracten… Laat het allemaal goed nalezen door je advocaat. Voor een goede advocaat betaal je al snel 400 dollar per uur. Je komt dus best met een goedgevulde portemonnee naar hier.”
Onderhandel
“Alles is onderhandelbaar, tot de kleinste zaken. Toen ik vergeten was de doktersrekening te betalen voor het hechten van een wondje bij een van onze kinderen, kreeg ik een telefoontje: ‘Als u vandaag nog betaalt, krijgt u 30 procent korting.’ Als Belg zou je dan uit je stoel vallen, voor Amerikanen is dat heel gewoon. Intussen doe ik wat mijn Amerikaanse vrienden mij vertellen: krijg je een rekening, betaal dan niet. Wacht tot ze jou bellen. BelCham heeft hier een coworkingruimte. Als ik een factuur krijg voor een reparatie, heb ik mijn standaardzin klaar: ‘Kun je mij eens uitleggen waarom dat zoveel kost? En kun je daar een korting op geven?’ In negen op de tien gevallen krijg ik een korting. Onderhandelen is hier dagelijkse kost.”
Amerika is België niet
“Laaggeschoolden moeten hier vaak worstelen om te overleven. Kelners in een koffiebar verdienen 2 dollar per uur. De rest moet van fooien komen. Sta je beneden aan de maatschappelijke ladder, dan kun je je doodwerken en nog altijd niet rondkomen. Voor hooggeschoolde of gespecialiseerde werknemers is dat totaal anders, en dat beseffen Belgische bedrijven nog te weinig. Laatst had een Belgische CFO geëist dat de lonen in de Amerikaanse vestiging afgestemd zouden worden op die van het Belgische moederbedrijf. ‘Dat gaan we zeker niet doen”, antwoordde de manager van de Amerikaanse vestiging. ‘Want dan ben ik morgen al mijn personeel kwijt’.”
Amerikanen zijn niet getrouwd met hun werk
“Aanwerven en ontslaan gebeuren hier zeer snel. Ik hoef dus niet lang opgezadeld te zitten met slechte medewerkers. De keerzijde is dat goede werkkrachten heel gemakkelijk weggaan. Je zit midden in een groot project en dan loopt zo’n goede werkkracht je bureau binnen en zegt: “Sorry, I gotta go. Ik heb elders een betere aanbieding.””Voor veel Belgen is hun job een deel van hun leven, zelfs van hun persoonlijkheid. Amerikanen voelen zich veel minder verbonden met hun bedrijf. Ik hoorde een dame vertellen dat haar baas gevraagd had per week een dag meer te komen werken in het kantoor in New York City. Het was voor haar 20 minuten pendelen. Toch was die ene dag haar te veel. Ze nam ontslag. Ze had zeven jaar voor dat bedrijf gewerkt.”
Etaleer je kwaliteiten
“Amerikanen kunnen zich veel beter verkopen dan wij. Belgen zijn opgetrokken uit gedegen ratio en zin voor evenwicht. Bij Amerikanen draait het om pitchen, het etaleren van je kwaliteiten. Dat begint al in het onderwijs. Dat merk ik aan mijn kinderen die hier schoollopen. Ze leren er aan storytelling te doen. Je moet een goed verhaal hebben over jezelf.”
Mijd de politiek
“Donald Trump of Kamala Harris? Over politiek wordt hier weinig gesproken. Het is niet de big topic bij de bedrijven hier. In België kun je nog een stevige discussie hebben over politiek en daarna samen een pint drinken. Dat gaat hier niet. De Amerikaanse politiek is zo gepolariseerd dat het onderwerp gemeden wordt in gesprekken. Ik heb het gevoel dat veel bedrijven in een soort van collectieve ontkenning leven.”
‘Veel strookt niet met de normen en waarden van de Vynckeneers’
Wie de website van Vyncke raadpleegt, stelt iets opmerkelijks vast. Het bedrijf uit Harelbeke, dat installaties bouwt voor de omzetting van biomassa in groene energie, heeft zowat overal in de wereld vestigingen, onder andere in China, Maleisië, Ivoorkust en Brazilië. Maar niet in de VS. “Slechts af en toe doen we een project in de VS”, zegt voorzitter Peter Vyncke. Dat heeft zo zijn redenen. “Ten eerste zet ons bedrijf een alternatief voor fossiele brandstoffen in de markt, maar in de VS zijn olie en gas zeer goedkoop”, zegt Vyncke. “Ten tweede bouwen wij installaties met een levensduur van 25 jaar. We mikken niet op lage investeringskosten, wel op een lage total cost of ownership (die ook operationele en onderhoudskosten over de hele levensduur van de installatie in rekening brengt, nvdr). Veel Amerikaanse ondernemers richten hun bedrijf niet op om het door te geven aan hun kinderen, maar om het vijf jaar later te verkopen tegen veelvoud van de huidige waarde. Zij hebben dus weinig interesse in investeringen in kwaliteit op de lange termijn. Ten derde: biomassa-installaties zijn een risicovolle business. We voelen ons niet aangetrokken tot een markt waar iemand voor de rechtbank dagen uitgegroeid is tot een nationale sport én verdienmodel. Ten vierde hou ik persoonlijk niet van mensen die een koud stuk pizza uit de koelkast in vijf minuten opeten. En ten vijfde: mensen die nog steeds vinden dat je een wapen moet kunnen dragen, vind ik nog heel dicht bij het dierenrijk staan. Dat strookt niet met de normen en waarden. van de Vynckeneers.”
Amerikaanse verkiezingen 2024: lees ons dossier over de VS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier